Economie Vandaag 2015 – Kyra Elst
HOOFDSTUK 4
1. Het geld
1.1. Functies van het geld
• Geld: een algemeen aanvaard ruilmiddel
o Waardemeter: de waarde van alle goederen op dezelfde manier uitdrukken
o Beleggingsmiddel: deel van beschikbaar inkomen aanbieden op vermogensmarkt
o Kredietmiddel: het vergmakkelijkt kredietverrichtingen
1.2. Betalingsverkeer vandaag
• Munten en bankbiljetten vormen samen het chartale of stoffelijke geld
• Munten (metaalgeld)
o Vroeger: edele metalen (standaardmunten)
Het gewicht van het munstuk bepaalde de waarde
Vanaf 16de eeuw: scheepvaart bank in VK
o Nu: onedele metalen (pasmunten)
De nominale waarde overtreft de metaalwaarde
Men mag ze niet vrij aanmunten
Ze hebben een beperkte betaalkracht
o 1 maart 2002: BEF euro (Koninklijke Munt van België of Muntfonds)
o Oktober 2014: winkeliers mogen afronden op €0,05
• Papiergeld (bankbiljetten)
o Conventioneel papiergeld (papieren standaard of nominalisme)
Dekking in goud is minder dan 100%
Kan niet ingeruild worden door goud
➢ De waarde van het geld heeft niets te maken met de dekking
o Waarde hangt af van economie en monetair beleid
o Gedrukt door ECB (2de reeks vanaf 2013)
• Soorten geld
o Giraal geld (vanaf jaren ’60)
Ontstaat door storting van bankbiljetten bij kredietinstelling
Onmiddellijk opvraagbaar bij kredietinstelling
Fungeert als betaalmiddel
Geldschepping!
Elektronische betaalinstrumenten: sms, elektronische ID, Bpaid, …
o Quasigeld
Niet onmiddellijk beschikbaar
Voor een bepaalde tijd toevertrouwd aan kredietinstelling (< 1 jaar)
Monetaire aggregaten
M1: chartaal en giraal geld
M2: M1 + deposito’s met vaste looptijd < 2 jaar,
deposito’s met opzegtermijn < 3 maanden
M3: M2 + repo’s, schuldbewijzen > 2 jaar
Eurozone: 48,1% giraal geld
HOOFDSTUK 4
1. Het geld
1.1. Functies van het geld
• Geld: een algemeen aanvaard ruilmiddel
o Waardemeter: de waarde van alle goederen op dezelfde manier uitdrukken
o Beleggingsmiddel: deel van beschikbaar inkomen aanbieden op vermogensmarkt
o Kredietmiddel: het vergmakkelijkt kredietverrichtingen
1.2. Betalingsverkeer vandaag
• Munten en bankbiljetten vormen samen het chartale of stoffelijke geld
• Munten (metaalgeld)
o Vroeger: edele metalen (standaardmunten)
Het gewicht van het munstuk bepaalde de waarde
Vanaf 16de eeuw: scheepvaart bank in VK
o Nu: onedele metalen (pasmunten)
De nominale waarde overtreft de metaalwaarde
Men mag ze niet vrij aanmunten
Ze hebben een beperkte betaalkracht
o 1 maart 2002: BEF euro (Koninklijke Munt van België of Muntfonds)
o Oktober 2014: winkeliers mogen afronden op €0,05
• Papiergeld (bankbiljetten)
o Conventioneel papiergeld (papieren standaard of nominalisme)
Dekking in goud is minder dan 100%
Kan niet ingeruild worden door goud
➢ De waarde van het geld heeft niets te maken met de dekking
o Waarde hangt af van economie en monetair beleid
o Gedrukt door ECB (2de reeks vanaf 2013)
• Soorten geld
o Giraal geld (vanaf jaren ’60)
Ontstaat door storting van bankbiljetten bij kredietinstelling
Onmiddellijk opvraagbaar bij kredietinstelling
Fungeert als betaalmiddel
Geldschepping!
Elektronische betaalinstrumenten: sms, elektronische ID, Bpaid, …
o Quasigeld
Niet onmiddellijk beschikbaar
Voor een bepaalde tijd toevertrouwd aan kredietinstelling (< 1 jaar)
Monetaire aggregaten
M1: chartaal en giraal geld
M2: M1 + deposito’s met vaste looptijd < 2 jaar,
deposito’s met opzegtermijn < 3 maanden
M3: M2 + repo’s, schuldbewijzen > 2 jaar
Eurozone: 48,1% giraal geld