Reader Trampoline
Het arrangeren van springsituaties met gebruik van de trampoline
Opzetten van de trampoline
- Poten uitklappen (eerst bovenste daarna onderste poten)
- Trampoline kantelen
- Poten naar buiten
- Hefboomconstructie
- Wielstel verwijderen
- Uitklappen van het uiteinde
- Steunstangen aan de poten bevestigen
- Controle!
Controle voor gebruik
- Zitten de borg elastieken van de steunpoten vast
- Zitten de framebedekkingen goed over de veren
- Zitten de rubberen steunpunten onder de poten op de juiste plaats
- Zijn de spanners van de kettingen strak aangedraaid
- Zitten er uitstekende pinnen/schroeven aan het frame
Beveiliging tijdens het gebruik
Verschillende manieren:
1. Rondom 6 leerlingen als helpers. 2 per lange zijde en 1 per korte zijde. Altijd met het gezicht
op de springer gericht blijven, met de handen op de rand gesteund. minimaal 6 helpers
behalve bij ander arrangement.
2. Korte zijden beveiligt met een dikke mat op 2 kasten ondersteund, aan beide lange zijden 2
helpers. niemand mag op de dikke mat gaan zitten!
3. Bij meerdere landingsmatten: trampoline in de hoek van de zaal en muur afschermen door
rechtopstaande matten.
Belangrijke regels:
- Springen op sokken of schoenen.
- Op- en afstappen moet via het frame gaan. Bijv.: eerst op het frame zitten en vervolgens eraf.
OF gehurkt ervan af waarbij de trampoline wordt vastgehouden OF een vaste op- en
afstapplaats maken. (stoel)
- Volgende springer mag pas wanneer voorgaande springer op de grond staat.
- Staat de trampoline onbewaakt in de zaal, vouw dan 1 kant in.
- Het doel om het plafond te raken moet altijd verboden worden.
Het introduceren van deelnemers in het herhaald rechtstandig springen m.b.v. een trampoline
1. Herhaald rechtstandig springen m.b.v. de trampoline
Arrangement
Minimaal 7 leerlingen en een trampoline. Aan lange zijde staan 2 vangers en aan de korte zijden 1
vanger. (ook maximaal 7: i.v.m. geringe intensiteit en geringe betrokkenheid bij beveiligen)
,Leervoorstel 1
Leerling springt in het midden van de trampoline 5 rechtstandige sprongen en komt tot stilstand.
Herhaal dit een aantal keer en stap via het frame van de trampoline. De helpers staan om de
trampoline en zijn gericht op de springer. De springtijd wordt bepaald met een stopwatch (45 sec.)
Voorbeeld van op- en afstappen en het helpen.
Begeleiden
Nadruk ligt eerst op het afremmen tot stilstand, omdat ongewilde richtingsveranderingen aan het
begin moeilijk te corrigeren zijn. Pas later mogen leerlingen hoger springen.
- Afremmen tot stilstand: springer buigt in de laatste afzet zijn knieën actief, zodat de vering
wordt tegengewerkt. Springer komt in po-zit tot stilstand. Accent ligt op het bewaren van
balans door rechte rug te houden en het geven van tegengewicht door armen naar voren te
strekken. Evt. na 1 sprong tot stilstand.
- Op- en afstappen: altijd via het frame, nooit rechtstreeks op de grond springen i.v.m.
blessures. (zie verder op- en afstappen hierboven)
Wanneer leerlingen na aantal keer springen veilig en snel tot stilstand kunnen komen, naar
volgende voorstel.
Leervoorstel 2
Vanuit het midden van de trampoline springt leerlingen aantal rechtstandige sprongen. Nu iets hoger
en zoveel mogelijk landen op de afzetplaats. Na afgesproken tijd/sprongen komt springer tot stilstand
en verlaat trampoline op gebruikelijke wijze.
Begeleiden
Zoveel mogelijk landen op de afzetplaats. Bij teveel richtingsveranderingen moet de springer zo snel
mogelijk remmen. Leerlingen die veel naar de voeten kijken kunnen het beste naar de voorrand van
de trampoline kijken. Voeten worden op heupbreedte neergezet. Geen accent op de arminzet,
belemmert nog teveel. Evt. opdracht: aantal rechtstandige sprongen vang gelijke hoogte zonder
afremmen.
Wanneer leerlingen rechtstandig kunnen springen zonder teveel afwijkingen, naar volgende.
Veranderen
- Hurk-, spreidsprongen etc. Aandacht voor uitstellen van de richtingsveranderingen tot
hoogste punt van de sprong.
- Hoeksprongen. Complex door eventuele achterwaartse rotatie bij inzet of voorwaartse
rotatie bij actief hoeken.
- Halve draai vanuit lage sprong.
- Serie van sprongen met eenvoudige richtingsveranderingen.
2. Herhaald rechtstandig springen in tweetallen
Inleiding
Het eigen springen moet nu gerelateerd worden aan de medespringer. Dus ook balansverstoringen
zijn direct van invloed op de manier van springen van de medespringer. Zorgvuldig introduceren is
ook van groot belang. Voordeel:
- Leerlingen maken zo ook meer sprongbeurten in dezelfde tijd, hier is het leerresultaat sterk
van afhankelijk.
- De noodzaak tot afstemmen van de eigen sprong op de ander dwingt tot grotere
zorgvuldigheid.
- Mogelijkheid om met elkaar een complexere opdracht tot goed einde te brengen.
- En het is leuk in tweetallen.
, Aanbieden
Beginnend doel: leerlingen om en om te laten springen zonder richtingsveranderingen. Belangrijk dat
leerlingen leren op hun eigen helft van de trampoline te blijven en in zekere regelmaat te springen.
(blijf met de voeten steeds op de rode lijn)
Begeleiden
- Probleem 1, op gang komen:
Manier 1: Eerst zelf uitzoeken welke manier bevalt. Veel wisselen van tweetallen zodat
iedereen een keer met een betere springer komt. Spronghoogte moet gering blijven en
tweede springer moet na het inkomen een aantal sprongen door blijven springen, zodat er
vanzelf cadans ontstaat. Als dit cadans vast kan worden gehouden mag spronghoogte wat
ruimer.
Manier 2: Eerste springer spring op eigen lijn. Tweede springer staat klaar op de balk van het
frame aan de korte kant tegenover springer 1. Achter springer 2 staat een vanger. Springer 2
kiest het juiste inspring moment en springt aantal sprongen op eigen lijn. (Kan ook inspringen
vanaf een iets hogere kast, let op, niet naar de andere springer springen!)
- Probleem 2, op gang blijven:
Neiging om hoger te gaan springen, hierdoor veel hoogte verschil en verstoring van balans
waardoor lancering op de loer ligt. Nadruk op het naar elkaar kijken en luisteren om de
sprong regelmatig te houden. Een ander probleem is het naar elkaar toe springen. Hierbij
helpt goede coaching van de achtervangers en oriëntatie op de lijn. (oorzaak= angst voor
achterrand OF springer springt op hellinkje door steiler oplopend doek)
Veiligheidsafspraken
- Risico van lanceren is groot. Afzetmomenten komen dichter bij elkaar te liggen. Een diepe
invering die gepaard gaat met balansverstoringen zorgt voor een lancering. Regel: raakt de
cadans verstoord, dan direct direct vaart minderen en opzoek gaan naar regelmaat. Stoppen
wanneer afzetmomenten nog meer naar elkaar toe gaan.
- Bots gevaar. Door diepe kuil kunnen de springers steeds moeilijker naar achteren springen.
Ook hierbij hoogte minderen en corrigeren, anders STOP. Vangers hebben coachende taak.
Veranderen
Wanneer leerlingen er voortdurend in slagen cadans te behouden kunnen meer complexere
sprongen gemaakt worden. (met vaste partners of juist verschillende?)
- Maken van eenvoudige richtingsveranderingen (hurk, wend etc.) of het maken van de
zitsprong, hierbij liggen afzetmomenten wel dicht bij elkaar.
- Passeren van elkaar: in zoveel mogelijk sprongetjes jo-jo je naar de overkant en passeert
elkaar onderweg. Belangrijk elkaar in het oog te houden voor de cadans.
3. De zitsprong
Aanbieden
Zorg ervoor dat hakken en billen tegelijk de mat raken, ondersteun door je handen naast je heupen te
plaatsen en kom daarna direct weer op je voeten.
Begeleiden
Aanvangsproblemen:
1. Het GELIJKTIJDIG raken van de mat met hakken en billen. Afhankelijk van het tempo van
opzwaaien van de benen. Aan het begin lastig (eerst op hakken, te weinig opgooien) dus zeer
geringe hoogte. Wanneer springer voortdurend gelijk land kan het hoger.
Het arrangeren van springsituaties met gebruik van de trampoline
Opzetten van de trampoline
- Poten uitklappen (eerst bovenste daarna onderste poten)
- Trampoline kantelen
- Poten naar buiten
- Hefboomconstructie
- Wielstel verwijderen
- Uitklappen van het uiteinde
- Steunstangen aan de poten bevestigen
- Controle!
Controle voor gebruik
- Zitten de borg elastieken van de steunpoten vast
- Zitten de framebedekkingen goed over de veren
- Zitten de rubberen steunpunten onder de poten op de juiste plaats
- Zijn de spanners van de kettingen strak aangedraaid
- Zitten er uitstekende pinnen/schroeven aan het frame
Beveiliging tijdens het gebruik
Verschillende manieren:
1. Rondom 6 leerlingen als helpers. 2 per lange zijde en 1 per korte zijde. Altijd met het gezicht
op de springer gericht blijven, met de handen op de rand gesteund. minimaal 6 helpers
behalve bij ander arrangement.
2. Korte zijden beveiligt met een dikke mat op 2 kasten ondersteund, aan beide lange zijden 2
helpers. niemand mag op de dikke mat gaan zitten!
3. Bij meerdere landingsmatten: trampoline in de hoek van de zaal en muur afschermen door
rechtopstaande matten.
Belangrijke regels:
- Springen op sokken of schoenen.
- Op- en afstappen moet via het frame gaan. Bijv.: eerst op het frame zitten en vervolgens eraf.
OF gehurkt ervan af waarbij de trampoline wordt vastgehouden OF een vaste op- en
afstapplaats maken. (stoel)
- Volgende springer mag pas wanneer voorgaande springer op de grond staat.
- Staat de trampoline onbewaakt in de zaal, vouw dan 1 kant in.
- Het doel om het plafond te raken moet altijd verboden worden.
Het introduceren van deelnemers in het herhaald rechtstandig springen m.b.v. een trampoline
1. Herhaald rechtstandig springen m.b.v. de trampoline
Arrangement
Minimaal 7 leerlingen en een trampoline. Aan lange zijde staan 2 vangers en aan de korte zijden 1
vanger. (ook maximaal 7: i.v.m. geringe intensiteit en geringe betrokkenheid bij beveiligen)
,Leervoorstel 1
Leerling springt in het midden van de trampoline 5 rechtstandige sprongen en komt tot stilstand.
Herhaal dit een aantal keer en stap via het frame van de trampoline. De helpers staan om de
trampoline en zijn gericht op de springer. De springtijd wordt bepaald met een stopwatch (45 sec.)
Voorbeeld van op- en afstappen en het helpen.
Begeleiden
Nadruk ligt eerst op het afremmen tot stilstand, omdat ongewilde richtingsveranderingen aan het
begin moeilijk te corrigeren zijn. Pas later mogen leerlingen hoger springen.
- Afremmen tot stilstand: springer buigt in de laatste afzet zijn knieën actief, zodat de vering
wordt tegengewerkt. Springer komt in po-zit tot stilstand. Accent ligt op het bewaren van
balans door rechte rug te houden en het geven van tegengewicht door armen naar voren te
strekken. Evt. na 1 sprong tot stilstand.
- Op- en afstappen: altijd via het frame, nooit rechtstreeks op de grond springen i.v.m.
blessures. (zie verder op- en afstappen hierboven)
Wanneer leerlingen na aantal keer springen veilig en snel tot stilstand kunnen komen, naar
volgende voorstel.
Leervoorstel 2
Vanuit het midden van de trampoline springt leerlingen aantal rechtstandige sprongen. Nu iets hoger
en zoveel mogelijk landen op de afzetplaats. Na afgesproken tijd/sprongen komt springer tot stilstand
en verlaat trampoline op gebruikelijke wijze.
Begeleiden
Zoveel mogelijk landen op de afzetplaats. Bij teveel richtingsveranderingen moet de springer zo snel
mogelijk remmen. Leerlingen die veel naar de voeten kijken kunnen het beste naar de voorrand van
de trampoline kijken. Voeten worden op heupbreedte neergezet. Geen accent op de arminzet,
belemmert nog teveel. Evt. opdracht: aantal rechtstandige sprongen vang gelijke hoogte zonder
afremmen.
Wanneer leerlingen rechtstandig kunnen springen zonder teveel afwijkingen, naar volgende.
Veranderen
- Hurk-, spreidsprongen etc. Aandacht voor uitstellen van de richtingsveranderingen tot
hoogste punt van de sprong.
- Hoeksprongen. Complex door eventuele achterwaartse rotatie bij inzet of voorwaartse
rotatie bij actief hoeken.
- Halve draai vanuit lage sprong.
- Serie van sprongen met eenvoudige richtingsveranderingen.
2. Herhaald rechtstandig springen in tweetallen
Inleiding
Het eigen springen moet nu gerelateerd worden aan de medespringer. Dus ook balansverstoringen
zijn direct van invloed op de manier van springen van de medespringer. Zorgvuldig introduceren is
ook van groot belang. Voordeel:
- Leerlingen maken zo ook meer sprongbeurten in dezelfde tijd, hier is het leerresultaat sterk
van afhankelijk.
- De noodzaak tot afstemmen van de eigen sprong op de ander dwingt tot grotere
zorgvuldigheid.
- Mogelijkheid om met elkaar een complexere opdracht tot goed einde te brengen.
- En het is leuk in tweetallen.
, Aanbieden
Beginnend doel: leerlingen om en om te laten springen zonder richtingsveranderingen. Belangrijk dat
leerlingen leren op hun eigen helft van de trampoline te blijven en in zekere regelmaat te springen.
(blijf met de voeten steeds op de rode lijn)
Begeleiden
- Probleem 1, op gang komen:
Manier 1: Eerst zelf uitzoeken welke manier bevalt. Veel wisselen van tweetallen zodat
iedereen een keer met een betere springer komt. Spronghoogte moet gering blijven en
tweede springer moet na het inkomen een aantal sprongen door blijven springen, zodat er
vanzelf cadans ontstaat. Als dit cadans vast kan worden gehouden mag spronghoogte wat
ruimer.
Manier 2: Eerste springer spring op eigen lijn. Tweede springer staat klaar op de balk van het
frame aan de korte kant tegenover springer 1. Achter springer 2 staat een vanger. Springer 2
kiest het juiste inspring moment en springt aantal sprongen op eigen lijn. (Kan ook inspringen
vanaf een iets hogere kast, let op, niet naar de andere springer springen!)
- Probleem 2, op gang blijven:
Neiging om hoger te gaan springen, hierdoor veel hoogte verschil en verstoring van balans
waardoor lancering op de loer ligt. Nadruk op het naar elkaar kijken en luisteren om de
sprong regelmatig te houden. Een ander probleem is het naar elkaar toe springen. Hierbij
helpt goede coaching van de achtervangers en oriëntatie op de lijn. (oorzaak= angst voor
achterrand OF springer springt op hellinkje door steiler oplopend doek)
Veiligheidsafspraken
- Risico van lanceren is groot. Afzetmomenten komen dichter bij elkaar te liggen. Een diepe
invering die gepaard gaat met balansverstoringen zorgt voor een lancering. Regel: raakt de
cadans verstoord, dan direct direct vaart minderen en opzoek gaan naar regelmaat. Stoppen
wanneer afzetmomenten nog meer naar elkaar toe gaan.
- Bots gevaar. Door diepe kuil kunnen de springers steeds moeilijker naar achteren springen.
Ook hierbij hoogte minderen en corrigeren, anders STOP. Vangers hebben coachende taak.
Veranderen
Wanneer leerlingen er voortdurend in slagen cadans te behouden kunnen meer complexere
sprongen gemaakt worden. (met vaste partners of juist verschillende?)
- Maken van eenvoudige richtingsveranderingen (hurk, wend etc.) of het maken van de
zitsprong, hierbij liggen afzetmomenten wel dicht bij elkaar.
- Passeren van elkaar: in zoveel mogelijk sprongetjes jo-jo je naar de overkant en passeert
elkaar onderweg. Belangrijk elkaar in het oog te houden voor de cadans.
3. De zitsprong
Aanbieden
Zorg ervoor dat hakken en billen tegelijk de mat raken, ondersteun door je handen naast je heupen te
plaatsen en kom daarna direct weer op je voeten.
Begeleiden
Aanvangsproblemen:
1. Het GELIJKTIJDIG raken van de mat met hakken en billen. Afhankelijk van het tempo van
opzwaaien van de benen. Aan het begin lastig (eerst op hakken, te weinig opgooien) dus zeer
geringe hoogte. Wanneer springer voortdurend gelijk land kan het hoger.
