Samenvatting: Modules M&P
Module 1: Speltheorie & productie
1.1 Speltheorie:
De speltheorie wordt gebruikt om situaties met strategische interacties tussen verschillende
beslissingsnemers te analyseren en de uitkomst te voorspellen m.b.v. een resultatenmatrix. Een
beslissing heeft zowel voor jezelf als de andere een gevolg.
Veronderstel;
- We spelen een simultaan spel (op hetzelfde moment)
- De spelers vertonen rationeel gedrag (eigenbelang)
- De spelregels zijn algemeen gekend
Dominante strategie:
Een dominante strategie = de strategie die ons telkens het meest gunstig resultaat oplevert
ongeacht de beslissing van de ander.
Bv. de dominante strategie van Boonen is achtervolgen (34>20 en 15>5).
Het is niet noodzakelijk dat iedere speler een dominante strategie heeft!
2 dominante strategieën → evenwicht in dominante strategieën = Nash-evenwicht
Het nastreven van individueel belang leidt niet noodzakelijk tot de beste, gezamenlijke uitkomst
( = coöperatieve uitkomst < coördinatiespel: beste keuze is afhankelijk van de keuze van de ander, er
wordt ‘samengewerkt’).
Nash-evenwicht:
Een Nash-evenwicht = een combinatie van strategieën waarbij geen enkele speler zijn strategie wilt
wijzigen gegeven de strategie van de andere speler.
Bv. (15,10): voor Boonen is 15 voordeliger dan 5 en voor Gilbert is ook 10 voordeliger dan 3.
→ The battle of the sexes
Ieder evenwicht in dominante strategieën is een Nash-evenwicht, maar niet ieder Nash-evenwicht is
een evenwicht in dominante strategieën!
1.2 Productie & welvaart:
Productiemogelijkheden:
De productiemogelijkhedencurve = de verzameling van alle goederenbundels die een persoon,
bedrijf of land maximaal kan produceren wanneer alle beschikbare productiemiddelen efficiënt
worden ingezet.
De productiemogelijkhedenverzameling:
- Punten op de grafiek = optimale punten
- Punten onder de grafiek = niet optimale punten
,De punten boven de grafiek zijn onbereikbaar door beperkte middelen ( = schaarste)!
De productiemogelijkhedenverzameling:
goed 2
Optimale punten
Schaarste
Niet-optimale punten De productiemogelijkhedencurve
goed 1
De opportuniteitskost:
= het aantal eenheden van ‘x’ dat minder geproduceerd kan worden bij de productie van één extra
eenheid van ‘y’
= de gemiste opbrengst van de best mogelijke alternatieve aanwending van de beschikbare
productiemiddelen → kiezen = verliezen
De opportuniteitskost wordt steeds uitgedrukt in termen van een ander goed (de waarde is relatief)
Bv. de opportuniteitskost van een eenheid textiel bedraagt 5/6 eenheden wijn
De productiemogelijkhedencurve kan twee vormen aannemen:
1. Concaaf = de natuurlijke vorm (hol) → de opportuniteitskost stijgt wanneer een goed
toeneemt (helling van de curve is niet constant)
2. Lineair → de opportuniteitskost is constant en de helling van de curve
Een absoluut voordeel in de productie = een voordeel in de productie waarbij een product in minder
tijd kan worden geproduceerd
→ Portugal heeft het absoluut voordeel
, Een comparatief voordeel in productie = een voordeel in productie waarbij een product tegen
relatief lagere kosten geproduceerd kan worden
→ Opportuniteitskosten vergelijken!
Portugal heeft een comparatief
voordeel in het produceren van
wijn en Engeland in textiel
Consumptiemogelijkheden:
Specialisatie = een land/bedrijf produceert enkel datgene waar het relatief goed in is
→ Ontstaan van internationale handel met een ruilvoet: prijs importeren < prijs produceren!
→ De consumptiemogelijkhedencurve:
- De ruilvoet = de helling van de consumptiemogelijkhedencurve
- De consumptiemogelijkhedencurve > de productiemogelijkhedencurve
- Een land is gespecialiseerd in een goed wanneer productie = consumptie van het goed
Module 1: Speltheorie & productie
1.1 Speltheorie:
De speltheorie wordt gebruikt om situaties met strategische interacties tussen verschillende
beslissingsnemers te analyseren en de uitkomst te voorspellen m.b.v. een resultatenmatrix. Een
beslissing heeft zowel voor jezelf als de andere een gevolg.
Veronderstel;
- We spelen een simultaan spel (op hetzelfde moment)
- De spelers vertonen rationeel gedrag (eigenbelang)
- De spelregels zijn algemeen gekend
Dominante strategie:
Een dominante strategie = de strategie die ons telkens het meest gunstig resultaat oplevert
ongeacht de beslissing van de ander.
Bv. de dominante strategie van Boonen is achtervolgen (34>20 en 15>5).
Het is niet noodzakelijk dat iedere speler een dominante strategie heeft!
2 dominante strategieën → evenwicht in dominante strategieën = Nash-evenwicht
Het nastreven van individueel belang leidt niet noodzakelijk tot de beste, gezamenlijke uitkomst
( = coöperatieve uitkomst < coördinatiespel: beste keuze is afhankelijk van de keuze van de ander, er
wordt ‘samengewerkt’).
Nash-evenwicht:
Een Nash-evenwicht = een combinatie van strategieën waarbij geen enkele speler zijn strategie wilt
wijzigen gegeven de strategie van de andere speler.
Bv. (15,10): voor Boonen is 15 voordeliger dan 5 en voor Gilbert is ook 10 voordeliger dan 3.
→ The battle of the sexes
Ieder evenwicht in dominante strategieën is een Nash-evenwicht, maar niet ieder Nash-evenwicht is
een evenwicht in dominante strategieën!
1.2 Productie & welvaart:
Productiemogelijkheden:
De productiemogelijkhedencurve = de verzameling van alle goederenbundels die een persoon,
bedrijf of land maximaal kan produceren wanneer alle beschikbare productiemiddelen efficiënt
worden ingezet.
De productiemogelijkhedenverzameling:
- Punten op de grafiek = optimale punten
- Punten onder de grafiek = niet optimale punten
,De punten boven de grafiek zijn onbereikbaar door beperkte middelen ( = schaarste)!
De productiemogelijkhedenverzameling:
goed 2
Optimale punten
Schaarste
Niet-optimale punten De productiemogelijkhedencurve
goed 1
De opportuniteitskost:
= het aantal eenheden van ‘x’ dat minder geproduceerd kan worden bij de productie van één extra
eenheid van ‘y’
= de gemiste opbrengst van de best mogelijke alternatieve aanwending van de beschikbare
productiemiddelen → kiezen = verliezen
De opportuniteitskost wordt steeds uitgedrukt in termen van een ander goed (de waarde is relatief)
Bv. de opportuniteitskost van een eenheid textiel bedraagt 5/6 eenheden wijn
De productiemogelijkhedencurve kan twee vormen aannemen:
1. Concaaf = de natuurlijke vorm (hol) → de opportuniteitskost stijgt wanneer een goed
toeneemt (helling van de curve is niet constant)
2. Lineair → de opportuniteitskost is constant en de helling van de curve
Een absoluut voordeel in de productie = een voordeel in de productie waarbij een product in minder
tijd kan worden geproduceerd
→ Portugal heeft het absoluut voordeel
, Een comparatief voordeel in productie = een voordeel in productie waarbij een product tegen
relatief lagere kosten geproduceerd kan worden
→ Opportuniteitskosten vergelijken!
Portugal heeft een comparatief
voordeel in het produceren van
wijn en Engeland in textiel
Consumptiemogelijkheden:
Specialisatie = een land/bedrijf produceert enkel datgene waar het relatief goed in is
→ Ontstaan van internationale handel met een ruilvoet: prijs importeren < prijs produceren!
→ De consumptiemogelijkhedencurve:
- De ruilvoet = de helling van de consumptiemogelijkhedencurve
- De consumptiemogelijkhedencurve > de productiemogelijkhedencurve
- Een land is gespecialiseerd in een goed wanneer productie = consumptie van het goed