1. Module FdA1 Notions d’économie Générale
Français Néerlandais
La satisfaction de leurs besoins matériels Het voldoen aan hun materiële behoeften
Des biens réels Goederen
Des services Diensten
Distinctions Onderscheidingen
Les besoins primaires De primaire behoeften
Les besoins secondaires De secundaire behoeften
Les besoins économiques De economische behoeften
Les besoins non économiques De niet-economische behoeften
Les biens De goederen
Services marchands (=payants) Verhandelbare diensten/ betalende goederen
Services non marchands (=gratuits) Niet verhandelbare diensten/ vrije goederen
Les biens naturels/libres Natuurlijke / vrije goederen
Quantité illimitée Ongelimiteerde hoeveelheid
Les biens non naturels/économiques Niet natuurlijke goederen
Les biens durables Duurzame goederen
Les biens semi-durables Half-duurzame goederen
Les biens non durables Niet-duurzame goederen
Les biens de consommation Consumptiegoederen
Les biens de production Productiegoederen
Les biens intermédiaires Intermediaire goederen
Les biens complémentaires Aanvullende goederen
Déprécient Afschrijven
Amortir Afschrijven
Dépréciation Afschrijving
Les biens substituables Substitueerbare goederen
De production (la) Productie
De consommation (la) Consumptie
De répartition = de redistribution des revenus Verdeling – inkomensherverdeling
Les entreprises Bedrijven
Les ménages Huishoudens
Les institutions financières Financiële instellingen
Les administrations publiques Overheidsdiensten
Les institutions à but non lucratif Instellingen zonder winstoogmerk VZW
Profit Winst
Le reste du monde De rest van de wereld
Les ressources naturelles Natuurlijke hulpbronnen
La population active (occupée) De beroepsbevolking (bezet)
Plein emploi Volledige werkgelegenheid
Chômage Werkloosheid
Les secteurs d’activité Actieve sectoren
L’exploitation agricole Landbouw
L’entreprise artisanale Het ambachtelijke bedrijf
L’entreprise industrielle De industriële onderneming
L’entreprise commerciale De commerciële onderneming
L’entreprise de services Het servicebedrijf
Le capital technique Het technisch kapitaal
Le capital fixe Vast kapitaal
,Le capital circulant Vlottend kapitaal
Les revenus primaires Het primaire inkomen
Le salaire De salaris
Les revenus du patrimoine ou du capital De inkomsten uit aandeelhouders of kapitaal
Perçus Waargenomen
Le loyer De huur
Le fermage De pacht
L’intérêt De rente
Le dividende Het dividend
Les revenus mixtes De gemengde inkomens
Le profit De winst
Les honoraires De vergoedingen/kosten
Les revenus de transfert ou les revenus sociaux Overdrachtsinkomen of sociale inkomen
Une allocation familiale Een kinderbijslag
Une allocation de chômage Een werkloosheidsuitkering
Une pension de retraite Een rustpensioen
Consommer Verbruiken
Consommation Consumptie
Des investissements De investeringen
Bénéfices Voordelen
Main d’ouvre Werkkracht
Épargner Sparen
Economiser Besparen
Investir Investeren
Les prêts Leningen
Répartir Toekennen/Toewijzen
Embaucher Aannemen
La vente De verkoop
Richesse Rijkdom
Impôts Belastingen
Frais bancaires Bankkosten
Frais de gestions Beheerskosten
Emprunter Lenen
Cotisations sociales Sociale premies
Taxes Belastingen
Dons Giften
Redistribution Herverdeling
Subvention Subsidie
Circuler (Circulant) Circuleren
Dépenser Besteden
Se déprécier Afschrijven
Acquérir Verwerven
, 2. Module FdA 2 Se presenter
Français Néerlandais
Pendant le week-end Tijdens het weekend
À Gand In Gent
Faire la navette Pendelen
Les transports en commun Het openbaar Vervoer
La gare Treinstation
La station Metrostation
L’arrêt De halte
Je recommence/redouble/bisse mon année Ik doe mijn jaar opnieuw
L’option De optie
La spécialisation De specialisatie
La filière De sector
PME KMO management
Pratique du droit Rechtspraktijk
Management international Internationaal ondernemen
Marketing Marketing
Finance (et) assurances Financie- en verzekeringswezen
Comptabilité-fiscalité Boekhouden-Fiscaliteit
Les études De studies
Une étude Een onderzoek
Équipe Team
Pendant mon temps libre Tijdens mijn vrije tijd
Mes loisirs, mes passe-temps Mijn hobby’s
Je l’ai vu à la télé Ik heb het op televisie gezien
J’ai regardé Game of Thrones hier Ik heb gisteren naar Game of Thrones gekeken
Je l’ai entendu à la radio Ik heb het op de radio gehoord
J’ai écouté une chanson Ik heb naar een liedje geluisterd
Des films d’aventure Avonturistische films
Des comédies (romantiques) (Romantische) komedies
Des thrillers Trillers
Des films d’action Actiefilms
Des films d’horreur Horrorfilms
J’aime assister à des concerts Ik hou om naar concerten te gaan
Des bandes dessinées De stripverhalen
Des jeux de société De gezelschapsspellen
J’ai un job d’étudiant Ik ben een jobstudent
Pendant les vacances Tijdens de vakantie
J’aime faire la fête Ik hou ervan om te feesten
Fêter = célébrer Vieren
Français Néerlandais
La satisfaction de leurs besoins matériels Het voldoen aan hun materiële behoeften
Des biens réels Goederen
Des services Diensten
Distinctions Onderscheidingen
Les besoins primaires De primaire behoeften
Les besoins secondaires De secundaire behoeften
Les besoins économiques De economische behoeften
Les besoins non économiques De niet-economische behoeften
Les biens De goederen
Services marchands (=payants) Verhandelbare diensten/ betalende goederen
Services non marchands (=gratuits) Niet verhandelbare diensten/ vrije goederen
Les biens naturels/libres Natuurlijke / vrije goederen
Quantité illimitée Ongelimiteerde hoeveelheid
Les biens non naturels/économiques Niet natuurlijke goederen
Les biens durables Duurzame goederen
Les biens semi-durables Half-duurzame goederen
Les biens non durables Niet-duurzame goederen
Les biens de consommation Consumptiegoederen
Les biens de production Productiegoederen
Les biens intermédiaires Intermediaire goederen
Les biens complémentaires Aanvullende goederen
Déprécient Afschrijven
Amortir Afschrijven
Dépréciation Afschrijving
Les biens substituables Substitueerbare goederen
De production (la) Productie
De consommation (la) Consumptie
De répartition = de redistribution des revenus Verdeling – inkomensherverdeling
Les entreprises Bedrijven
Les ménages Huishoudens
Les institutions financières Financiële instellingen
Les administrations publiques Overheidsdiensten
Les institutions à but non lucratif Instellingen zonder winstoogmerk VZW
Profit Winst
Le reste du monde De rest van de wereld
Les ressources naturelles Natuurlijke hulpbronnen
La population active (occupée) De beroepsbevolking (bezet)
Plein emploi Volledige werkgelegenheid
Chômage Werkloosheid
Les secteurs d’activité Actieve sectoren
L’exploitation agricole Landbouw
L’entreprise artisanale Het ambachtelijke bedrijf
L’entreprise industrielle De industriële onderneming
L’entreprise commerciale De commerciële onderneming
L’entreprise de services Het servicebedrijf
Le capital technique Het technisch kapitaal
Le capital fixe Vast kapitaal
,Le capital circulant Vlottend kapitaal
Les revenus primaires Het primaire inkomen
Le salaire De salaris
Les revenus du patrimoine ou du capital De inkomsten uit aandeelhouders of kapitaal
Perçus Waargenomen
Le loyer De huur
Le fermage De pacht
L’intérêt De rente
Le dividende Het dividend
Les revenus mixtes De gemengde inkomens
Le profit De winst
Les honoraires De vergoedingen/kosten
Les revenus de transfert ou les revenus sociaux Overdrachtsinkomen of sociale inkomen
Une allocation familiale Een kinderbijslag
Une allocation de chômage Een werkloosheidsuitkering
Une pension de retraite Een rustpensioen
Consommer Verbruiken
Consommation Consumptie
Des investissements De investeringen
Bénéfices Voordelen
Main d’ouvre Werkkracht
Épargner Sparen
Economiser Besparen
Investir Investeren
Les prêts Leningen
Répartir Toekennen/Toewijzen
Embaucher Aannemen
La vente De verkoop
Richesse Rijkdom
Impôts Belastingen
Frais bancaires Bankkosten
Frais de gestions Beheerskosten
Emprunter Lenen
Cotisations sociales Sociale premies
Taxes Belastingen
Dons Giften
Redistribution Herverdeling
Subvention Subsidie
Circuler (Circulant) Circuleren
Dépenser Besteden
Se déprécier Afschrijven
Acquérir Verwerven
, 2. Module FdA 2 Se presenter
Français Néerlandais
Pendant le week-end Tijdens het weekend
À Gand In Gent
Faire la navette Pendelen
Les transports en commun Het openbaar Vervoer
La gare Treinstation
La station Metrostation
L’arrêt De halte
Je recommence/redouble/bisse mon année Ik doe mijn jaar opnieuw
L’option De optie
La spécialisation De specialisatie
La filière De sector
PME KMO management
Pratique du droit Rechtspraktijk
Management international Internationaal ondernemen
Marketing Marketing
Finance (et) assurances Financie- en verzekeringswezen
Comptabilité-fiscalité Boekhouden-Fiscaliteit
Les études De studies
Une étude Een onderzoek
Équipe Team
Pendant mon temps libre Tijdens mijn vrije tijd
Mes loisirs, mes passe-temps Mijn hobby’s
Je l’ai vu à la télé Ik heb het op televisie gezien
J’ai regardé Game of Thrones hier Ik heb gisteren naar Game of Thrones gekeken
Je l’ai entendu à la radio Ik heb het op de radio gehoord
J’ai écouté une chanson Ik heb naar een liedje geluisterd
Des films d’aventure Avonturistische films
Des comédies (romantiques) (Romantische) komedies
Des thrillers Trillers
Des films d’action Actiefilms
Des films d’horreur Horrorfilms
J’aime assister à des concerts Ik hou om naar concerten te gaan
Des bandes dessinées De stripverhalen
Des jeux de société De gezelschapsspellen
J’ai un job d’étudiant Ik ben een jobstudent
Pendant les vacances Tijdens de vakantie
J’aime faire la fête Ik hou ervan om te feesten
Fêter = célébrer Vieren
