Zinsleer: lagere school
Het benoemen van alle zinsdelen in de zin: samenvattend kader
Sleutelvragen
1. Over wie of wat wordt er in de zin iets gezegd? Wie doet er iets? Wie is of wordt er
iets?
Wat wordt er over het onderwerp gezegd? Wat is de rest van de zin?
2. Welk woord is de persoonsvorm in de zin? Maak een ja-neevraag. Het eerste
woord is de pv.
3. Welke woorden zeggen wat het onderwerp doet of wat ermee gebeurt?
Welke woorden zeggen wat het onderwerp is of wordt?
4. Welke woorden geven een antwoord op de vragen:
- wat, wie, aan wie of voor wie
- wanneer, waar, hoe, waarmee, waardoor
Klassieke zinsleer
, Woordleer: lagere school of klassieke woordleer
woordsoort terminologie lagere school
zelfstandig naamwoord naamwoord
zelfstandig naamwoord
bepaald en onbepaald lidwoord lidwoord
bijvoeglijk naamwoord bijvoeglijk naamwoord
(hoewoord niet in leerplan)
Werkwoord werkwoord
(doewoord niet in leerplan)
Telwoord ----- ( alleen toepassing)
Voorzetsel ----- ( alleen toepassing)
voornaamwoord verwijswoord
Bijwoord verwijswoord, signaalwoord
voegwoord signaalwoord,
Zelfstandige naamwoorden
1. concrete z.n. soortnamen eigennamen
persoonsnamen Mama Annelies
Lerares De Backer
diernamen Tijger Minoes
voorwerpsnamen
zeekoe Samson
zaaknamen Trap Antwerpen
ster Luik
Diamant
stofnamen Hout
Gebergte Ardennen
verzamelnamen Dozijn De Pyreneeën
Vraag tijd
Hoogte
2. abstracte z.n. (kan je niet vastpakken)
Het benoemen van alle zinsdelen in de zin: samenvattend kader
Sleutelvragen
1. Over wie of wat wordt er in de zin iets gezegd? Wie doet er iets? Wie is of wordt er
iets?
Wat wordt er over het onderwerp gezegd? Wat is de rest van de zin?
2. Welk woord is de persoonsvorm in de zin? Maak een ja-neevraag. Het eerste
woord is de pv.
3. Welke woorden zeggen wat het onderwerp doet of wat ermee gebeurt?
Welke woorden zeggen wat het onderwerp is of wordt?
4. Welke woorden geven een antwoord op de vragen:
- wat, wie, aan wie of voor wie
- wanneer, waar, hoe, waarmee, waardoor
Klassieke zinsleer
, Woordleer: lagere school of klassieke woordleer
woordsoort terminologie lagere school
zelfstandig naamwoord naamwoord
zelfstandig naamwoord
bepaald en onbepaald lidwoord lidwoord
bijvoeglijk naamwoord bijvoeglijk naamwoord
(hoewoord niet in leerplan)
Werkwoord werkwoord
(doewoord niet in leerplan)
Telwoord ----- ( alleen toepassing)
Voorzetsel ----- ( alleen toepassing)
voornaamwoord verwijswoord
Bijwoord verwijswoord, signaalwoord
voegwoord signaalwoord,
Zelfstandige naamwoorden
1. concrete z.n. soortnamen eigennamen
persoonsnamen Mama Annelies
Lerares De Backer
diernamen Tijger Minoes
voorwerpsnamen
zeekoe Samson
zaaknamen Trap Antwerpen
ster Luik
Diamant
stofnamen Hout
Gebergte Ardennen
verzamelnamen Dozijn De Pyreneeën
Vraag tijd
Hoogte
2. abstracte z.n. (kan je niet vastpakken)