Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien 4.2 TrustPilot
logo-home
Resume

Samenvatting 78 oefenvragen - Culturele Psychologie (500188-B-5)

Vendu
12
Pages
19
Publié le
16-10-2023
Écrit en
2023/2024

Dit zijn 78 zelfgemaakte vragen die de hele stof omvatten (boek+colleges). De oefenvragen zijn in het Nederlands voor degene die het makkelijker vinden om toch in het Nederlands te oefenen. Onderaan het document staan de antwoorden en staat precies uitgelegd welke vragen bij welke hoorcolleges horen (zodat je kan zien welke hoorcolleges je eventueel extra kan oefenen). Veel succes!!!

Montrer plus Lire moins
Établissement
Cours










Oups ! Impossible de charger votre document. Réessayez ou contactez le support.

École, étude et sujet

Établissement
Cours
Cours

Infos sur le Document

Publié le
16 octobre 2023
Nombre de pages
19
Écrit en
2023/2024
Type
Resume

Sujets

Aperçu du contenu

1. Wat is de juiste definitie van ‘cultuur’ volgens het boek?
a. Het geheel van houdingen, gedragingen en symbolen die door een groep worden
gedeeld en op volgende generaties worden overgedragen.
b. Het materiële en immateriële aspect dat lijnrecht tegenover natuur staat.
c. Het geloof en bijbehorende handelingen dat behoort tot een bevolkingsgroep.
d. Hetgeen wat de mens heeft geschept en verwijst naar menselijke activiteit en de
symbolen die deze activiteit betekenis geven.

2. Wat is waar over de expliciete en impliciete elementen van cultuur?
a. Expliciete elementen zijn vastgestelde kenmerken zoals normen, waarden, wetten en
gedragingen.
b. Impliciete elementen kunnen alleen voorkomen als er geen sprake is van expliciete
elementen.
c. Expliciete elementen zijn openlijke en waarneembare handelingen die regelmatig in
een cultuur voorkomen zoals kleding, architectuur, kunst en voedsel.
d. Expliciete elementen bepalen wat de impliciete elementen zijn.

3. Bij de dictator game ontvangt persoon A geld die ze kunnen delen met persoon B of zelf
kunnen houden. Wat is waar over geïndustrialiseerde en niet-geïndustrialiseerde
gemeenschappen?
a. Geïndustrialiseerde gemeenschappen delen het geld minder vaak dan niet-
geïndustrialiseerde gemeenschappen.
b. Niet-geïndustrialiseerde gemeenschappen delen het geld helemaal niet, zij
behouden het geld voor zichzelf.
c. Geïndustrialiseerde gemeenschappen delen het geld 50/50, zij vinden eerlijkheid het
belangrijkste.
d. Er was geen verschil aangetoond tussen de geïndustrialiseerde en niet-
geïndustrialiseerde gemeenschappen.

4. Bij de conformatie test van Asch moesten proefpersonen aangeven welke lijn even lang was
als de voorbeeldlijn. Een aantal andere in de zaal gaven expres het verkeerde antwoord om
te kijken of de proefpersonen mee zouden gaan met de groep of bij hun eigen keuze zouden
blijven. Wat is niet waar over de bevindingen?
a. Hoe meer individualisme, hoe minder conformatie.
b. Het effect van conformisme wordt groter naarmate het individualisme in een land
toeneemt.
c. Hoe minder individualisme, hoe meer conformatie.
d. Het effect van conformisme wordt kleiner naarmate het individualisme in een land
toeneemt.

5. Bij het onderzoek naar cognitieve dissonantie werd aan zowel universitair als niet-universitair
geschoolde Amerikanen gevraagd om cd’s te ranken van leuk – minst leuk. Hierna kregen ze
te horen dat ze één van de twee middelste CD’s in hun ranking mochten houden. Dit
onderzoek werd ook uitgevoerd bij Japanse en Canadese proefpersonen. Wat is waar over de
bevindingen van beide onderzoeken?
a. Japanse studenten evalueerden hun gekozen CD als positiever, net zoals de
hoogopgeleide Amerikanen.

, b. Laagopgeleide Amerikanen evalueerden hun gekozen CD als negatiever dan de
afgewezen CD.
c. Canadese studenten evalueerden beide CD’s als negatiever, net zoals de
laagopgeleide Amerikanen.
d. Hoogopgeleide Amerikanen evalueerden hun gekozen CD als positiever, net zoals de
Canadese studenten.

6. Hofstede spreekt over cultuurverschillen op nationaal niveau. In zijn oorspronkelijke
classificatie waren er 4 dimensies. Welke dimensie behoort tot de volgende definitie: ‘mate
waarin de samenleving wordt gedreven door bekwaamheid en succes of door zorg voor
elkaar’?
a. Machtsafstand
b. Individualisme/collectivisme
c. Masculiniteit/vrouwelijkheid
d. Terughoudendheid (indulgence)

7. Wat is geen kritiekpunt op de dimensies van Hofstede?
a. De items die de dimensies meten hebben een lage face validity.
b. ‘Machtsafstand’ lijkt een component te zijn van ‘individualisme/collectivisme’.
c. Matsumoto: er zijn al genoeg onderzoeken die stellen dat Amerika individualistisch is
en Japan collectivistisch waardoor het onderzoek van Hofstede (dat het
tegenovergestelde stelt) wegvalt.
d. Er is sprake van lage statistische validiteit, hoeveel van de cultuurverschillen wordt
uitgelegd door de dimensies en niet door andere oorzaken?



8. Triandis stelt dat er combinaties van dimensies in culturele variaties zijn die men kan
gebruiken om theorieën te vormen. Welke stelling is juist?
|: Horizontaal individualisme is het concept van een autonoom individu met de nadruk op
gelijkheid wat vaak voorkomt in landen zoals Australië, Zweden en Denemarken.
||: Verticaal collectivisme is het waarnemen van het zelf als deel van het collectief en het
aanvaarden van ongelijkheid binnen het collectief wat vaak voorkomt in landen zoals VS,
Canada en Frankrijk.
a. Stelling | is juist.
b. Stelling || is juist.
c. Beide stellingen zijn juist.
d. Beide stellingen zijn juist.

9. Gelfand maakte een onderscheid tussen strakke en losse culturen. Wat is niet waar over
deze culturen?
a. Als een cultuur te maken heeft met veel ecologische bedreigingen, zal het neigen
naar een strakke cultuur.
b. Een losse cultuur is meer gericht op zelfcontrole en is vaak beleefder.
c. Bij een losse cultuur ligt de nadruk op openheid, maar is er ook sprake van meer
criminaliteit.
d. Bij een strakke cultuur is er minder sprake van alcoholisme, obesitas en scheidingen.

, 10. In de studie van Yamagishi werd het pen paradigma nog een keer uitgevoerd, alleen dit keer
met verschillende condities toegevoegd. Wat is waar over de bevindingen?
Initial selection = je mocht als eerste een pen kiezen, keuze heeft consequenties voor
anderen na je.
Final selection = je mocht als laatste een pen kiezen  keuze heeft geen consequenties.
a. Amerikanen in de initial selection groep kiezen meer voor de unieke pen dan de
Japanners in de initial selection groep.
b. Japanners in de final selection groep kiezen minder voor de unieke pen dan de
Amerikanen in de final selection groep.
c. Zowel Amerikanen als de Japanners in de final selection groep kiezen meer voor de
unieke pen.
d. Zowel Amerikanen als de Japanner in de initial selection groep kiezen meer voor de
unieke pen.

11. Welke zin behoort tot het begrip ‘essentialisme’?
a. Vooroordelen die je overhoudt aan een cultuur terwijl die ongegrond zijn.
b. Wanneer iets duidelijk wordt over een aantal individuen, scheer je al die personen
over één kam.
c. Gegevens op nationaal niveau gebruiken om uitspraken te doen terwijl de gegevens
niet generaliseerbaar zijn.
d. De neiging om je eigen groepsstandaarden als normaal te zien wanneer je kijkt naar
andere groepen.



12. In Nederland begroeten we elkaar door de hand te schudden, echter in Japan schudden ze
niet elkaars hand maar buigen ze om elkaar te begroeten. Wat is waar?
a. Er is sprake van absolutisme, beide begroetingsmanieren gaan over het beleefd zijn
en uiten dit.
b. Er is sprake van bias, de begroetingsmanier wordt door je eigen bevolkingsgroep als
fout gezien.
c. Er is sprake van universalisme, beide begroetingsmanieren gaan over het beleefd
zijn, de uiting is echter anders.
d. Er is geen sprake van zowel absolutisme als universalisme, maar wel van relativisme
omdat de begroetingsmanieren verschillend zijn.

13. Wanneer er een test wordt afgenomen in 2 verschillende landen moet er goed gekeken
worden of alles goed begrepen wordt in elke taal en alles goed vertaald wordt. Wanneer dit
niet wordt gedaan is er sprake van een bepaalde soort bias. Onder welke bias valt dit
belangrijke aspect van translation?
a. Construct bias
b. Methode bias
c. Sample
d. Item bias

14. Wanneer je stereotype ‘Amerikanen zijn lui en onsuccesvol’ wordt tegengegaan doordat je
een succesvolle, energieke Amerikaan tegenkomt is er sprake van een bepaalde soort bias.
Welke bias is dit?
a. Evaluatie bias
€3,99
Accéder à l'intégralité du document:

Garantie de satisfaction à 100%
Disponible immédiatement après paiement
En ligne et en PDF
Tu n'es attaché à rien

Reviews from verified buyers

Affichage de tous les avis
1 année de cela

4,0

1 revues

5
0
4
1
3
0
2
0
1
0
Avis fiables sur Stuvia

Tous les avis sont réalisés par de vrais utilisateurs de Stuvia après des achats vérifiés.

Faites connaissance avec le vendeur

Seller avatar
Les scores de réputation sont basés sur le nombre de documents qu'un vendeur a vendus contre paiement ainsi que sur les avis qu'il a reçu pour ces documents. Il y a trois niveaux: Bronze, Argent et Or. Plus la réputation est bonne, plus vous pouvez faire confiance sur la qualité du travail des vendeurs.
lisaheere1 Tilburg University
S'abonner Vous devez être connecté afin de suivre les étudiants ou les cours
Vendu
386
Membre depuis
4 année
Nombre de followers
129
Documents
13
Dernière vente
6 jours de cela

4,1

27 revues

5
8
4
14
3
5
2
0
1
0

Pourquoi les étudiants choisissent Stuvia

Créé par d'autres étudiants, vérifié par les avis

Une qualité sur laquelle compter : rédigé par des étudiants qui ont réussi et évalué par d'autres qui ont utilisé ce document.

Le document ne convient pas ? Choisis un autre document

Aucun souci ! Tu peux sélectionner directement un autre document qui correspond mieux à ce que tu cherches.

Paye comme tu veux, apprends aussitôt

Aucun abonnement, aucun engagement. Paye selon tes habitudes par carte de crédit et télécharge ton document PDF instantanément.

Student with book image

“Acheté, téléchargé et réussi. C'est aussi simple que ça.”

Alisha Student

Foire aux questions