Samenvatting sport +

SPORT +
BOOGSCHIETEN

VERSCHILLENDE ONDERDELEN VAN EEN BOOG

Top en peesgleuf



Bovenste werparm



Pijlensteun



A = middenstuk

B = venster




VERSCHILLENDE SOORTEN BOGEN


COMPOUND BOOG (KATROLBOOG)
- Pees loopt over verschillende wielen.
- De aantrek gebeurt met dezelfde inspanning.
- Het doortrekken word gereduceerd door de vorm van
de wielen (katrolsysteem) tot ongeveer de helft en
meer.




MODERNE INITIATIEBOGEN (CYCLOPE)
- De pijl word weggeschoten vanuit een soort venster boven het
handvat.
- Deze boog kan door zowel linkse als rechtse schutters gebruikt
worden.

BOOGSCHIETEN

,PIJLEN
- Fiberglas, alluminium
- Gebruik steeds pijlen die niet beschadigd zijn. Fiberglaspijlen kunnen
barsten waardoor er gevaar bestaat tot het slijten van de pijlen.
- Zorg dat de pijlen voldoende lang zijn.

BLAZOEN
- Blazoen = doel
- Gebruik een groot blazoen (voor beginners 80cm – 80cm voor 30 –
50m)
- Afstand ongeveer 8 meter.
- Als ze het al beter kunnen kan je overgaan op een kleiner blazoen.
(60cm – 60cm voor 25m)  pas je afstand dan aan naar 10m – 12m.

BESCHERMINGEN
Tab- en armbescherming is niet perse noodzakelijk, dit kan wel
aangewezen zijn. Wie een blauwe arm krijgt beslist meestal dat de sport
niets voor hen is.

PIJLKOKER
Niet noodzakelijk, kan wel helpen bij een initiatie. Beschermt ook de pijlen
goed.

VIA WAT KAN JE MATERIAAL AANKOPEN?

- Initiatiekoffer via handboogliga, dit kan ook gehuurd worden.
- Eigen aankoop bv. bij decathlon.
- Clubs
- Sportcentra, blose
- Uitleendienst provinciale sportdienst.

METHODEN


VEILIGHEID EN OPSTELLEN DOEL
Baken eventueel het terrein af met lint en waarschuwingsborden. Zorg dat
niemand op het terrein terecht komt tijdens het schieten. De doelen
moeten veilig en stevig opgesteld worden, eventueel laag bij de grond.
Doordat deze laag bij de grond staat zullen de pijlen die het doel missen
niet ver weg zijn. Het plaatsen van een pijlenopvangnet is ideaal.

Veiligheidsregels:

, - Boog nooit aantrekken zonder pijl.
- Steeds naar het doel richten, niet andersom.
- Schiet vanaf schietlijn, 1 voet voor en 1 voet achter.
- Enkel schietlijn passeren als instructeur dit toelaat.
- Een pijl die valt laat je liggen.
- Niet schutters blijven achter de schietlijn, 3 meter.
- De instructeur geeft het sein om de pijlen te halen.
- Nooit lopen naar het doel bij het halen van de pijlen.
- Bij het trekken van de pijlen nooit achter de pijl staan.




INITIATIE
Dit is afhankelijk van aantal deelnemers, tijd, ruimte, etc.

Wat moet er zeker zijn?

- 8 Meter vanaf doel schieten
- Één lijn voorzien
- Blazoen zo groot mogelijk
- Geen vizier
- Degelijk materiaal

Na een kennismaking leer je de kinderen de eerste technieken.

- Je schetst een korte historie
- Blazoen word verkleind naar een 25 meter blazoen
- Per initiator slechts 15 leerlingen
- 3 pijlen van dezelfde orde
- ‘Master eye’ bepalen
- Afstand vergroten:
o Van 8 naar 10 meter
o Van 10 naar 12 meter
- Als je meerdere lessen geeft kan je een fiche gebruiken om te
noteren wat al lukt en niet, per leerling
- Beloning: je kan aan het einde van de les een wedstrijdje houden

SPELVORMEN
- Schieten op ballonnen: vanwege het ‘knal’-effect heeft dit steeds
succes
- Schieten volgens kleuren: kleuren uitsluiten of niet, de initiator kan
dan welke kleur ze net wel of net niet moeten raken
- Duelsysteem: ze staan dan rechtstreeks tegen hun tegenspeler

, - Teamschieten: bij twee doelen kan je met twee teams werken en
dan bijvoorbeeld kijken welk team het meeste pijlen in het rode
krijgt

Hier horen basisregels bij:

- Plezier is een basisvereiste!
- Zorg ervoor dat ook de mindere schutters kansen krijgen,
wedstrijdjes zijn leuk maar mindere schutters zullen er snel uit
liggen en dus minder schietkansen hebben
- Planning is cruciaal! Als er teveel moet gewacht worden verdwijnt de
interesse
- Straal sportsfeer uit, kom in sportkleren, correct taalgebruik, fris en
monter imago, etc.

TECHNIEK – 10 BASISSTAPPEN

1) De stand
 Voeten recht
 Zet een voet voor en na de schietlijn
 Zet je voeten op schouderbreedte
 Ontspan
2) De vingerplaatsing
 Drie vingers (wijs-, midden- en ringvinger)
 Op 2/3 cm onder de keep
 Haak de pees tussen het 1ste en 2de kootje van de vinger
3) Het plaatsen van de booghand
 De druk van de boog word opgevangen met de muis van de
booghand
 Ontspan je vingers, de bovenkant van de hand is 45 graden
met de boog
 De duim en wijsvinger raken elkaar ontspannen aan
4) Het strekken van de boogarm
 Boogarm op schouderhoogte
 Draai elleboog weg van de pees
5) Het uittrekken van de boog
 Zorg voor een rechte horizontale lijn naar het ankerpunt
 Voorarm trekarm ligt in het verlengde van de pijl
 Je trekt met je rugspieren, schouderbladen bewegen naar
elkaar toe
 Sta ontspannen recht op
 Schouders zo laag mogelijk houden
6) Het ankeren
 Duim trekhand naar binnen geplooid
 Wijsvinger trekhand onder het kraakbeen geplaatst