Vragenlijstenonderzoek
Kenmerken van vragenlijsten
Wat is enquêteren?
1.2 Wanneer bevraag je een respondent ahv een gesloten vragenlijst?
Voor alles wat je niet kunt observeren:
o Attitudes (iemands houding)
Vb: Ik hou van Brugge.
o Opinies (iemands mening)
Vb: Brugge is een echte studentenstad.
o Gevoelens
Vb: Ik voel me ‘s avonds veilig in Brugge.
o Gedachten
Vb: Ik denk dat Bruggelingen geen besef hebben van hoe het er in een
grootstad als Brussel aan toe gaat.
o Kennis
Vb: Hoe vaak vindt de Brugse Triënnale plaats?
o Omstandigheden
Vb: Ik zit op kot in Brugge/pendel naar Brugge...
o Gedragsintenties
Vb: Ik ben van plan om binnen de week, maand, jaar... Brugge te
bezoeken
o Gedragsmotieven
Vb: Ik ga niet op kot in Brugge omwille van...
o Bepaalde vormen van gedrag die moeilijk te observeren zijn (privésfeer,
sociaal onwenselijk gedrag...)
1.3 Enquête vs. Interview; kwantitatief vs kwalitatief onderzoek
Kenmerken vragenlijsten met gesloten vragen
, o Groot aantal respondenten
o Veel voorkennis nodig
Zowel voor het formuleren van de vragen als voor
antwoordmogelijkheden!
Tip: kan eventueel obv kwalitatief onderzoek!
o Vaste vragen en antwoorden
Voor iedereen hetzelfde (tenzij: routings – cf.verder)
o Snelle en systematische registratie van de antwoorden
o Statistische analyse: snel en (relatief) eenvoudig
1.4 Welke soorten enquêtes zijn er?
Schriftelijke of mondelinge afname?
o Mondelinge afname: face to face, telefonisch of via internet (Skype, chat, …)
o Schriftelijke afname: versturen, mailen/web of groep
Keuze:
o Afhankelijk van tijd en budget
o Soorten en aantal vragen (cf. open, ingewikkelde, privé-vragen)
o Controlemogelijkheden (cf. wie ingevuld, onvolledigheid...)
o Non-respons
Zowel mbt. deelname (cf. ook selectiviteit)
Als niet invullen van vragen
1.5 Voor-en nadelen van enquêtes?
Toenemende mate van non-respons (en zelfselectie!)
o Vooral kwetsbare groepen
o Mogelijkheid kan zijn antwoorden van die groep zwaarder te laten meetellen
Betrouwbaarheid en validiteit
o Van de vragenlijst zelf (zie verder in de slides)
o Door het antwoordpatroon van de mensen zelf:
Gebrekkige zelfkennis
Selectief geheugen
Antwoordtendensen
Sociale wenselijkheid: zich beter/normaler voordoen dan men
is (‘faking’)
Satisficing: weinig moeite doen, snel invullen (ook: snel
tevreden zijn met het resultaat -> ‘satisfy’ + ‘suffice’)
Hoe antwoordtendensen voorkomen en herkennen?
Satisficing
o Preventief
Reversed items invoeren biedt een oplossing hiervoor
Af en toe eens een item vervangen door “Dit is een testvraag: duid nu
‘akkoord’ aan”
o Opsporen
Overdreven vaak hetzelfde antwoord, ook waar dat inhoudelijk niet
logisch is
Gevaar bij grid-/matrix-vragen (zie verder)
, Te snel ingevuld (digitaal makkelijk op te sporen ahv reactietijden)
Sociale wenselijkheid
o Preventief
Design van vragen en antwoordmogelijkheden aanpassen (cf. verder)
o Opsporen
Steeds de veilige/neutrale middencategorie kiezen
Antwoordpatroon op een toegevoegde leugenschaal vb: “Ik lieg nooit”
2. Hoe vertaal ik een abstract begrip in meetbare indicatoren?
2.1 Operationaliseren
Feiten = empirische constructen
o Directe meting
o Het begrip zelf = de operationalisering
o Bv. Welke krant leest u?
o Bv. Hoeveel minuten per dag leest u de krant?
o Bv. Welk deel van de krant leest u eerst?
Abstracte begrippen = hypothetische constructen
o Indirecte meting
o Meetbaar maken = operationaliseren
o Vertalen in empirische indicatoren
o Vragen = items
o Bv. Hoe gemotiveerd bent u om de krant te lezen?
o Bv. Hoe betrokken bent u op de onderwerpen die u in de krant leest?
o Bv. Is er een verband met intelligentie, perfectionisme, persoonlijkheid...?
2.2 Hoe definieer ik begrippen?
Literatuurstudie = warm water niet uitvinden!
Vakwoordenboeken (niet: van Daele!!), handboeken
o Bv. Pesten: Va, Daele
o Bv. link
2.3 Hebben de begrippen (sub)-dimensies?
Zie opnieuw: vakliteratuur
Kenmerken van vragenlijsten
Wat is enquêteren?
1.2 Wanneer bevraag je een respondent ahv een gesloten vragenlijst?
Voor alles wat je niet kunt observeren:
o Attitudes (iemands houding)
Vb: Ik hou van Brugge.
o Opinies (iemands mening)
Vb: Brugge is een echte studentenstad.
o Gevoelens
Vb: Ik voel me ‘s avonds veilig in Brugge.
o Gedachten
Vb: Ik denk dat Bruggelingen geen besef hebben van hoe het er in een
grootstad als Brussel aan toe gaat.
o Kennis
Vb: Hoe vaak vindt de Brugse Triënnale plaats?
o Omstandigheden
Vb: Ik zit op kot in Brugge/pendel naar Brugge...
o Gedragsintenties
Vb: Ik ben van plan om binnen de week, maand, jaar... Brugge te
bezoeken
o Gedragsmotieven
Vb: Ik ga niet op kot in Brugge omwille van...
o Bepaalde vormen van gedrag die moeilijk te observeren zijn (privésfeer,
sociaal onwenselijk gedrag...)
1.3 Enquête vs. Interview; kwantitatief vs kwalitatief onderzoek
Kenmerken vragenlijsten met gesloten vragen
, o Groot aantal respondenten
o Veel voorkennis nodig
Zowel voor het formuleren van de vragen als voor
antwoordmogelijkheden!
Tip: kan eventueel obv kwalitatief onderzoek!
o Vaste vragen en antwoorden
Voor iedereen hetzelfde (tenzij: routings – cf.verder)
o Snelle en systematische registratie van de antwoorden
o Statistische analyse: snel en (relatief) eenvoudig
1.4 Welke soorten enquêtes zijn er?
Schriftelijke of mondelinge afname?
o Mondelinge afname: face to face, telefonisch of via internet (Skype, chat, …)
o Schriftelijke afname: versturen, mailen/web of groep
Keuze:
o Afhankelijk van tijd en budget
o Soorten en aantal vragen (cf. open, ingewikkelde, privé-vragen)
o Controlemogelijkheden (cf. wie ingevuld, onvolledigheid...)
o Non-respons
Zowel mbt. deelname (cf. ook selectiviteit)
Als niet invullen van vragen
1.5 Voor-en nadelen van enquêtes?
Toenemende mate van non-respons (en zelfselectie!)
o Vooral kwetsbare groepen
o Mogelijkheid kan zijn antwoorden van die groep zwaarder te laten meetellen
Betrouwbaarheid en validiteit
o Van de vragenlijst zelf (zie verder in de slides)
o Door het antwoordpatroon van de mensen zelf:
Gebrekkige zelfkennis
Selectief geheugen
Antwoordtendensen
Sociale wenselijkheid: zich beter/normaler voordoen dan men
is (‘faking’)
Satisficing: weinig moeite doen, snel invullen (ook: snel
tevreden zijn met het resultaat -> ‘satisfy’ + ‘suffice’)
Hoe antwoordtendensen voorkomen en herkennen?
Satisficing
o Preventief
Reversed items invoeren biedt een oplossing hiervoor
Af en toe eens een item vervangen door “Dit is een testvraag: duid nu
‘akkoord’ aan”
o Opsporen
Overdreven vaak hetzelfde antwoord, ook waar dat inhoudelijk niet
logisch is
Gevaar bij grid-/matrix-vragen (zie verder)
, Te snel ingevuld (digitaal makkelijk op te sporen ahv reactietijden)
Sociale wenselijkheid
o Preventief
Design van vragen en antwoordmogelijkheden aanpassen (cf. verder)
o Opsporen
Steeds de veilige/neutrale middencategorie kiezen
Antwoordpatroon op een toegevoegde leugenschaal vb: “Ik lieg nooit”
2. Hoe vertaal ik een abstract begrip in meetbare indicatoren?
2.1 Operationaliseren
Feiten = empirische constructen
o Directe meting
o Het begrip zelf = de operationalisering
o Bv. Welke krant leest u?
o Bv. Hoeveel minuten per dag leest u de krant?
o Bv. Welk deel van de krant leest u eerst?
Abstracte begrippen = hypothetische constructen
o Indirecte meting
o Meetbaar maken = operationaliseren
o Vertalen in empirische indicatoren
o Vragen = items
o Bv. Hoe gemotiveerd bent u om de krant te lezen?
o Bv. Hoe betrokken bent u op de onderwerpen die u in de krant leest?
o Bv. Is er een verband met intelligentie, perfectionisme, persoonlijkheid...?
2.2 Hoe definieer ik begrippen?
Literatuurstudie = warm water niet uitvinden!
Vakwoordenboeken (niet: van Daele!!), handboeken
o Bv. Pesten: Va, Daele
o Bv. link
2.3 Hebben de begrippen (sub)-dimensies?
Zie opnieuw: vakliteratuur