SOCIO H11: ONGELIJKHEID
11.1 ONGELIJKHEID = ?
11.1.1 VB
• Titanic → hogere klassen = voorrang → meer overlevenden hogere klasse dan lage klasse
o + vrouwen & kids eerst → heel weinig mannen uit lage klasse hebben overleefd
• Loonkloof = 6% → equal pay day
• Levensverwachting
o hoog – laaggeschoolden (7j. verschil → voordeel hooggeschoolden)
o man – vrouw
11.1.2 LECLERC (COMTE DE BUFFON)
• 18e eeuw → wetenchapper + schreef encyclopedieën
• Blind over ongelijkheid
o Iedereen zelfde levensduur
o WEL: luchtkwaliteit =effect op levensduur
11.1.3 HOE ONGELIJK
• BE → nog vrij blind
o Netto vermogen = bezit (≠ inkomen dat je maandelijks binnenkrijgt)
o Spaargeld, woning…
o Top 10% rijksten = meeste bezit (44% v/h totaal vermogen)
o Onderste/armste 10% → veel schulden
• VS → grote blindheid
o Top 20% rijksten → 80% vermogen
o Denken dat ongelijkheid kleiner is
o Ongelijkheid mag MAAR minder extreem
11.1.4 HOT TOPIC
• “Capital” → Thomas Piketty(FR)
o Boek → start debat ongelijkheid
o POL—ECON analyse → evolutie ongelijkheid
• Wilterdink (1994)
o Onderzoek → bezit per % bevolking → evolutie 19e – 20e
o Top 0,5% rijksten → van 44% naar 22% vermogen
o Richting egalitaire SL = perfect gelijke SL
,11.1.5 GRAFISCH
a) Vermogen bij rijkste 1% → FR—VK—VS—Zweden
• Vermogen daalt → vooral tussen 1910 –1970
• Erna +/- stabiel
b) Inkomen VS → top 1% rijksten
• Daling 1928-’30 → beurskrach Wall street
• Dalend ’40 – ’85 → structurele maatschappelijke ontwikkeling
• ’85 → terug op hoog niveau zoals VOOR krach
c) Gini-coëfficiënten (OEZO) tussen landen → Denemarken, BE, LUX, FR, ITA, ….
• Gini = geeft ongelijkheid weer → 0 = perfect gelijk & 1= perfect ongelijk = 1gezin heeft alles
• BE = positief → geen verandering & lage gini
• Mexico, Turkije, VS = hoge gini
d) Evolutie vaardigheden kids uit versch. gezinnen
• Ouders uit lage soc.-econ. Status – hoge soc-econ status
• Cognitieve test voor kids
o Kids die in het begin slecht scoren → verbeteren hun scores wnr ze uit hoog econ
gezin komen
o Kids die eerst hoog scoren → verslechtering resultaat wnr ze uit lager econ.
Gezin komen
e) Opleiding jongens – meisjes
• Start opleiding = meer vrouwen beginnen hogere studies
• Mannen die er dan toch mee starten → geraken meestal verder dan meisjes
o Hogere niveaus = meer mannen dan vrouwen
f) Levensverwachting
• Geslacht → vrouw > man
• Opleiding → hoog opgeleid > laag opgeleid
g) Werk
• Hoog opgeleiden = meer autonomie
• Laag opgeleiden = weinig autonomie →laag kwalitatieve jobs aannemen (geen keuze)
, h) Woonplaats
• Type → hoog comfort – laag comfort → laag comfort = centrum Brussel
• Gezondheid/regio → slechte gezondheid = centrum Brussel
o In centrum zijn mensen meer geneigd zich minder gezond te voelen
i) Relatie top – bodem
• Tussen landen → top & bodem = invloed op elkaar
o Grotere top = meer armoede
o Minder armoede = kleinere top
j) Gevolgen ongelijkheid
• Soc.problemen + gezondheidsproblemen = effect op ongelijkheid
• Meer gelijkheid = minder problemen
11.1.6 CONCLUSIE
• Ongelijkheid ≠ individ. Verschillen ≠ verscheidenheid→ ≠ versch. oogkleur, voorkeur, groepen
(job, voetbalclub)
• Verdeling waardevolle middelen + versch. waardering
o Varieert over tijd, ruimte, groepen
• Regelmaat & tendensen → soc. Groepen
o Hoog-laag opgeleiden OF man – vrouw …
• Soms onrechtvaardig
o Cultureel bepaald door SL waarin je leeft
o Schilderij → dood v/d koning
▪ Wordt belegerd→ op luxueuze brandstapel + geeft bevel om al zijn bezit te
doden (vrouwen, geld..)
▪ De laatste soldaat moet mij vermoorden
▪ Neemt bezit mee in graf → als ik het niet heb = niemand dan
11.2 VORMEN VAN ONGELIJKHEID
• Stratificatie = ongelijkheid specifiek in SL → versch. per SL
a) Slavernij
• = ergste vorm van stratificatie/ongelijkheid
11.1 ONGELIJKHEID = ?
11.1.1 VB
• Titanic → hogere klassen = voorrang → meer overlevenden hogere klasse dan lage klasse
o + vrouwen & kids eerst → heel weinig mannen uit lage klasse hebben overleefd
• Loonkloof = 6% → equal pay day
• Levensverwachting
o hoog – laaggeschoolden (7j. verschil → voordeel hooggeschoolden)
o man – vrouw
11.1.2 LECLERC (COMTE DE BUFFON)
• 18e eeuw → wetenchapper + schreef encyclopedieën
• Blind over ongelijkheid
o Iedereen zelfde levensduur
o WEL: luchtkwaliteit =effect op levensduur
11.1.3 HOE ONGELIJK
• BE → nog vrij blind
o Netto vermogen = bezit (≠ inkomen dat je maandelijks binnenkrijgt)
o Spaargeld, woning…
o Top 10% rijksten = meeste bezit (44% v/h totaal vermogen)
o Onderste/armste 10% → veel schulden
• VS → grote blindheid
o Top 20% rijksten → 80% vermogen
o Denken dat ongelijkheid kleiner is
o Ongelijkheid mag MAAR minder extreem
11.1.4 HOT TOPIC
• “Capital” → Thomas Piketty(FR)
o Boek → start debat ongelijkheid
o POL—ECON analyse → evolutie ongelijkheid
• Wilterdink (1994)
o Onderzoek → bezit per % bevolking → evolutie 19e – 20e
o Top 0,5% rijksten → van 44% naar 22% vermogen
o Richting egalitaire SL = perfect gelijke SL
,11.1.5 GRAFISCH
a) Vermogen bij rijkste 1% → FR—VK—VS—Zweden
• Vermogen daalt → vooral tussen 1910 –1970
• Erna +/- stabiel
b) Inkomen VS → top 1% rijksten
• Daling 1928-’30 → beurskrach Wall street
• Dalend ’40 – ’85 → structurele maatschappelijke ontwikkeling
• ’85 → terug op hoog niveau zoals VOOR krach
c) Gini-coëfficiënten (OEZO) tussen landen → Denemarken, BE, LUX, FR, ITA, ….
• Gini = geeft ongelijkheid weer → 0 = perfect gelijk & 1= perfect ongelijk = 1gezin heeft alles
• BE = positief → geen verandering & lage gini
• Mexico, Turkije, VS = hoge gini
d) Evolutie vaardigheden kids uit versch. gezinnen
• Ouders uit lage soc.-econ. Status – hoge soc-econ status
• Cognitieve test voor kids
o Kids die in het begin slecht scoren → verbeteren hun scores wnr ze uit hoog econ
gezin komen
o Kids die eerst hoog scoren → verslechtering resultaat wnr ze uit lager econ.
Gezin komen
e) Opleiding jongens – meisjes
• Start opleiding = meer vrouwen beginnen hogere studies
• Mannen die er dan toch mee starten → geraken meestal verder dan meisjes
o Hogere niveaus = meer mannen dan vrouwen
f) Levensverwachting
• Geslacht → vrouw > man
• Opleiding → hoog opgeleid > laag opgeleid
g) Werk
• Hoog opgeleiden = meer autonomie
• Laag opgeleiden = weinig autonomie →laag kwalitatieve jobs aannemen (geen keuze)
, h) Woonplaats
• Type → hoog comfort – laag comfort → laag comfort = centrum Brussel
• Gezondheid/regio → slechte gezondheid = centrum Brussel
o In centrum zijn mensen meer geneigd zich minder gezond te voelen
i) Relatie top – bodem
• Tussen landen → top & bodem = invloed op elkaar
o Grotere top = meer armoede
o Minder armoede = kleinere top
j) Gevolgen ongelijkheid
• Soc.problemen + gezondheidsproblemen = effect op ongelijkheid
• Meer gelijkheid = minder problemen
11.1.6 CONCLUSIE
• Ongelijkheid ≠ individ. Verschillen ≠ verscheidenheid→ ≠ versch. oogkleur, voorkeur, groepen
(job, voetbalclub)
• Verdeling waardevolle middelen + versch. waardering
o Varieert over tijd, ruimte, groepen
• Regelmaat & tendensen → soc. Groepen
o Hoog-laag opgeleiden OF man – vrouw …
• Soms onrechtvaardig
o Cultureel bepaald door SL waarin je leeft
o Schilderij → dood v/d koning
▪ Wordt belegerd→ op luxueuze brandstapel + geeft bevel om al zijn bezit te
doden (vrouwen, geld..)
▪ De laatste soldaat moet mij vermoorden
▪ Neemt bezit mee in graf → als ik het niet heb = niemand dan
11.2 VORMEN VAN ONGELIJKHEID
• Stratificatie = ongelijkheid specifiek in SL → versch. per SL
a) Slavernij
• = ergste vorm van stratificatie/ongelijkheid