HOOFDSTUK 2: HANDELEN EN ICF
1. Handelen?
Wat is ergotherapie? We maken het handelen terug mogelijk.
Wat is handelen? Handelen is zeer breed.
Iemand helpen/ondersteunen. Bv; iemand een arm geven voor steun.
communiceren. Bv; praten, antwoorden.
Iemand iets aanleren.
Vb; zelfstandig eten – uit bed komen – trappen nemen, veters strikken –, ...
Al die activiteiten zijn onderdeel van de rol die iemand vervult en geven
betekenis aan het leven van mensen. Door te handelen doen mensen mee in de
maatschappij/participeren in de samenleving.
handelen = kerndomein van de ergotherapie.
Zelfstandig = je neemt de beslissingen niet zelf, maar je kan het wel uitvoeren.
Iemand kan zelfstandig zijn met hulp van hulpmiddelen of
aanpassingen/compensatie = anders doen dan normaal.
Autonoom = je kan zelf beslissingen maken en voert ze ook uit.
Handelen/occupation:
1. Occupation: dagelijks handelen (– ADL activiteiten = activiteiten uit het
dagelijks leven) = de uitvoering van activiteiten en taken dat doelgericht is,
plaats vindt in de context & gerelateerd is aan de ervaring en de betekenis die
de persoon eraan geeft.
2. Co-occupatief: occupation die door minstens 2 personen samen wordt
uitgevoerd waarbij gemeenschappelijke ervaringen, interesses, waarden of
doelen worden gedeeld.
3. Collective occupation: Occupation die worden uitgevoerd door individuen,
groepen of gemeenschappen in dagelijkse contexten, waarbij persoonlijke
capaciteiten, tijd, hulpbronnen & energie worden ingezet voor een hoger,
gemeenschappelijk doel -> vaak leidend tot sociale cohesie en inclusie.
1.1 Dimensies van het handelen
Activiteit geconnecteerd met participatie.
Dimensies -> vastgesteld obv de betekenis die
mensen aan bepaalde activiteiten geven. Doordat
mensen iets doen (doing) kunnen zij zich
ontwikkelen (becoming) en ‘zijn’ zij iemand (being).
Being: identiteit & rol = aspecten die een relatie
hebben met de dimensie ‘zijn’.
, door het doen (doing) hebben mensen namelijk ook het gevoel dat zij tot een
bepaalde groep behoren of willen behoren (belonging).
1.2 Kernelementen
PEO-model = personal, environment and occupation:
1. Persoon
2. Context
3. Activiteit
We kunnen aan alle elementen iets doen.
inventariseren (classificatie) -> bepalen doel.
2. ICF – ICIDH2
I = international
C = classification
I = impairments (stoornissen)
D = disabillity
H = handicap
ICF helpt je biopsychosociale
visie te bewaken.
classificatie.
Anatomische eigenschap -> plaats in de ruimte. Bv; been = anatomische
eigenschap -> stoornis van de anatomische eigenschap = been verliezen ->
probleem in de rollen van het functioneren/participeren.
Externe factoren -> aanpassingen. Bv; aangepaste toiletten.
Stoornis -> beperking -> handicap (SBH - IDH).
! Niet altijd rechtlijnig -> iemand kan ook moeilijkheden hebben met
participeren, maar is daarom niet ziek.
Terugbetaling rolstoel -> vertrekt vanuit SBH.
Dit is het probleem – dit zijn de mogelijkheden.
ICF -> status praesens = wat is de status van de patiënt op het huidige
moment. Hoe is het nu?
Anamnese = terugkijken, verleden.
Belrai = systeem dat je opvolgt
van de wieg tot het graf ->
gegevens: ouderenzorg & fysieke Gezondheidstoestand
revalidatie.
1. Handelen?
Wat is ergotherapie? We maken het handelen terug mogelijk.
Wat is handelen? Handelen is zeer breed.
Iemand helpen/ondersteunen. Bv; iemand een arm geven voor steun.
communiceren. Bv; praten, antwoorden.
Iemand iets aanleren.
Vb; zelfstandig eten – uit bed komen – trappen nemen, veters strikken –, ...
Al die activiteiten zijn onderdeel van de rol die iemand vervult en geven
betekenis aan het leven van mensen. Door te handelen doen mensen mee in de
maatschappij/participeren in de samenleving.
handelen = kerndomein van de ergotherapie.
Zelfstandig = je neemt de beslissingen niet zelf, maar je kan het wel uitvoeren.
Iemand kan zelfstandig zijn met hulp van hulpmiddelen of
aanpassingen/compensatie = anders doen dan normaal.
Autonoom = je kan zelf beslissingen maken en voert ze ook uit.
Handelen/occupation:
1. Occupation: dagelijks handelen (– ADL activiteiten = activiteiten uit het
dagelijks leven) = de uitvoering van activiteiten en taken dat doelgericht is,
plaats vindt in de context & gerelateerd is aan de ervaring en de betekenis die
de persoon eraan geeft.
2. Co-occupatief: occupation die door minstens 2 personen samen wordt
uitgevoerd waarbij gemeenschappelijke ervaringen, interesses, waarden of
doelen worden gedeeld.
3. Collective occupation: Occupation die worden uitgevoerd door individuen,
groepen of gemeenschappen in dagelijkse contexten, waarbij persoonlijke
capaciteiten, tijd, hulpbronnen & energie worden ingezet voor een hoger,
gemeenschappelijk doel -> vaak leidend tot sociale cohesie en inclusie.
1.1 Dimensies van het handelen
Activiteit geconnecteerd met participatie.
Dimensies -> vastgesteld obv de betekenis die
mensen aan bepaalde activiteiten geven. Doordat
mensen iets doen (doing) kunnen zij zich
ontwikkelen (becoming) en ‘zijn’ zij iemand (being).
Being: identiteit & rol = aspecten die een relatie
hebben met de dimensie ‘zijn’.
, door het doen (doing) hebben mensen namelijk ook het gevoel dat zij tot een
bepaalde groep behoren of willen behoren (belonging).
1.2 Kernelementen
PEO-model = personal, environment and occupation:
1. Persoon
2. Context
3. Activiteit
We kunnen aan alle elementen iets doen.
inventariseren (classificatie) -> bepalen doel.
2. ICF – ICIDH2
I = international
C = classification
I = impairments (stoornissen)
D = disabillity
H = handicap
ICF helpt je biopsychosociale
visie te bewaken.
classificatie.
Anatomische eigenschap -> plaats in de ruimte. Bv; been = anatomische
eigenschap -> stoornis van de anatomische eigenschap = been verliezen ->
probleem in de rollen van het functioneren/participeren.
Externe factoren -> aanpassingen. Bv; aangepaste toiletten.
Stoornis -> beperking -> handicap (SBH - IDH).
! Niet altijd rechtlijnig -> iemand kan ook moeilijkheden hebben met
participeren, maar is daarom niet ziek.
Terugbetaling rolstoel -> vertrekt vanuit SBH.
Dit is het probleem – dit zijn de mogelijkheden.
ICF -> status praesens = wat is de status van de patiënt op het huidige
moment. Hoe is het nu?
Anamnese = terugkijken, verleden.
Belrai = systeem dat je opvolgt
van de wieg tot het graf ->
gegevens: ouderenzorg & fysieke Gezondheidstoestand
revalidatie.