Doelgroepen 2
1. PERSONEN MET EEN VISUELE BEPERKING
1.1 Terminologie
− Spreken over personen die blind, slechtziend zijn of personen met visuele beperking.
− Beperking = één van vele onderdelen van iemands identiteit.
o Persoon staat voorop
− Belangrij ieder afzonderlijk individu (micro) en systeem (meso, macro) te kijken waarin zich bevindt.
− Goede visuele waarneming berust op vele uitlopende visuele functie zoals:
o Lichtzien – Licht(over)gevoeligheid
o Gezichtsscherpte: Vormzien – waarnemen van vormen en details, gemeten me
gezichtsscherpte (acies visus).
o Kleurenzien
o Gezichtsveld, dat wat in één oogopslag gezien kan worden van visuele scène.
o Accommoderen, kunnen scherpstellen op objecten dichtbij of veraf
o Licht – donker adaptie
o Contrastgevoeligheid
o Binoculair zien, waaronder fuseren van beelden van beide ogen samen en diepte zien.
− Oogbewegingen, waaronder volgen van bewegende objecten en gericht verleggen van focus
1.1.1. Oftalmologische indeling
− Meten van visuele waarneming, voornamelijk a.d.h.v.:
o Gezichtsscherpte
▪ Hoeveelheid details die iemand kan waarnemen
o Gezichtsveld
▪ totale gebied dat overzien kan worden
− Of andere visuele functies: kleurenblindheid, contrastgevoeligheid, nachtblindheid, verminderd
dieptezicht, oogbewegingsstoornissen, kokerzicht, vlekken.
− Comorbiditeit: meerdere stoornissen komen samen voor
Oftalmologische indeling:
Oogheelkunde
Is gebaseerd op het vaststellen of meten van het visueel waarnemingsvermogen
1.1.1.1 Gezichtsscherpte of visus
− = Het vermogen van het oog om dingen in ons gezichtsveld te onderscheiden.
− Zonde macula kan je niet scherp zien
− Maat voor kleinste detail die iemand kan onderscheiden
− Bepaald gezichtsscherpte niet echt door grootte van object, maar van welke afstand nog duidelijk
o Bv: denk aan oog test bij optieker.
− Formule: V = d/D
o V = visus
o d = afstand van de persoon tot de letterkaart
o D = afstand waarop een ‘goed’ oog de letter kan waarnemen
Screeninginstrumenten:
− Bij gezichtsscherpte dichtbij -> leesvisus -> gebruik gemaakt van letterkaart of leestekst
− Meten visus van kinderen rond 12 maanden of kinderen met meervoudige beperkingen
o Aan de hand van geautomatiseerde auto en photorefractometer
▪ Leidt tot benaderende waarde -> nodig doorheen de jaren te herhalen om meer
zekerheid te bekomen
o Bij kleuters ook gebruik van leeskaarten -> i.p.v. letters -> figuurtjes.
▪ Pas vanaf 3 – 4 jaar betrouwbaar
1
, Doelgroepen 2
Screening ogen :
− Bij geboorte oogcontrole < 32 weken of geboortegewicht <1500 gram
− Kind en gezin
o Amblyogene factoren
− CLB
o Opvolging
1.1.1.2 Gezichtsveld
− Is het gebied dat overzien kan worden wanneer het hoofd
en de ogen volkomen stil worden gehouden
− Gezichtsvelden beide ogen overlappen elkaar
o Je ziet scherp in het centrale gezichtsveld
o Perifeer gezichtsveld is onscherp
− Meetinstrument: perimeter
o Een koepel met in het midden een spiegeltje
waarop de persoon zijn blik moet richten
o Er beweegt een lichte door de koepel
o Pas vanaf 6 jaar
− Gezichtsveld
o Normaal: horizontaal 160° en verticaal 130°
o Matig of licht slechtziend: meer dan 20°
o Zwaar slechtziend: tussen 10° en 20°
o Blind: 10° of minder
Diagnostisch onderzoek:
− Hoornvlies scanner: aantasting of gaten -> oorzaak is niet
duidelijk
− Tonometer: meet de oogdruk -> Glaucoom
− OCT Scan: doorsnede van hoornvlies en netvlies → je krijgt visueel profiel over hoe het oog
functioneert
1.1.2. Indeling volgens lokalisatie van het letsel
− Locatie kan verschillende gevolgen hebben
− Visuele systeem omvat beide ogen, gezichtsbanen en optisch centrum in hersenen
− Twee stoornissen
o Oculaire stoornissen (OVS)
▪ In ogen
o Cerebrale visuele inperking (CVI)
▪ In gezichtsbanen of optisch centrum
Cerebrale visuele stoornissen:
− Zeer divers in uitingsvorm. Afhankelijk van
o richten blik
o aandachtspanne
o houding
o omgeving
− Verschillend profiel bij
o Aangeboren CVS: diffuus en sterk evoluerend
o Niet Aangeboren CVS: afgelijnde functie-uitval
− Voorbeelden:
o Maculadegeneratie, Ablatio retina: netvliesloslating, Retinitis pigmentosa: kokerzicht,
Cataract, Nystagmus, Glaucoom
2
, Doelgroepen 2
1.1.3. Functionele indeling
− Indeling is gebaseerd op resterende gezichtsvermogen
− Functionele visuele efficiëntie = hoe goed maakt een persoon gebruik van de beschikbare
gezichtsresten
− Functionele indeling:
o Personen die geen visuele reactie vertonen
o Minimale visuele reactie
▪ Verbetering visueel functioneren mogelijk
▪ Grens blind en slechtziend
o Visueel oriënteren maar verstoord
▪ Gezichtsscherpte, -veld of zien van kleuren
▪ Aard en omvang zeer verschillend
Visueel profiel:
− Ordent alle aspecten die te maken hebben met het zien en de
slechtziendheid van een persoon.
− Bevat gegevens over verschillende aspecten zoals
o De ziekten of aandoeningen
o Functie stoornissen
o De activiteiten
o Omgevingsfactoren
Externe factoren
Persoonlijke factoren
1.2 Etiologie
Oorzaken blindheid en slechtziendheid:
− Erfelijkheid:
− Zwangerschap: b.v. toxoplasmose
− Geboorte: b.v. zuurstoftekort
− Prematuren
− Chronische of neurologische ziekten
− Verwondingen
− Tumoren
− Ouderdom
Meest voorkomende oogziekten die leiden tot slechtziendheid en blindheid:
− Troebele ooglens
Cataract
− Verminderd zicht
− Centrale deel van netvlies
beschadigd
Macula degeneratie
− Verlies centrale
gezichtsvermogen
3
, Doelgroepen 2
− Verhoogde druk
Glaucoom
− Schade oogzenuw
Diabetische
− Bloedvaten beschadigd
retinopathie
Netvliesloslating − Netvlies laat los
− Ontstaan uitval ringvormig
gezichtsveld
Retinitis pigmentosa − Maar centraal gezichtsscherpte is
nog goed
− Last van nachtblindheid
1.2.1 Cerebrale Visuele inperking (CVI)
− Veroorzaakt door schade of letsel aan hersenen
− Problemen met verwerken en interpreteren van visuele informatie
− Ook problemen met visuele waarneming in verschillende omgevingen en situaties
− Verschillende oorzaken
− Geen remedie
1.2.2 Albinisme
− Erfelijke aandoening
− Onvoldoende pigment aangemaakt in huid
− Leidt tot verminderd gezichtsvermogen, lichtgevoeligheid en verhoogde kans op huidkanker
− Extra ondersteuning en psychologische ondersteuning
o Veel vooroordelen en discriminatie
1.3 Prevalentie
− Moeilijk juist beeld krijgen van aantal personen met visuele beperking
− Wereldgezondheidsorganisaties schat prevalentie van visuele beperking bij kinderen en jongeren in
welvarende landen op 0,1 tot 0,4%
− De prevalentie van blindheid is 0,02%
− Voor volwassen liggen percentages hoger
− Overgrote merendeel mensen visuele beperking Westerse landen -> 50+
− Dezelfde leeftijdscategorie vertegenwoordigde in 2015 80% van personen met matige tot ernstige
visuele beperking en 74% van lichte.
− Leren ook vaker vrouwen met visuele beperking kampen dan mannen
− Cataract voornaamste oorzaak blindheid senioren, gevolgd door leeftijdsgebonden macula
degeneratie (LMD) en in dezelfde maten glaucoom en ongecorrigeerde reflactiestoornissen
− Slechtziende betreft -> ongecorrigeerde reflactiestoornissen aan oorsprong van bijna 50% van
gevallen
4
1. PERSONEN MET EEN VISUELE BEPERKING
1.1 Terminologie
− Spreken over personen die blind, slechtziend zijn of personen met visuele beperking.
− Beperking = één van vele onderdelen van iemands identiteit.
o Persoon staat voorop
− Belangrij ieder afzonderlijk individu (micro) en systeem (meso, macro) te kijken waarin zich bevindt.
− Goede visuele waarneming berust op vele uitlopende visuele functie zoals:
o Lichtzien – Licht(over)gevoeligheid
o Gezichtsscherpte: Vormzien – waarnemen van vormen en details, gemeten me
gezichtsscherpte (acies visus).
o Kleurenzien
o Gezichtsveld, dat wat in één oogopslag gezien kan worden van visuele scène.
o Accommoderen, kunnen scherpstellen op objecten dichtbij of veraf
o Licht – donker adaptie
o Contrastgevoeligheid
o Binoculair zien, waaronder fuseren van beelden van beide ogen samen en diepte zien.
− Oogbewegingen, waaronder volgen van bewegende objecten en gericht verleggen van focus
1.1.1. Oftalmologische indeling
− Meten van visuele waarneming, voornamelijk a.d.h.v.:
o Gezichtsscherpte
▪ Hoeveelheid details die iemand kan waarnemen
o Gezichtsveld
▪ totale gebied dat overzien kan worden
− Of andere visuele functies: kleurenblindheid, contrastgevoeligheid, nachtblindheid, verminderd
dieptezicht, oogbewegingsstoornissen, kokerzicht, vlekken.
− Comorbiditeit: meerdere stoornissen komen samen voor
Oftalmologische indeling:
Oogheelkunde
Is gebaseerd op het vaststellen of meten van het visueel waarnemingsvermogen
1.1.1.1 Gezichtsscherpte of visus
− = Het vermogen van het oog om dingen in ons gezichtsveld te onderscheiden.
− Zonde macula kan je niet scherp zien
− Maat voor kleinste detail die iemand kan onderscheiden
− Bepaald gezichtsscherpte niet echt door grootte van object, maar van welke afstand nog duidelijk
o Bv: denk aan oog test bij optieker.
− Formule: V = d/D
o V = visus
o d = afstand van de persoon tot de letterkaart
o D = afstand waarop een ‘goed’ oog de letter kan waarnemen
Screeninginstrumenten:
− Bij gezichtsscherpte dichtbij -> leesvisus -> gebruik gemaakt van letterkaart of leestekst
− Meten visus van kinderen rond 12 maanden of kinderen met meervoudige beperkingen
o Aan de hand van geautomatiseerde auto en photorefractometer
▪ Leidt tot benaderende waarde -> nodig doorheen de jaren te herhalen om meer
zekerheid te bekomen
o Bij kleuters ook gebruik van leeskaarten -> i.p.v. letters -> figuurtjes.
▪ Pas vanaf 3 – 4 jaar betrouwbaar
1
, Doelgroepen 2
Screening ogen :
− Bij geboorte oogcontrole < 32 weken of geboortegewicht <1500 gram
− Kind en gezin
o Amblyogene factoren
− CLB
o Opvolging
1.1.1.2 Gezichtsveld
− Is het gebied dat overzien kan worden wanneer het hoofd
en de ogen volkomen stil worden gehouden
− Gezichtsvelden beide ogen overlappen elkaar
o Je ziet scherp in het centrale gezichtsveld
o Perifeer gezichtsveld is onscherp
− Meetinstrument: perimeter
o Een koepel met in het midden een spiegeltje
waarop de persoon zijn blik moet richten
o Er beweegt een lichte door de koepel
o Pas vanaf 6 jaar
− Gezichtsveld
o Normaal: horizontaal 160° en verticaal 130°
o Matig of licht slechtziend: meer dan 20°
o Zwaar slechtziend: tussen 10° en 20°
o Blind: 10° of minder
Diagnostisch onderzoek:
− Hoornvlies scanner: aantasting of gaten -> oorzaak is niet
duidelijk
− Tonometer: meet de oogdruk -> Glaucoom
− OCT Scan: doorsnede van hoornvlies en netvlies → je krijgt visueel profiel over hoe het oog
functioneert
1.1.2. Indeling volgens lokalisatie van het letsel
− Locatie kan verschillende gevolgen hebben
− Visuele systeem omvat beide ogen, gezichtsbanen en optisch centrum in hersenen
− Twee stoornissen
o Oculaire stoornissen (OVS)
▪ In ogen
o Cerebrale visuele inperking (CVI)
▪ In gezichtsbanen of optisch centrum
Cerebrale visuele stoornissen:
− Zeer divers in uitingsvorm. Afhankelijk van
o richten blik
o aandachtspanne
o houding
o omgeving
− Verschillend profiel bij
o Aangeboren CVS: diffuus en sterk evoluerend
o Niet Aangeboren CVS: afgelijnde functie-uitval
− Voorbeelden:
o Maculadegeneratie, Ablatio retina: netvliesloslating, Retinitis pigmentosa: kokerzicht,
Cataract, Nystagmus, Glaucoom
2
, Doelgroepen 2
1.1.3. Functionele indeling
− Indeling is gebaseerd op resterende gezichtsvermogen
− Functionele visuele efficiëntie = hoe goed maakt een persoon gebruik van de beschikbare
gezichtsresten
− Functionele indeling:
o Personen die geen visuele reactie vertonen
o Minimale visuele reactie
▪ Verbetering visueel functioneren mogelijk
▪ Grens blind en slechtziend
o Visueel oriënteren maar verstoord
▪ Gezichtsscherpte, -veld of zien van kleuren
▪ Aard en omvang zeer verschillend
Visueel profiel:
− Ordent alle aspecten die te maken hebben met het zien en de
slechtziendheid van een persoon.
− Bevat gegevens over verschillende aspecten zoals
o De ziekten of aandoeningen
o Functie stoornissen
o De activiteiten
o Omgevingsfactoren
Externe factoren
Persoonlijke factoren
1.2 Etiologie
Oorzaken blindheid en slechtziendheid:
− Erfelijkheid:
− Zwangerschap: b.v. toxoplasmose
− Geboorte: b.v. zuurstoftekort
− Prematuren
− Chronische of neurologische ziekten
− Verwondingen
− Tumoren
− Ouderdom
Meest voorkomende oogziekten die leiden tot slechtziendheid en blindheid:
− Troebele ooglens
Cataract
− Verminderd zicht
− Centrale deel van netvlies
beschadigd
Macula degeneratie
− Verlies centrale
gezichtsvermogen
3
, Doelgroepen 2
− Verhoogde druk
Glaucoom
− Schade oogzenuw
Diabetische
− Bloedvaten beschadigd
retinopathie
Netvliesloslating − Netvlies laat los
− Ontstaan uitval ringvormig
gezichtsveld
Retinitis pigmentosa − Maar centraal gezichtsscherpte is
nog goed
− Last van nachtblindheid
1.2.1 Cerebrale Visuele inperking (CVI)
− Veroorzaakt door schade of letsel aan hersenen
− Problemen met verwerken en interpreteren van visuele informatie
− Ook problemen met visuele waarneming in verschillende omgevingen en situaties
− Verschillende oorzaken
− Geen remedie
1.2.2 Albinisme
− Erfelijke aandoening
− Onvoldoende pigment aangemaakt in huid
− Leidt tot verminderd gezichtsvermogen, lichtgevoeligheid en verhoogde kans op huidkanker
− Extra ondersteuning en psychologische ondersteuning
o Veel vooroordelen en discriminatie
1.3 Prevalentie
− Moeilijk juist beeld krijgen van aantal personen met visuele beperking
− Wereldgezondheidsorganisaties schat prevalentie van visuele beperking bij kinderen en jongeren in
welvarende landen op 0,1 tot 0,4%
− De prevalentie van blindheid is 0,02%
− Voor volwassen liggen percentages hoger
− Overgrote merendeel mensen visuele beperking Westerse landen -> 50+
− Dezelfde leeftijdscategorie vertegenwoordigde in 2015 80% van personen met matige tot ernstige
visuele beperking en 74% van lichte.
− Leren ook vaker vrouwen met visuele beperking kampen dan mannen
− Cataract voornaamste oorzaak blindheid senioren, gevolgd door leeftijdsgebonden macula
degeneratie (LMD) en in dezelfde maten glaucoom en ongecorrigeerde reflactiestoornissen
− Slechtziende betreft -> ongecorrigeerde reflactiestoornissen aan oorsprong van bijna 50% van
gevallen
4