Gedrag en Omgeving:
Bystander-effect: naarmate er meer mensen in een situatie zijn, des te kleiner de kans is dat een
individu ingrijpt in een noodsituatie.
Fundamentele attributiefout (=correspondence bias): de neiging om gedrag toe te schrijven aan
de persoon, niet aan de situatie.
Proces van 3 stappen van Gilbert:
1. Nemen gedrag waar (hij helpt niet) -automatisch
2. Karakteriseren van gedrag (asociaal) -automatisch
3. Corrigeren voor de situatie (hij had haast) –gecontroleerd (systeem 2)
Dual-process modellen:
- Systeem 1 (automatisch): onbewust, snel, onintentioneel
Enorm sterke invloed hebben op gedrag/keuze die we maken
- Systeem 2 (reflectief): bewust, langzaam, intentioneel, energiekostend
Afhankelijk van capaciteit en motivatie
Topje van ijsberg
De kracht van onbewuste processen:
1. Channel factoren: kleine situationele verandering die ons gedrag sturen (met soms grote
gevolgen) = Nudging (effectief deze veranderingen inzetten)
2. Schemas: georganiseerde set kennis over een stimulus in langtermijn geheugen
- Mentale structuur die helpt kennis over de wereld te organiseren + voorspellingen te maken
3. Priming: de automatische +onbewuste invloed van een eerdere stimulus op ons gedrag
(gedrag wordt onbewust beïnvloed door iets wat eerder is gezien/ervaren)
Week 2:
, Attitude: een geheel van opvattingen/gevoelens tot handelen ten opzichte van iets/iemand.
- ABC model:
Affect, Gedragscomponent, Cognitief
- Positieve/negatieve attitudes worden automatisch geassocieerd met een
approach/avoidance respons.
- Utilitarian functie: het zien van de bepaalde attitude heeft nut positiever/negatiever
- Kennis functie: weet wat je met bepaalde attitude kan
- Waarde-expressieve functie: kenmerken vergelijken (uiterlijk) band
Attitude gedrag: zijn attitudes wel goede voorspelling voor gedrag? (chinezen)
- Methodologische problemen:
1. Meting van expliciete attitudes is erg gevoelig voor sociale wenselijkheid
(racismeonderzoek)
2. 1 vs meerdere gedragsobservaties
3. Correspondentieprincipe (specifieker)
- Theoretische problemen:
1. Gedrag wordt niet alleen bepaald door attitudes
Attitude ---------------
Subjectieve norm intentie gedrag
Waargenomen controle ---------
Des te sterker de attitude, des te groter de kans op gedrag
2. Toegankelijkheid heeft ook relatie met gedrag
3. Consistente attitudes
4. Impliciete (automatische associaties, voorspellen van ongecontroleerd gedrag) vs
expliciete attitudes (gecontroleerd en rationeel gedrag)
Groot deel van gedrag is niet deliberatief
1. andere factoren voorspellen ons gedrag
2. hangt af van sterkte attitude
3. expliciete oordelen niet erg betrouwbaar
4. verschillen in soorten gedrag
Gedrag attitude: (koptelefoon beweging hoofd koptelefoon rating)
, - Cognitieve dissonantie theorie: inconsistentie in gedachtes die dissonantie veroorzaken.
Spanning in feiten/plichten en eigen opvattingen/gevoelens
- Dissonance arousal motivatie om dissonantie te reduceren
Onvoldoende rechtvaardigheid, gedrag komt uit persoonlijke keuze, negatieve gevolgen
(voorzien) eerder attitude aanpassen dan gedrag
- Geïnduceerde/geforceerde
- (gedwongen) meegaandheid: mensen dwingen om zich te gedragen op een manier die
inconsistent is met hun overtuigingen/attitudes/waarden om zo dissonantie te creëren en
hun oorspronkelijke standpunt te veranderen.
- Moeitejustificatie/inspanningsrechtvaardigheid: hoe meer moeite/tijd/geld je erin steekt,
hoe positiever (ontgroening)
- Post-decisionele dissonantie: rechtvaardigheid van een keuze (iphone kopen)
- Zelf-perceptie theorie: soms heb je bepaalde gedragingen (eigen input), waardoor je je
attitude gaat veranderen (lara is te laat, boos)
- Zelf-bevestiging theorie: attitudes rationaliseren minder dissonantie arousal (ik rook, maar
ik ben een goede kok)
Benaderingen die leiden tot verandering van attitudes/invloed:
The elaboration likelihood model:
1. Centrale route (systematisch): centrale verwerking van informatie, argumenten belangrijk,
moeilijk en bewuste overtuigende boodschap
2. Perifere route (oppervlakkig): makkelijk verwerkende, oppervlakkige, overtuigende
boodschap
HANGT AF VAN:
- Motivatie: persoonlijke relevantie, behsoefte aan nauwkeurigheid, kennis, individuele
verschillen
- Mogelijkheid: hoe moe/energiek persoon is, hoeveelheid afleiding aanwezig
Motivatie + mogelijkheid hoog centrale route
Motivatie / mogelijkheid laag perifere route
- Perifere signalen: misleidende informatie (ingewikkelde productonderdelen), expertise
(reclame), bekendheid/aantrekkelijkheid
- Centrale signalen: kwaliteit van argumenten
Third person perspective: Op een objectieve manier naar menselijk gedrag kijken
Uitgaan dat je zelf niet zo beïnvloedbaar bent als anderen.
Bystander-effect: naarmate er meer mensen in een situatie zijn, des te kleiner de kans is dat een
individu ingrijpt in een noodsituatie.
Fundamentele attributiefout (=correspondence bias): de neiging om gedrag toe te schrijven aan
de persoon, niet aan de situatie.
Proces van 3 stappen van Gilbert:
1. Nemen gedrag waar (hij helpt niet) -automatisch
2. Karakteriseren van gedrag (asociaal) -automatisch
3. Corrigeren voor de situatie (hij had haast) –gecontroleerd (systeem 2)
Dual-process modellen:
- Systeem 1 (automatisch): onbewust, snel, onintentioneel
Enorm sterke invloed hebben op gedrag/keuze die we maken
- Systeem 2 (reflectief): bewust, langzaam, intentioneel, energiekostend
Afhankelijk van capaciteit en motivatie
Topje van ijsberg
De kracht van onbewuste processen:
1. Channel factoren: kleine situationele verandering die ons gedrag sturen (met soms grote
gevolgen) = Nudging (effectief deze veranderingen inzetten)
2. Schemas: georganiseerde set kennis over een stimulus in langtermijn geheugen
- Mentale structuur die helpt kennis over de wereld te organiseren + voorspellingen te maken
3. Priming: de automatische +onbewuste invloed van een eerdere stimulus op ons gedrag
(gedrag wordt onbewust beïnvloed door iets wat eerder is gezien/ervaren)
Week 2:
, Attitude: een geheel van opvattingen/gevoelens tot handelen ten opzichte van iets/iemand.
- ABC model:
Affect, Gedragscomponent, Cognitief
- Positieve/negatieve attitudes worden automatisch geassocieerd met een
approach/avoidance respons.
- Utilitarian functie: het zien van de bepaalde attitude heeft nut positiever/negatiever
- Kennis functie: weet wat je met bepaalde attitude kan
- Waarde-expressieve functie: kenmerken vergelijken (uiterlijk) band
Attitude gedrag: zijn attitudes wel goede voorspelling voor gedrag? (chinezen)
- Methodologische problemen:
1. Meting van expliciete attitudes is erg gevoelig voor sociale wenselijkheid
(racismeonderzoek)
2. 1 vs meerdere gedragsobservaties
3. Correspondentieprincipe (specifieker)
- Theoretische problemen:
1. Gedrag wordt niet alleen bepaald door attitudes
Attitude ---------------
Subjectieve norm intentie gedrag
Waargenomen controle ---------
Des te sterker de attitude, des te groter de kans op gedrag
2. Toegankelijkheid heeft ook relatie met gedrag
3. Consistente attitudes
4. Impliciete (automatische associaties, voorspellen van ongecontroleerd gedrag) vs
expliciete attitudes (gecontroleerd en rationeel gedrag)
Groot deel van gedrag is niet deliberatief
1. andere factoren voorspellen ons gedrag
2. hangt af van sterkte attitude
3. expliciete oordelen niet erg betrouwbaar
4. verschillen in soorten gedrag
Gedrag attitude: (koptelefoon beweging hoofd koptelefoon rating)
, - Cognitieve dissonantie theorie: inconsistentie in gedachtes die dissonantie veroorzaken.
Spanning in feiten/plichten en eigen opvattingen/gevoelens
- Dissonance arousal motivatie om dissonantie te reduceren
Onvoldoende rechtvaardigheid, gedrag komt uit persoonlijke keuze, negatieve gevolgen
(voorzien) eerder attitude aanpassen dan gedrag
- Geïnduceerde/geforceerde
- (gedwongen) meegaandheid: mensen dwingen om zich te gedragen op een manier die
inconsistent is met hun overtuigingen/attitudes/waarden om zo dissonantie te creëren en
hun oorspronkelijke standpunt te veranderen.
- Moeitejustificatie/inspanningsrechtvaardigheid: hoe meer moeite/tijd/geld je erin steekt,
hoe positiever (ontgroening)
- Post-decisionele dissonantie: rechtvaardigheid van een keuze (iphone kopen)
- Zelf-perceptie theorie: soms heb je bepaalde gedragingen (eigen input), waardoor je je
attitude gaat veranderen (lara is te laat, boos)
- Zelf-bevestiging theorie: attitudes rationaliseren minder dissonantie arousal (ik rook, maar
ik ben een goede kok)
Benaderingen die leiden tot verandering van attitudes/invloed:
The elaboration likelihood model:
1. Centrale route (systematisch): centrale verwerking van informatie, argumenten belangrijk,
moeilijk en bewuste overtuigende boodschap
2. Perifere route (oppervlakkig): makkelijk verwerkende, oppervlakkige, overtuigende
boodschap
HANGT AF VAN:
- Motivatie: persoonlijke relevantie, behsoefte aan nauwkeurigheid, kennis, individuele
verschillen
- Mogelijkheid: hoe moe/energiek persoon is, hoeveelheid afleiding aanwezig
Motivatie + mogelijkheid hoog centrale route
Motivatie / mogelijkheid laag perifere route
- Perifere signalen: misleidende informatie (ingewikkelde productonderdelen), expertise
(reclame), bekendheid/aantrekkelijkheid
- Centrale signalen: kwaliteit van argumenten
Third person perspective: Op een objectieve manier naar menselijk gedrag kijken
Uitgaan dat je zelf niet zo beïnvloedbaar bent als anderen.