Samenvatting: Fysieke revalidatie (Kinderen)

FYSIEKE REVALIDATIE –
KINDEREN
1. CEREBRAL PALSY (CEREBRALE PARESE)

Definitie:

Cerebraal : hersenen
Hersenaandoening (Invloed centraal zenuwstelsel DUS neurologisch)
Parese : Verlamming

- Kinderen die een letsel in de hersenen hebben en daardoor motorisch niet goed kunnen functioneren

- Gaat over motorische houding en controle  probleem
- Non progressief  niet erger worden, betekend niet dat we veranderingen gaan zien  de manier van
bewegen door de normale ontwikkeling


- Waar komt de stoornis tot uiting?
o Motoriek, dagdagelijkse handelingen, …
- Welke bijkomende problemen kunnen zich voordoen?
o Kan gepaard gaan met stoornissen in gevoel, cognitie, communicatie, perceptie en/of
epileptische stoornis
- Wanneer wordt de aandoening veroorzaakt?
o voor/tijdens/na de geboorte (gebeurt voor de leeftijd van 2j)

Ergotherapie en kinderen met cerebrale parese

- Wanneer starten we best met de behandeling?
o Zo vroeg mogelijk
- Waarop ligt onze focus?
o Kind kan participeren en deelnemen aan de maatschappij
- Wat moet het kind kunnen doen
o hulp durven vragen waar nodig
o Alternatieve manieren willen aanleren
o zelf initiatief nemen en proberen


- Waar moeten wij volgens Prof. Dr. Rosenbaum op letten?
o mobiliteit en communicatie
 kinderen onafhankelijker kunnen functioneren
 kinderen laten participeren in de samenleving
 kinderen moeten de mogelijkheid krijgen om zelf te ontdekken
- Kan je wat hij zegt linken aan de taak van de ergotherapeut?
o Activiteiten  exploreren door dingen te doen
o Kinderen kansen geven zodat ze kunnen participeren

1.1 F-WORDS

WHO: “Een mens is gezond op het moment dat het welbevinden oké is” (goed voelen op alle aspecten)

, - Waarop leggen Huber en collega’s de nadruk?
o Feit dat je u kan aanpassen, en dat je zelf in staat bent, om sociale, fysieke en emotionele
uitdagingen aan te gaan
- Hoe past deze definitie binnen de visie van ergotherapie? Motiveer
o Als ergotherapeut helpen wij bij deze uitdagingen




- Zes favoriete woorden in de kinderrevalidatie (Gorter, 2019)
o  bieden de client en het clientsysteem de kans om mee na te denken over ieder F-woord en
om actie te ondernemen

De zes begrippen plaatsen in het kader van de ICF

- Voordeel: toegankelijker voor kinderen, jongeren en cliëntsysteem
o Mee denken over de te ondernemen acties
o Betrokkenheid vergroten van cliënt en cliëntsysteem
o Rekening houden met deze zes belangrijke elementen




1.11 FUNCTION / FUNCTIE (=FUNCTIONALITEIT)
Een andere invulling van de term functie dan in het ICF.

- Wat doen mensen?
- Hoe functioneren mensen?

- Voor de therapeut:
- Holistische benadering is belangrijk

- Normale ontwikkeling is een leidraad, niet de
norm
- Stimuleren om activiteiten uit te voeren
o Niet iedere activiteit moet op een
‘normale manier’ uitgevoerd worden


1.1.2 FAMILY / GEZIN

,Het gezin vormt de essentiële omgeving van kinderen en jongeren met een beperking.

- Klachten, bezorgdheden en realiteiten binnen het gezin worden zelden in kaart gebracht.
- Samen werken met het gezin is een must.
o Kennen het kind / de jongere het best




1.1.3 FITNESS / FITHEID
Kinderen en jongeren met een beperking zijn minder fit dan hun leeftijdsgenoten zonder beperking

- Welke factoren of omstandigheden vergemakkelijken of bemoeilijken fysieke activiteiten?

- Lage mate van fysieke fitheid wordt geassocieerd met een aantal aandoeningen.
- Fysieke fitheid verbeteren
 Vermoedelijk door duurzame lichamelijke activiteiten (In de context van het kind)


1.1.4 FRIENDS / VRIENDEN
Sociale ontwikkeling, waaronder het aangaan en onderhouden van vriendschappelijke relaties of
vriendschappen, is onmisbaar in de vorming van een eigen persoonlijkheid.

- Kinderen en jongeren met CP nemen in beperkte mate deel aan activiteiten die niet gekenmerkt zijn
door familiale verwantschappen.
- Sociale ontwikkeling stimuleren van bij de start van de behandeling.
- Virtuele omgevingen zijn op vlak van sociale participatie betekenisvol geworden voor kinderen en
jongeren met een beperking.
- Kinderen en jongeren bewust leren omgaan met virtuele omgevingen.


1.1.5 FUN / PLEZIER
Het beleven van plezier is verbonden met een bepaald niveau van participeren.

- Nagaan wat kinderen willen doen.
- Activiteiten kenbaar maken en promoten.

- Factoren die deelname aan vrijetijdsactiviteiten beïnvloeden.
o Persoonsfactoren
o Gezinsfactoren
o Omgevingsfactoren


1.1.6 FUTURE/TOEKOMST
Kinderen en jongeren ontwikkelen voortdurend

- Nadenken over de toekomst van het kind vanaf de start van de behandeling.
o In samenspraak met (kind) en ouders
o Wat zijn de toekomstverwachtingen?
 De mogelijkheden niet vooraf bepalen
- Ouders met hoge toekomst verwachtingen (niet altijd realistisch) bieden meer ondersteuning, kansen
en aanmoedigingen.

, 1.1.7 ERGOTHERAPEUT
Bij behandelplan opstellen  zeker bij pakken!!!

- Wat wil je als ergotherapeut zeker meenemen in je behandeling en waarom?
o Betekenisvol handelen  waarom doen we dit?
o Holistische kijk
o Samenwerken (zeker met client systeem)
o Totaliteit en mogelijkheden van het kind
o Participeren
- Wie zullen naast je client en het cliëntsysteem je partners zijn en waarom? Motiveer


2.8 WERKCOLLEGES

Babyreacties verdwijnen  er word nog gesproken over grijpreflex maar eigenlijk is dat een grijpreactie  bij
CP kan het zijn dat ze niet weg gaan


2.8.1 KINDEREN BEWEGEN IN PATROON
Patronen zijn de basis van alles

Kinderen bewegen in patronen, volgens hun pathologie  Goed observeren (= heel belangrijk om te kijken
vanuit welk bewegingspatroon iemand vertrekt. Welke hulpmiddelen zullen we moeten geven)

Flexie Extensie
Hoofd Voorwaarts gebogen Achterwaarts gebogen
Nek Flexie Cervicale lordose
Mond Gesloten Open
Romp Kyfose Lordose
Schouder Protractie Retractie
Arm Endorotatie Exorotatie
Elleboog Flexie Extensie
Voorarm Pronatie Supinatie
Pols Flexie Extensie
Hand Ulnaire deviatie Radiale deviatie
Vingers Flexie Extensie
Duim Adductie Abductie
Heup Abductie, exorotatie Adductie, endorotatie
Knie Flexie Extensie
Voet Dorsiflexie, varus Equinus, valgus
Tenen Extensie Flexie
Richtlijnen:

- Gebruik nooit kracht;
- Verander de positie steeds langzaam en gradueel;

- Start nooit waar de pathologie het sterkst is;
- Start nooit ter hoogte van de distale delen van de ledematen;

- Geef het kind tijd om zijn tonus op te bouwen;
- Maak gebruik van verschillende posities en activiteiten;

- Stel bereikbare doelen voorop