PROTOTYPES AND ASPECTS
APPERAL PROCESSEN
Moniale term voor confectie industrie:
-situeert zich tussen textiel industrie en retail industrie
Er zijn verschillende stappen/voorbereidingen voor de collectie in de winkel komt:
-1. Collectie definiëren
-2. Styles creëren
-3. Ontwikkeling van prototype
-4. Stalen laten maken
-5. Productie van bestellingen starten
-6. Collecties komen in de winkels terecht
Er is meer nood aan controle en specifiëring doordat de lageloonlanden vaker de producten maakt
Proces van het maken van een product:
-pattern making
-pattern industrialization
-product specs
-prduce proto/samples
-fit sessions
-approval style and fit
-quality control
-pre costing
PRODUCTDEVELOPMENT – PATTTERN
INDUSTRIALIZATION
SNIJPATROON
Industrieel patroon dient als mal bij versnijden van verschillende grondstoffen
Er zijn snijpatronen nodig voor alle grondstoffen
Na het snijpatroon gemaakt is moeten er nog zaken aan toegevoegd worden:
-naadwaardes en zomen om de delen samen te brengen
-belegsels/patten/kleppen/zakdelen om het model te kunnen afwerken
-markeringen om het kledingstuk correct in elkaar te stikken
-nodige informatie op het snijpatroon voor snijzaal
Mallen:
-gebruikt voor het stikken van delen die zeer correct moeten
-gebruikt om de positie aan te geven van een deel
-gebruikt voor het controleren van gestikte onderdelen die niet gemeten kunnen worden
-bestaat uit karton of plastiek
Stansen:
-komt voor wanneer in de snijzaal met een stansmachine wordt gewerkt
, -snijpatroon in metaal die aan randen als mes snijdt zodat snijpatronen door stof gedrukt wordt
-wordt enkel voor standaard producten gebruikt doordat het erg duur is
Naadwaardes:
-afhankelijk van prijskalsse van moden/afwerkingsmethode/stofsoort
-bij duurdere merken zal men rekening houden met zoveel mogelijk retouches (afwerkingen):
-er moet rekening gehouden worden met:
-de grondstof
-de beschikbare machine en hulpstukken
-de kostprijs
-levertermijn
-richting van de belijning
-standaard naadwaarde: 1-1,5 cm
-berekenen van nodige naadwaarde: naadwaarde + dikte weefsel x Pi
-afwijkingen worden bepaald door gekozen afwerking of belijning van patroon:
-wordt aangeduid met een knip op het snijpatroon
-gebogen belijning:
-naadwaarde wordt korter naar gelang de bocht hol of bol wordt
-randafwerkingen:
SOORT RANDAFWERKING FOTO
-zoom met enkele inleg:
betere versteviging/val van kledingstuk door breedere
zoom (bv. 3-4cm)
-zoom met dubbele inleg:
Bv. 2x1cm bij voering
-rolzoom:
Heel kleine randafwerking bv. 2x3mm
-patte:
Breedte patte bepaald door styling model, naad meestal
1cm
-Bies te paard:
Geen naad nodig aangezien de bies op de rand komt
-beleg:
Breedte bepaald door styling model, naad meestal 1cm
-beleg:
Als de boord recht is kan het beleg aangeknipt zijn
-beleg:
Bij een gebogen belijning kan het beleg niet aangeknipt
worden maar werkt men met een apart beleg
-tailleband/moeuwboorden:
Volgens styling, naad meestal 1cm
-naadwaardes die afwijken v.d. standaard:
-gebogen zomen:
Hebben een smalle zoom of andere randafwerking
nodig
-ritsen:
Voorzie min 1,5-2 cm naad
Markeringen:
-indicaties die stikster nodig heeft om model correct te kunnen produceren
, -indicaties zijn zeer belangrijk/enige communicatiemiddel met stikster
-soorten markeringen:
-worden ze aan rand gegeven dan noemt men dat knippen
-worden ze binnenin gegeven dan zijn dat boorgaten
-toepassingen markeringen:
-als indicatie
-waar delen samen moeten komen
-naadwaardes die niet standaard zijn
-waar vorm van richting verandert
-waar onderdelen geplaats moeten worden
-waar een bewerking eindigt
Symbolen:
-noodzakelijk om instructies i.v.m. stof aan te geven
-draadrichting en vleug:
-tijdens het snijden van een kledingstuk moeten we zien dar de stof in de juiste richting wordt geplaatst
-richting is afhankelijk van stofsoort (met vleug of zonder vleug) en soort patroon deel
-draadrichting:
-deel kan op stof in 3 richtingen geplaatst worden:
-rechte draad/tegendraad/biais (schuine draad)
-draadrichting wordt met lijn met pijl aangegeven, pijl komt overeen met rechte draad van stof
-stof met vleug: er wordt 1 pijl naar de zoom getekend
-stof zonder vleug: er wordt een pijl langs beide kanten getekend <--->
-stofvouw:
-wordt op half patroon getekend die tegen de stofvouw gelegd moet worden (dubbelgevouwen stof)
-opengevouwen stof (toegepast in productie en bij het snijden met een cutter)
-dubbelgevouwen stof (toegepast bij manueel snijder van maatwerk of proto’s)
-rondgebreide stof (toegepast bij tricot omdat deze meestal rondgebreid is)
APPERAL PROCESSEN
Moniale term voor confectie industrie:
-situeert zich tussen textiel industrie en retail industrie
Er zijn verschillende stappen/voorbereidingen voor de collectie in de winkel komt:
-1. Collectie definiëren
-2. Styles creëren
-3. Ontwikkeling van prototype
-4. Stalen laten maken
-5. Productie van bestellingen starten
-6. Collecties komen in de winkels terecht
Er is meer nood aan controle en specifiëring doordat de lageloonlanden vaker de producten maakt
Proces van het maken van een product:
-pattern making
-pattern industrialization
-product specs
-prduce proto/samples
-fit sessions
-approval style and fit
-quality control
-pre costing
PRODUCTDEVELOPMENT – PATTTERN
INDUSTRIALIZATION
SNIJPATROON
Industrieel patroon dient als mal bij versnijden van verschillende grondstoffen
Er zijn snijpatronen nodig voor alle grondstoffen
Na het snijpatroon gemaakt is moeten er nog zaken aan toegevoegd worden:
-naadwaardes en zomen om de delen samen te brengen
-belegsels/patten/kleppen/zakdelen om het model te kunnen afwerken
-markeringen om het kledingstuk correct in elkaar te stikken
-nodige informatie op het snijpatroon voor snijzaal
Mallen:
-gebruikt voor het stikken van delen die zeer correct moeten
-gebruikt om de positie aan te geven van een deel
-gebruikt voor het controleren van gestikte onderdelen die niet gemeten kunnen worden
-bestaat uit karton of plastiek
Stansen:
-komt voor wanneer in de snijzaal met een stansmachine wordt gewerkt
, -snijpatroon in metaal die aan randen als mes snijdt zodat snijpatronen door stof gedrukt wordt
-wordt enkel voor standaard producten gebruikt doordat het erg duur is
Naadwaardes:
-afhankelijk van prijskalsse van moden/afwerkingsmethode/stofsoort
-bij duurdere merken zal men rekening houden met zoveel mogelijk retouches (afwerkingen):
-er moet rekening gehouden worden met:
-de grondstof
-de beschikbare machine en hulpstukken
-de kostprijs
-levertermijn
-richting van de belijning
-standaard naadwaarde: 1-1,5 cm
-berekenen van nodige naadwaarde: naadwaarde + dikte weefsel x Pi
-afwijkingen worden bepaald door gekozen afwerking of belijning van patroon:
-wordt aangeduid met een knip op het snijpatroon
-gebogen belijning:
-naadwaarde wordt korter naar gelang de bocht hol of bol wordt
-randafwerkingen:
SOORT RANDAFWERKING FOTO
-zoom met enkele inleg:
betere versteviging/val van kledingstuk door breedere
zoom (bv. 3-4cm)
-zoom met dubbele inleg:
Bv. 2x1cm bij voering
-rolzoom:
Heel kleine randafwerking bv. 2x3mm
-patte:
Breedte patte bepaald door styling model, naad meestal
1cm
-Bies te paard:
Geen naad nodig aangezien de bies op de rand komt
-beleg:
Breedte bepaald door styling model, naad meestal 1cm
-beleg:
Als de boord recht is kan het beleg aangeknipt zijn
-beleg:
Bij een gebogen belijning kan het beleg niet aangeknipt
worden maar werkt men met een apart beleg
-tailleband/moeuwboorden:
Volgens styling, naad meestal 1cm
-naadwaardes die afwijken v.d. standaard:
-gebogen zomen:
Hebben een smalle zoom of andere randafwerking
nodig
-ritsen:
Voorzie min 1,5-2 cm naad
Markeringen:
-indicaties die stikster nodig heeft om model correct te kunnen produceren
, -indicaties zijn zeer belangrijk/enige communicatiemiddel met stikster
-soorten markeringen:
-worden ze aan rand gegeven dan noemt men dat knippen
-worden ze binnenin gegeven dan zijn dat boorgaten
-toepassingen markeringen:
-als indicatie
-waar delen samen moeten komen
-naadwaardes die niet standaard zijn
-waar vorm van richting verandert
-waar onderdelen geplaats moeten worden
-waar een bewerking eindigt
Symbolen:
-noodzakelijk om instructies i.v.m. stof aan te geven
-draadrichting en vleug:
-tijdens het snijden van een kledingstuk moeten we zien dar de stof in de juiste richting wordt geplaatst
-richting is afhankelijk van stofsoort (met vleug of zonder vleug) en soort patroon deel
-draadrichting:
-deel kan op stof in 3 richtingen geplaatst worden:
-rechte draad/tegendraad/biais (schuine draad)
-draadrichting wordt met lijn met pijl aangegeven, pijl komt overeen met rechte draad van stof
-stof met vleug: er wordt 1 pijl naar de zoom getekend
-stof zonder vleug: er wordt een pijl langs beide kanten getekend <--->
-stofvouw:
-wordt op half patroon getekend die tegen de stofvouw gelegd moet worden (dubbelgevouwen stof)
-opengevouwen stof (toegepast in productie en bij het snijden met een cutter)
-dubbelgevouwen stof (toegepast bij manueel snijder van maatwerk of proto’s)
-rondgebreide stof (toegepast bij tricot omdat deze meestal rondgebreid is)
