H3 Behaviorisme
3.1 Structuur van dit thema
3 visies op leren: behaviorisme, cognitivisme en constructivisme.
Wetenschappelijke behaviorisme: Pavlov en Skinner
Van leren naar instructie: gedrag, formuleren van leerdoelen en
feedback --) direct instruction.
3.3.3 Pavlov
= klassieke conditionering (vorm van leren). Middels een neutrale prikkel
(stimulus) te koppelen aan een stimulus --) leidt tot een reflex.
1. ongeconditioneerde stimulus --) ongeconditioneerde reactie: iets
wat vanzelf gebeurd.
2. conditionering plaats
3. geconditioneerde stimulus --) geconditioneerde reactie.
3.3.7 Skinner
Situering en leren.
= operante conditionering. Ontstaan van observeerbare
gedragsverandering. Oftewel alleen observeerbaar gedrag kan worden
bestudeerd.
Centraal staat wat er gebeurd naar de respons --) Consequentie //
reinforcer of bekrachtiger.
Hierdoor leert iemand --) operante leren.
Werkt volgens contingentieprincipes: gedrag en bekrachtiging en tijd en
ruimte voldoende bij elkaar moeten liggen.
Belangrijke aspecten:
Nadruk op gedrag
Positief bekrachtigen
Belang van geven van terugkoppeling
Bekrachtigers (reinforcers)
Materiele (extrinstiek) of intrensiek
Postief (positive reinforcers) of negatief (negative reinforcers)
Extinctie: weglaten van positieve bekrachtigers leidt tot afname van het
minder gewenste gedrag.
1
,Instructieproces: prompting --) chaining --) shaping.
Promting: voordoen en beschrijven van gewenst gedrag. Mag enkel
nadat een lerende eerst heeft geprobeerd, anders worden ze
afhankelijk van prompts
o Vorm van Scaffolding --) constructivisme
Chaining: uitwerken van gedragsketen --) eenduidige en
eenvoudige stappen achter elkaar uitvoeren
o Verwachtingen duidelijk voor lerende
Shaping: gedrag dat enigszins in de richting gaat van gewenst
gedrag wordt direct positief bekrachtigd. Vindt plaats in
deelstappen (bekrachtingsschema’s) oftewel schedules of
reinforcement. Van belang om eerst aan functionele analyse vaan
het gewenst gedrag te maken --) taakanalyse.
o Successieve approximatie
Visie op instructie.
Instructie bouwt voort op contingenties of reinforcement waarvoor je
nodig hebt:
Situatie waarin het gedrag zich kan/zal voordoen
Gedrag zelf
Plannen van consequenties bij het gedrag --) bekrachtigers of
reinforcers
Bekrachtiging moet systematisch en consequent volgen bij het optreden
van elk gewenst gedrag --) contingent!
Pavlov: Skinner:
2
, Richt zich op onvrijwillig, Verzwakken of versterken van
automatisch gedrag door het vrijwillig gedrag middels het
toevoegen van een neutraal toepassen van bekrachtiging of
signaal (stimules) wat zorgt voor straf na een specifieke gedraging.
een bepaald reflex.
3.4.1 Gedrag
Instructie is succesvol wanneer we observeerbaar gedrag uitlokken.
Actief manipuleren van objecten en construeren van structuren.
Info welke wordt verwerkt door de hersenen --) eerst encoderen via
zintuigen --) zintuigelijke informatie verwerven via motorische
activiteit.
o Meer richting cognitivisme.
3.4.2 Leerdoelen
Leerdoelen niet gericht op leerstof en leerinhoud maar op concrete
gedragsdoelen.
Behavioristische leerdoelen zijn gedetailleerd:
concrete inhoud, gewenste observeerbaar gedrag, concrete criteria
die helpen te bepalen of gewenst gedrag is bereikt.
o Criteria --) gericht op inhoud of kenmerken van gewenst
gedrag.
Taxonomieën: ordeningssystemen voor instructieverantwoordelijke
m.b.t. leerdoelen en het vaststellen van het beheersingsniveau
- Relatie tussen de opeenvolgende categorieën is hiërarchisch --)
onderliggende categorie moet men beheersen alvorens de
volgende categorie te kunnen ontwikkelen.
De Block.
3
3.1 Structuur van dit thema
3 visies op leren: behaviorisme, cognitivisme en constructivisme.
Wetenschappelijke behaviorisme: Pavlov en Skinner
Van leren naar instructie: gedrag, formuleren van leerdoelen en
feedback --) direct instruction.
3.3.3 Pavlov
= klassieke conditionering (vorm van leren). Middels een neutrale prikkel
(stimulus) te koppelen aan een stimulus --) leidt tot een reflex.
1. ongeconditioneerde stimulus --) ongeconditioneerde reactie: iets
wat vanzelf gebeurd.
2. conditionering plaats
3. geconditioneerde stimulus --) geconditioneerde reactie.
3.3.7 Skinner
Situering en leren.
= operante conditionering. Ontstaan van observeerbare
gedragsverandering. Oftewel alleen observeerbaar gedrag kan worden
bestudeerd.
Centraal staat wat er gebeurd naar de respons --) Consequentie //
reinforcer of bekrachtiger.
Hierdoor leert iemand --) operante leren.
Werkt volgens contingentieprincipes: gedrag en bekrachtiging en tijd en
ruimte voldoende bij elkaar moeten liggen.
Belangrijke aspecten:
Nadruk op gedrag
Positief bekrachtigen
Belang van geven van terugkoppeling
Bekrachtigers (reinforcers)
Materiele (extrinstiek) of intrensiek
Postief (positive reinforcers) of negatief (negative reinforcers)
Extinctie: weglaten van positieve bekrachtigers leidt tot afname van het
minder gewenste gedrag.
1
,Instructieproces: prompting --) chaining --) shaping.
Promting: voordoen en beschrijven van gewenst gedrag. Mag enkel
nadat een lerende eerst heeft geprobeerd, anders worden ze
afhankelijk van prompts
o Vorm van Scaffolding --) constructivisme
Chaining: uitwerken van gedragsketen --) eenduidige en
eenvoudige stappen achter elkaar uitvoeren
o Verwachtingen duidelijk voor lerende
Shaping: gedrag dat enigszins in de richting gaat van gewenst
gedrag wordt direct positief bekrachtigd. Vindt plaats in
deelstappen (bekrachtingsschema’s) oftewel schedules of
reinforcement. Van belang om eerst aan functionele analyse vaan
het gewenst gedrag te maken --) taakanalyse.
o Successieve approximatie
Visie op instructie.
Instructie bouwt voort op contingenties of reinforcement waarvoor je
nodig hebt:
Situatie waarin het gedrag zich kan/zal voordoen
Gedrag zelf
Plannen van consequenties bij het gedrag --) bekrachtigers of
reinforcers
Bekrachtiging moet systematisch en consequent volgen bij het optreden
van elk gewenst gedrag --) contingent!
Pavlov: Skinner:
2
, Richt zich op onvrijwillig, Verzwakken of versterken van
automatisch gedrag door het vrijwillig gedrag middels het
toevoegen van een neutraal toepassen van bekrachtiging of
signaal (stimules) wat zorgt voor straf na een specifieke gedraging.
een bepaald reflex.
3.4.1 Gedrag
Instructie is succesvol wanneer we observeerbaar gedrag uitlokken.
Actief manipuleren van objecten en construeren van structuren.
Info welke wordt verwerkt door de hersenen --) eerst encoderen via
zintuigen --) zintuigelijke informatie verwerven via motorische
activiteit.
o Meer richting cognitivisme.
3.4.2 Leerdoelen
Leerdoelen niet gericht op leerstof en leerinhoud maar op concrete
gedragsdoelen.
Behavioristische leerdoelen zijn gedetailleerd:
concrete inhoud, gewenste observeerbaar gedrag, concrete criteria
die helpen te bepalen of gewenst gedrag is bereikt.
o Criteria --) gericht op inhoud of kenmerken van gewenst
gedrag.
Taxonomieën: ordeningssystemen voor instructieverantwoordelijke
m.b.t. leerdoelen en het vaststellen van het beheersingsniveau
- Relatie tussen de opeenvolgende categorieën is hiërarchisch --)
onderliggende categorie moet men beheersen alvorens de
volgende categorie te kunnen ontwikkelen.
De Block.
3