D1 Marktvraag De kandidaat kan in contexten herkennen, begrijpen en toepassen:
1.1 Hoe via een verschuiving langs de collectieve vraaglijn een prijsverandering leidt tot een verandering van
de gevraagde hoeveelheid.
De individuele prijs wordt bepaald door
- Individuele voorkeuren
- Beschikbaar budget
- Exogene factoren
- Substitueerbare producten
- Complementaire producten
Als de prijs van het product verandert, zal er een verschuiving langs de vraaglijn plaatsvinden. De vraaglijn zelf verandert
niet.
1.2 Hoe een verandering in inkomen, behoeften, prijzen van andere producten of het aantal vragers leidt tot
een verschuiving van de collectieve vraaglijn. (alleen verbaal en grafisch, niet rekenkundig)
Vraaglijnen kunnen ook verschuiven. Dit komt door
- Verandering van de voorkeuren van de vragers
- Verandering van het budget van de vragers
- Verandering in het aantal vragers
- Prijsverandering van substitutiegoederen
- Prijsverandering van complementaire goederen
D2 Marktaanbod De kandidaat kan in contexten herkennen, begrijpen en toepassen:
2.1 Hoe via een verschuiving langs de collectieve aanbodlijn een prijsverandering leidt tot een verandering
van de aangeboden hoeveelheid.
De verschuiving van de collectieve aanbodlijn wordt bepaald door 4 factoren
- Toe- en uittreding op de markten
- Verandering van de kostprijs van het product
- Ingrijpen door de overheid
- Technologische ontwikkeling
De prijs beïnvloedt de collectieve aanbodlijn op een andere manier dan de 4 factoren. Als de prijs verandert, zal er een
verschuiving langs de aanbodlijn plaatsvinden. Als het namelijk duurder wordt, zal er meer worden aangeboden. Als het
goedkoper wordt zal er juist minder worden aangeboden, omdat ze niet voor weinig willen verkopen.
2.2 Hoe een verandering van de prijzen van productiefactoren, technologische ontwikkeling, natuurlijke
omstandigheden of het aantal aanbieders leidt tot een verschuiving van de collectieve aanbodlijn. (alleen
verbaal en grafisch, niet rekenkundig)
Door de 4 factoren is er sprake van een verschuiving. Bij technologische ontwikkeling zal de kostprijs per product dalen.
- Technologische ontwikkeling zorgt dus voor een lagere kostprijs per product, meer aanbod en dus een
verschuiving naar rechts.
- Ingrijpen door de overheid, zoals accijns zullen de kostprijs duurder maken. Subsidies zijn juist overheidssteun,
waarbij producten meer geld krijgen als ze meer produceren. Hierdoor verschuift de lijn naar rechts
D3 Marktmechanisme De kandidaat kan in contexten herkennen, begrijpen en toepassen:
3.1 Het marktmodel:
𝑄𝑣 = 𝑎𝑃 + 𝑏 met 𝑎 < 0 𝑄𝑎 = 𝑐𝑃 + 𝑑 met 𝑐 > 0
Waarbij:
- 𝑄𝑣 = gevraagde hoeveelheid
- 𝑄𝑎 = aangeboden hoeveelheid
- 𝑃 = marktprijs a, b, c, d zijn constanten
- Evenwicht indien 𝑄𝑣 = 𝑄𝑎
, 3.2 Hoe op een markt van volledige mededinging / volkomen concurrentie de prijs tot stand komt via het
marktmechanisme.
op de markt van volkomen concurrentie is er geen sprake van dat iedereen individueel invloed heeft op de marktprijs. Daar
zijn te veel aanbieders voor. De prijs wordt bepaald door vraag en aanbod. Je individuele prijs kan je wel voor lager
aanbieden om meer te verkopen.
3.3 Hoe op een markt van volledige mededinging / volkomen concurrentie veranderingen in de collectieve
vraag en/of het collectieve aanbod resulteren in een nieuw marktevenwicht.
Omdat er vrije toetreding is kunnen er steeds nieuwe ondernemers bijkomen waardoor er juist meer aanbod is.
D4 Marktvormen De kandidaat kan in contexten herkennen, begrijpen en toepassen:
4.1 Begrippen voor de beschrijving van marktvormen (marktkenmerken):
4.2 Het aan de hand van marktkenmerken indelen van marktvormen:
4.3 Of de producent hoeveelheidsaanpasser / prijsnemer is of (beperkt) prijszetter
Volkomen Monopolie Oligopolie Monopolistische
concurrentie concurrentie
Aantal aanbieders Veel Eén Enkele Veel
Aantal vragers Veel Veel Veel Veel
Soort product Homogeen homogeen Homogeen en Heterogeen
heterogeen
Mogelijkheid tot Makkelijk Moeilijk of zelfs Moeilijk Makkelijk
toetreding onmogelijk
Invloed op de prijs Geen, aanbieders zijn prijszetter Veel invloed, er zijn Gering. Iedere
prijsnemers enkele aanbieders aanbieder heeft een
die prijszetters zijn eigen product, maar
die lijken toch op
elkaar
D5 Kostenstructuur en opbrengsten De kandidaat kan in contexten herkennen, begrijpen en
toepassen:
5.1 Begrippen voor de beschrijving van kostenstructuur en opbrengsten van ondernemingen:
afzet (q en Q)
omzet / totale opbrengsten (TO)
verkoopprijs (P) / gemiddelde opbrengst (GO)
marginale opbrengst (MO)
(gemiddelde) constante kosten (GCK/CK),
(gemiddelde) variabele kosten (GVK/VK),
(gemiddelde) totale kosten (GTK/TK),
marginale kosten (MK)
proportioneel, progressief en degressief
5.2 Het verloop van de marginale kosten in geval van proportioneel, progressief of degressief variabele
kosten.
Proportionele variabele kosten De gemiddelde variabele kosten de marginale kosten zijn constant
blijven constant
Progressieve variabele kosten De gemiddelde variabele kosten De marginale kosten nemen toe
nemen toe naarmate Q stijgt naarmate Q stijgt
Degressieve variabele kosten De gemiddelde variabele kosten De marginale kosten nemen af
nemen af naarmate Q stijgt naarmate Q stijgt
1.1 Hoe via een verschuiving langs de collectieve vraaglijn een prijsverandering leidt tot een verandering van
de gevraagde hoeveelheid.
De individuele prijs wordt bepaald door
- Individuele voorkeuren
- Beschikbaar budget
- Exogene factoren
- Substitueerbare producten
- Complementaire producten
Als de prijs van het product verandert, zal er een verschuiving langs de vraaglijn plaatsvinden. De vraaglijn zelf verandert
niet.
1.2 Hoe een verandering in inkomen, behoeften, prijzen van andere producten of het aantal vragers leidt tot
een verschuiving van de collectieve vraaglijn. (alleen verbaal en grafisch, niet rekenkundig)
Vraaglijnen kunnen ook verschuiven. Dit komt door
- Verandering van de voorkeuren van de vragers
- Verandering van het budget van de vragers
- Verandering in het aantal vragers
- Prijsverandering van substitutiegoederen
- Prijsverandering van complementaire goederen
D2 Marktaanbod De kandidaat kan in contexten herkennen, begrijpen en toepassen:
2.1 Hoe via een verschuiving langs de collectieve aanbodlijn een prijsverandering leidt tot een verandering
van de aangeboden hoeveelheid.
De verschuiving van de collectieve aanbodlijn wordt bepaald door 4 factoren
- Toe- en uittreding op de markten
- Verandering van de kostprijs van het product
- Ingrijpen door de overheid
- Technologische ontwikkeling
De prijs beïnvloedt de collectieve aanbodlijn op een andere manier dan de 4 factoren. Als de prijs verandert, zal er een
verschuiving langs de aanbodlijn plaatsvinden. Als het namelijk duurder wordt, zal er meer worden aangeboden. Als het
goedkoper wordt zal er juist minder worden aangeboden, omdat ze niet voor weinig willen verkopen.
2.2 Hoe een verandering van de prijzen van productiefactoren, technologische ontwikkeling, natuurlijke
omstandigheden of het aantal aanbieders leidt tot een verschuiving van de collectieve aanbodlijn. (alleen
verbaal en grafisch, niet rekenkundig)
Door de 4 factoren is er sprake van een verschuiving. Bij technologische ontwikkeling zal de kostprijs per product dalen.
- Technologische ontwikkeling zorgt dus voor een lagere kostprijs per product, meer aanbod en dus een
verschuiving naar rechts.
- Ingrijpen door de overheid, zoals accijns zullen de kostprijs duurder maken. Subsidies zijn juist overheidssteun,
waarbij producten meer geld krijgen als ze meer produceren. Hierdoor verschuift de lijn naar rechts
D3 Marktmechanisme De kandidaat kan in contexten herkennen, begrijpen en toepassen:
3.1 Het marktmodel:
𝑄𝑣 = 𝑎𝑃 + 𝑏 met 𝑎 < 0 𝑄𝑎 = 𝑐𝑃 + 𝑑 met 𝑐 > 0
Waarbij:
- 𝑄𝑣 = gevraagde hoeveelheid
- 𝑄𝑎 = aangeboden hoeveelheid
- 𝑃 = marktprijs a, b, c, d zijn constanten
- Evenwicht indien 𝑄𝑣 = 𝑄𝑎
, 3.2 Hoe op een markt van volledige mededinging / volkomen concurrentie de prijs tot stand komt via het
marktmechanisme.
op de markt van volkomen concurrentie is er geen sprake van dat iedereen individueel invloed heeft op de marktprijs. Daar
zijn te veel aanbieders voor. De prijs wordt bepaald door vraag en aanbod. Je individuele prijs kan je wel voor lager
aanbieden om meer te verkopen.
3.3 Hoe op een markt van volledige mededinging / volkomen concurrentie veranderingen in de collectieve
vraag en/of het collectieve aanbod resulteren in een nieuw marktevenwicht.
Omdat er vrije toetreding is kunnen er steeds nieuwe ondernemers bijkomen waardoor er juist meer aanbod is.
D4 Marktvormen De kandidaat kan in contexten herkennen, begrijpen en toepassen:
4.1 Begrippen voor de beschrijving van marktvormen (marktkenmerken):
4.2 Het aan de hand van marktkenmerken indelen van marktvormen:
4.3 Of de producent hoeveelheidsaanpasser / prijsnemer is of (beperkt) prijszetter
Volkomen Monopolie Oligopolie Monopolistische
concurrentie concurrentie
Aantal aanbieders Veel Eén Enkele Veel
Aantal vragers Veel Veel Veel Veel
Soort product Homogeen homogeen Homogeen en Heterogeen
heterogeen
Mogelijkheid tot Makkelijk Moeilijk of zelfs Moeilijk Makkelijk
toetreding onmogelijk
Invloed op de prijs Geen, aanbieders zijn prijszetter Veel invloed, er zijn Gering. Iedere
prijsnemers enkele aanbieders aanbieder heeft een
die prijszetters zijn eigen product, maar
die lijken toch op
elkaar
D5 Kostenstructuur en opbrengsten De kandidaat kan in contexten herkennen, begrijpen en
toepassen:
5.1 Begrippen voor de beschrijving van kostenstructuur en opbrengsten van ondernemingen:
afzet (q en Q)
omzet / totale opbrengsten (TO)
verkoopprijs (P) / gemiddelde opbrengst (GO)
marginale opbrengst (MO)
(gemiddelde) constante kosten (GCK/CK),
(gemiddelde) variabele kosten (GVK/VK),
(gemiddelde) totale kosten (GTK/TK),
marginale kosten (MK)
proportioneel, progressief en degressief
5.2 Het verloop van de marginale kosten in geval van proportioneel, progressief of degressief variabele
kosten.
Proportionele variabele kosten De gemiddelde variabele kosten de marginale kosten zijn constant
blijven constant
Progressieve variabele kosten De gemiddelde variabele kosten De marginale kosten nemen toe
nemen toe naarmate Q stijgt naarmate Q stijgt
Degressieve variabele kosten De gemiddelde variabele kosten De marginale kosten nemen af
nemen af naarmate Q stijgt naarmate Q stijgt