Thema 3: Psychoanalytische
benadering
Leerdoelen + antwoorden
IN PSYCHOANALYSE IS ONBEWUSTE BELANGRIJKSTE KRACHTBRON VAN GEDRAG
1. Je legt met eigen woorden de uitgangspunten uit + vergelijkt die uitgangspunten met die van
andere psychologische benaderingen + duidt verschillen & gelijkenissen aan
4 uitgangspunten:
A. Ons gedrag, gevoelens, gedachten & interacties w bep. door ons onbewuste
—> ons leven beheerst door irrationele & onbewuste wensen, angsten &
verlangens
—> onbewust
—> Freud: gedragingen niet zelf sturen
> focust op innerlijke + onbewuste processen
> Freud vroeger: hypnose om onbewuste nr boven te doen komen
> Freud nu: vrije associatie
B. Ons gedrag, gevoelens, gedachten & interacties w bep. door onze ervaringen uit 1ste
levensjaar
—> persoonlijkheid bepaald door vroegere kinderjaren + wijze waarop we als kind
psycho-seksuele ontw. doormaakten
—> thema’s uit kindertijd (con icten & problemen, relatievormen & patronen),
nemen we mee in later leven
—> hoeft niet echt gebeurt te zijn, kan ook met fantasie
—> OVERDRACHT: patiënt —> hulpv.
—> TEGENOVERDRACHT: hulpv. —> patiënt
> onbewuste herkenning van moeder/vader in de ander
C. Psychoanalytische benadering gaat uit van con ictmodel
—> ons gedrag… bep. door innerlijke con icten
—> existentiële vragen: niet op te lossen
—> con ict: perverse wens & verlangens met idealen & normen
> weten dat handelen niet juist is, maar toch doen
> bv. Ik zie een mooie jongen, grijp ik hem vast of niet
—> con ict: libidineuze verlangens & doodsverlangens
> we zoeken spanning, mr vinden genot in ontladen vn spanning
> bv. Ik hou van horror, maar ik haat het
D. Psychoanalytische benadering gaat uit van casestudy’s om aan wetenschap te doen
—> hoe & waarom van gedragingen begrijpen o.b.v grondige & langdurige analyse
—> x: statisch meten & zoeken nr algemene wetmatigheden
—> ✓: begrijpen & stelt individuele voorop
—> psychoanalyse = idiogra sch
> = verschijnselen verklaren in termen vn unieke wetmatigheden
1
fl fi fl flfl
, —> psychoanalytici botst met wetenschap
2. Je herkent de uitgangspunten van psychoanalytische benadering in persoonlijkheidstheorie &
motivatietheorie van Freud
Persoonlijkheidstheorie Motivatietheorie
5 fasen: elke fase gekoppeld aan erogene zone Motivatietheorie = hedonistische theorie
1. Orale —> menselijk gedrag bep. door vinden plezier &
2. Anale vermijden pijn
3. Fallische
4. Genitale
persoonlijkh. situeert zich in onbewuste Driften
Ontw. Crisis Freud wilt meeste fundamentele drijvende krachten
✓: fase 1 —> fase 2 = cruciaal blootleggen
X: fase 1 —> fase 2
= blijven hangen
= ontw. crisis
Regressie Doel menselijk gedrag:
= terugvallen op vroegere ontwikkelingsfase Vinden vn genot
= ego valt terug op wat in verleden succes was
Persoonlijkheidstypologie Motivatietheorie = driftreductie theorie
✓: ≠ tussen mensen beschrijven & verklaren —> mensen voortdurend op zoek nr bevredigen
X: objectieve omschrijving persoonlijkh. driften
Niet bevredigen —> (psychische) problemen
Persoonlijkheidstheorie Energiemodel Helmholtz:
✓: idiogra sch fysische energie gaat niet verloren, wel:
X: nomothetisch -> verplaatst w
-> vn vorm veranderen
-> afgeleid w
3. Je bespreekt genuanceerd een aantal kritische bedenkingen bij de psychoanalytische
benadering
- benadering = niet wetenschappelijk
—> weigeren om theorieën emperisch te valideren
- cultuurgebonden: er wordt verwezen nr victoriaanse moraal
- Freud = panseksualist
4. Je geeft in grote lijnen de geschiedenis van de psychoanalytische benadering weer
- Freud: persoonlijkheidstheorie & motivatietheorie
- Jung en Adler (= 2 leerlingen vn Freud)
—> Jung: archetypes
—> Adler: streven naar macht was belangrijker dan seksuele drift om te begrijpen
waarom iemand zich op bep. manier gedroeg
- Anna Freud: theorie afweermechanismen
- Bowlby: hechtingstheorie
2
fi
benadering
Leerdoelen + antwoorden
IN PSYCHOANALYSE IS ONBEWUSTE BELANGRIJKSTE KRACHTBRON VAN GEDRAG
1. Je legt met eigen woorden de uitgangspunten uit + vergelijkt die uitgangspunten met die van
andere psychologische benaderingen + duidt verschillen & gelijkenissen aan
4 uitgangspunten:
A. Ons gedrag, gevoelens, gedachten & interacties w bep. door ons onbewuste
—> ons leven beheerst door irrationele & onbewuste wensen, angsten &
verlangens
—> onbewust
—> Freud: gedragingen niet zelf sturen
> focust op innerlijke + onbewuste processen
> Freud vroeger: hypnose om onbewuste nr boven te doen komen
> Freud nu: vrije associatie
B. Ons gedrag, gevoelens, gedachten & interacties w bep. door onze ervaringen uit 1ste
levensjaar
—> persoonlijkheid bepaald door vroegere kinderjaren + wijze waarop we als kind
psycho-seksuele ontw. doormaakten
—> thema’s uit kindertijd (con icten & problemen, relatievormen & patronen),
nemen we mee in later leven
—> hoeft niet echt gebeurt te zijn, kan ook met fantasie
—> OVERDRACHT: patiënt —> hulpv.
—> TEGENOVERDRACHT: hulpv. —> patiënt
> onbewuste herkenning van moeder/vader in de ander
C. Psychoanalytische benadering gaat uit van con ictmodel
—> ons gedrag… bep. door innerlijke con icten
—> existentiële vragen: niet op te lossen
—> con ict: perverse wens & verlangens met idealen & normen
> weten dat handelen niet juist is, maar toch doen
> bv. Ik zie een mooie jongen, grijp ik hem vast of niet
—> con ict: libidineuze verlangens & doodsverlangens
> we zoeken spanning, mr vinden genot in ontladen vn spanning
> bv. Ik hou van horror, maar ik haat het
D. Psychoanalytische benadering gaat uit van casestudy’s om aan wetenschap te doen
—> hoe & waarom van gedragingen begrijpen o.b.v grondige & langdurige analyse
—> x: statisch meten & zoeken nr algemene wetmatigheden
—> ✓: begrijpen & stelt individuele voorop
—> psychoanalyse = idiogra sch
> = verschijnselen verklaren in termen vn unieke wetmatigheden
1
fl fi fl flfl
, —> psychoanalytici botst met wetenschap
2. Je herkent de uitgangspunten van psychoanalytische benadering in persoonlijkheidstheorie &
motivatietheorie van Freud
Persoonlijkheidstheorie Motivatietheorie
5 fasen: elke fase gekoppeld aan erogene zone Motivatietheorie = hedonistische theorie
1. Orale —> menselijk gedrag bep. door vinden plezier &
2. Anale vermijden pijn
3. Fallische
4. Genitale
persoonlijkh. situeert zich in onbewuste Driften
Ontw. Crisis Freud wilt meeste fundamentele drijvende krachten
✓: fase 1 —> fase 2 = cruciaal blootleggen
X: fase 1 —> fase 2
= blijven hangen
= ontw. crisis
Regressie Doel menselijk gedrag:
= terugvallen op vroegere ontwikkelingsfase Vinden vn genot
= ego valt terug op wat in verleden succes was
Persoonlijkheidstypologie Motivatietheorie = driftreductie theorie
✓: ≠ tussen mensen beschrijven & verklaren —> mensen voortdurend op zoek nr bevredigen
X: objectieve omschrijving persoonlijkh. driften
Niet bevredigen —> (psychische) problemen
Persoonlijkheidstheorie Energiemodel Helmholtz:
✓: idiogra sch fysische energie gaat niet verloren, wel:
X: nomothetisch -> verplaatst w
-> vn vorm veranderen
-> afgeleid w
3. Je bespreekt genuanceerd een aantal kritische bedenkingen bij de psychoanalytische
benadering
- benadering = niet wetenschappelijk
—> weigeren om theorieën emperisch te valideren
- cultuurgebonden: er wordt verwezen nr victoriaanse moraal
- Freud = panseksualist
4. Je geeft in grote lijnen de geschiedenis van de psychoanalytische benadering weer
- Freud: persoonlijkheidstheorie & motivatietheorie
- Jung en Adler (= 2 leerlingen vn Freud)
—> Jung: archetypes
—> Adler: streven naar macht was belangrijker dan seksuele drift om te begrijpen
waarom iemand zich op bep. manier gedroeg
- Anna Freud: theorie afweermechanismen
- Bowlby: hechtingstheorie
2
fi