Hoofdstuk 1 Humanisme, Hervorming en Verlichting
Doorgaans wordt Plato (427-347 v. Chr.) beschouwd als de eerste ‘grote’ pedagoog.
1.1 Renaissance en Humanisme
De brede culturele vernieuwingsbeweging die weldra Renaissance (wedergeboorte) zou worden genoemd,
ontstond in de Italiaanse steden van de vijftiende eeuw. De stroming zou zich in de loop van de zestiende eeuw
over heel Europa verbreiden. De traditie van de klassieke wijsbegeerte, evenals de klassieke kennis op het
gebied van wiskunde, natuurwetenschap en geneeskunde, waren in de cultuur van het Midden-Oosten
bewaard gebleven. Vanaf de twaalfde eeuw werd Europa vanuit vertaalcentra in Zuid-Spanje en Zuid-Italië
overspoeld door ‘nieuwe’ geschriften uit de Klassieke Oudheid. De kennis van de Oudheid nam hierdoor
sprongsgewijs toe. Men ontdekte ook niet alleen de schone letteren, maar ook de taal zelf, met name het
oorspronkelijke Latijn waartegen het middeleeuws Latijn wel erg dor afstak.
In de beeldende kunst is de Renaissance een stroming waarin de waardering van de natuur en vooral van de
mens prominent aanwezig is. De Renaissance kunstenaar verheerlijkte eigenlijk de menselijke natuur, vooral
haar natuurlijke schoonheid. De idealen van de Renaissance worden misschien het best belichaamd in de figuur
van Leonardo da Vinci, kunstenaar, wetenschapsman, dichter en uitvinder. Geniaal in aanleg en in staat om de
wereld met de rede te doorvorsen, werd hij door opvoeding het prototype van de universele mens, de uomo
universale.
Het vijftiende en zestiende-eeuwse Humanisme maakte deel uit van de Renaissance. Dit was een intellectuele
stroming, vooral op wijsgerig en literair gebied. Het humanisme heeft zich ontwikkeld tot een fundament van
de moderne culturele traditie. Deze traditie wordt gekenmerkt door een hoge waardering van de mens en zijn
mogelijkheden. De mens is redelijk en zedelijk te vervolmaken. Ontwikkeling en opvoeding zijn centrale
categorieën in het humanistisch denken. De mens is in beginsel mondig. Dat wil zeggen dat hij volgens de
richtlijnen van zijn rede kritiek kan leveren op schijnbare en overgeleverde zekerheden, ook op overgeleverde
wantoestanden. De zestiende-eeuwse humanisten blonken uit in de studie der klassieken. In de bijbelstudie
wilden ze terug naar de oorspronkelijke teksten en hun betekenis.
Erasmus
(1469-1536) Zijn vormingsideaal was bij uitstek intellectueel. Door een studiereis naar Engeland, waar hij
Thomas Morus leerde kennen, verdiepte hij zijn kennis van de klassieke literatuur, de bonae litterae. Als
filosoof zocht hij naar de oorsprong van overgeleverde teksten. Hij werd een zeer invloedrijk geleerde door zijn
uitgave van de kerkvaders en van het Nieuwe Testament in de oorspronkelijke taal, het Grieks. Erasmus’
uitgaven zouden grote betekenis krijgen voor de protestantse Hervorming. In de strijd rond de Hervorming
werd hij onder druk gezet om partij te kiezen. De geleerde humanist bleef in de katholieke kerk, maar
verafschuwde verkettering van godsdienstige tegenstanders. Verdraagzaamheid was zijn belangrijkste leuze.
Lof der Zotheid: satire op de achterlijkheid, bekrompenheid en verwaandheid van zijn tijd.
De klassieke culturele vorming was voor hem de kern van de echte opvoeding. Dat vereiste een radicale
onderwijshervorming. Het onderwijs zou vooral aantrekkelijk worden door een liefdevolle verhouding tussen
leraar en leerling. Hij zette zich sterk af tegen de gebruikelijke lijfstraffen op school. Het onderwijs was voor
Erasmus zo belangrijk dat het uit handen zou moeten worden genomen van de kerk en moest worden
overgedragen aan de wereldlijke overheid. Uit Erasmus’ tekst blijkt dat hij bij jongeren uitsluitend dacht aan
jongens. Ook eenvoudige burgers speelden nauwelijks een rol. Erasmus’ humanisme was zeer intellectueel van
aard. Ook geloofde hij dat de mens van nature tot het goede geneigd was.
Montaigne
(1533-1592) Hij was van huis uit jurist. Montaigne was beïnvloed door Erasmus, maar diens ideaal van
geletterdheid was toch niet zo aan hem besteed. Hij was geen systematisch filosoof, maar had een reflexieve
geest die nadacht over het leven en zeker ook over de dood. Levenswijsheid en geestesadel kwamen samen in
zin ideaal van honnete homme, de oprechte mens. Zijn humanisme betekende vooral verzet tegen dogma’s en
intellectuele afhankelijkheid. Voor hem kwam het aan op zelfstandig leren oordelen.
Montaigne confronteert ons met een ideaal dat past bij de leefwijze van zijn stand, de adel. Ook Montaigne
dacht allereerst aan jongens. Opvoeders moeten luisteren naar hun kinderen.