Hoofdstuk 1 – cellulaire
bouwstenen
chemische verbindingen
92 elementen in het PSE
- Waarvan 26 kunstmatig door de mens gevormd
- Waarvan 25 worden gebruikt in levende cellen
- Belangrijkste voor cellen = C, O, H, N en sporenelementen (bv. P, S, Ca en K)
Verbindingen tussen atomen = chemisch
- Covalente binding = elektronen delen (stevigste binding)
Sterkste want beide atomen trekken aan de gedeelde elektronen
Meest voorkomende chemische binding
Meerdere elektronen delen = dubbel/trippel binding
- Ionische binding = elektronen doorgeven (geven en nemen)
Na transfer: pos/neg ion trekken
- Doel: streven naar edelgasconfiguratie
Verbindingen tussen moleculen
- Waterstofbruggen = zwakke verbindingen tussen partitieel pos. en neg. kanten van
moleculen
Moleculen worden partitieel pos./neg. door het verschil in EN
Zeer belangrijke verbinding in de cel
1.2. koolstof
- 6 elektronen waarvan 4 op de buitenste schil
1s2 2s1 2px1 2py1 2pz1
- 4 sp3 orbitalen
- C kan 4 bindingen aangaan
- Hoeken van 109,5°
1.3. vorm moleculle
- niet relevant
1.4. chemische reacties
- sommige reacties lopen helemaal af (reagentia product)
- in de cel meestal omkeerbaar
- chemisch evenwicht is meestal dynamisch (= hangt af van omgevingsomstandigheden)
1.5. water
eigenschappen
- hoge cohesie (samenhang) waterstofbruggen
Toepassing: boom kan water tegen de zwaartekracht om hoog zuigen
Toepassing: oppervlaktespanning
, - Hoge specifieke warmte goede buffer voor temp. Schommelingen
Toepassing: warmte van de zon ‘s nachts bijhouden op aarde
- Lagere densiteit in vaste toestand dan in vloeibare toestand
Bv. Ijs drijft op water
- Veelzijdig solvent (=oplosmiddel) oplossen van stoffen door ze te ontbinden in hun ionen
of door polaire moleculen volledig te omgeven
Bv. keukenzout (NaCl)
Dissociatie
= Verhuis van H atoom van ene naar andere molecule door botsing 2 water atomen
- Reactie: 2H20 H3O+ + OH-
- Verkorte reactie: H20 H+ + OH-
- Zeldzame/belangrijke reactie proton komt vrij zeer reactief
- Hoeveelheid protonen bepaald pH
waarde
Voorbeeld bloed
- Ph bloed moet rond 7,4 blijven
- Gebeurt door middel van buffers
- Hoe meer H+ hoe lager pH = hoe zuurder
- Indien ph te laag protonen worden afgevoerd met bufferreactie ( ↑) waarbij waarbij HCO3–
omgezet wordt in CO2 ph stijgt terug naar 7,4
- CO2 wordt uitgeademd, H2O word uitgeplast en HCO3– word aangemaakt in de nieren.
- Toepassing respiratoire alkalose (= hyperventilatie): bij hyperventilatie daling van
concentratie CO2 (= meer protonen afgevoerd, ph stijgt), om gevaar tegen te gaan = ademen
in een zakje = meer CO2 (= minder protonen afgevoerd, ph daalt weer)
- Toepassing diarree ….
Voorbeeld zure regen
- Teveel CO2 in de lucht = omzetting naar H+ in het water = ph verlagend
Zelfde reactie als bij bloed
- Oplossing op CO2 vervuiling tegen te gaan: waterstof als energiebron (enige uitlaat is H 2O)
1.6. biomoleculen
1.6.1. koolhydraten
monosacharide
- Elementen: CHO
- 1 bouwsteen = monosaccharide
- Onderverdeling monosaccharide
Ketose: keton groep
(dubbele binding op het 2de
koolstof atoom)
Aldose: aldehyde groep
dubbele binding op het 1e
koolstof atoom
- Suikers met 5C atomen = pentose
- Suikers met 6C atomen = hexose
- Bekendste suiker = glucose
bouwstenen
chemische verbindingen
92 elementen in het PSE
- Waarvan 26 kunstmatig door de mens gevormd
- Waarvan 25 worden gebruikt in levende cellen
- Belangrijkste voor cellen = C, O, H, N en sporenelementen (bv. P, S, Ca en K)
Verbindingen tussen atomen = chemisch
- Covalente binding = elektronen delen (stevigste binding)
Sterkste want beide atomen trekken aan de gedeelde elektronen
Meest voorkomende chemische binding
Meerdere elektronen delen = dubbel/trippel binding
- Ionische binding = elektronen doorgeven (geven en nemen)
Na transfer: pos/neg ion trekken
- Doel: streven naar edelgasconfiguratie
Verbindingen tussen moleculen
- Waterstofbruggen = zwakke verbindingen tussen partitieel pos. en neg. kanten van
moleculen
Moleculen worden partitieel pos./neg. door het verschil in EN
Zeer belangrijke verbinding in de cel
1.2. koolstof
- 6 elektronen waarvan 4 op de buitenste schil
1s2 2s1 2px1 2py1 2pz1
- 4 sp3 orbitalen
- C kan 4 bindingen aangaan
- Hoeken van 109,5°
1.3. vorm moleculle
- niet relevant
1.4. chemische reacties
- sommige reacties lopen helemaal af (reagentia product)
- in de cel meestal omkeerbaar
- chemisch evenwicht is meestal dynamisch (= hangt af van omgevingsomstandigheden)
1.5. water
eigenschappen
- hoge cohesie (samenhang) waterstofbruggen
Toepassing: boom kan water tegen de zwaartekracht om hoog zuigen
Toepassing: oppervlaktespanning
, - Hoge specifieke warmte goede buffer voor temp. Schommelingen
Toepassing: warmte van de zon ‘s nachts bijhouden op aarde
- Lagere densiteit in vaste toestand dan in vloeibare toestand
Bv. Ijs drijft op water
- Veelzijdig solvent (=oplosmiddel) oplossen van stoffen door ze te ontbinden in hun ionen
of door polaire moleculen volledig te omgeven
Bv. keukenzout (NaCl)
Dissociatie
= Verhuis van H atoom van ene naar andere molecule door botsing 2 water atomen
- Reactie: 2H20 H3O+ + OH-
- Verkorte reactie: H20 H+ + OH-
- Zeldzame/belangrijke reactie proton komt vrij zeer reactief
- Hoeveelheid protonen bepaald pH
waarde
Voorbeeld bloed
- Ph bloed moet rond 7,4 blijven
- Gebeurt door middel van buffers
- Hoe meer H+ hoe lager pH = hoe zuurder
- Indien ph te laag protonen worden afgevoerd met bufferreactie ( ↑) waarbij waarbij HCO3–
omgezet wordt in CO2 ph stijgt terug naar 7,4
- CO2 wordt uitgeademd, H2O word uitgeplast en HCO3– word aangemaakt in de nieren.
- Toepassing respiratoire alkalose (= hyperventilatie): bij hyperventilatie daling van
concentratie CO2 (= meer protonen afgevoerd, ph stijgt), om gevaar tegen te gaan = ademen
in een zakje = meer CO2 (= minder protonen afgevoerd, ph daalt weer)
- Toepassing diarree ….
Voorbeeld zure regen
- Teveel CO2 in de lucht = omzetting naar H+ in het water = ph verlagend
Zelfde reactie als bij bloed
- Oplossing op CO2 vervuiling tegen te gaan: waterstof als energiebron (enige uitlaat is H 2O)
1.6. biomoleculen
1.6.1. koolhydraten
monosacharide
- Elementen: CHO
- 1 bouwsteen = monosaccharide
- Onderverdeling monosaccharide
Ketose: keton groep
(dubbele binding op het 2de
koolstof atoom)
Aldose: aldehyde groep
dubbele binding op het 1e
koolstof atoom
- Suikers met 5C atomen = pentose
- Suikers met 6C atomen = hexose
- Bekendste suiker = glucose