Samenvatting - Pediatrie en neonatologie - Dr. Docx

Pediatrie en neonatologie


Adaptatie aan het extra-uteriene leven:

Een pasgeborene heeft 6-12 uur nodig om zich te adapteren vanuit zijn placentaire omgeving
naar het extra-uteriene leven toe.

Fysiologische verandering bij de geboorte:




Belangrijke gebeurtenissen bij de geboorte:
 First breath = eerste ademhaling
 Verwijdering van vocht uit de longen
 Functionele sluiting ductus arteriosus = overgang die niet meer gebeurt, geen
uitwisseling tussen de long en lichaams ader. Daarna pas anatomische sluiting.

Ontwikkeling van de longen  24 weken zwangerschapsduur  op deze moment
ontwikkelen de longblaasjes zich
Met de surfactant kan geholpen worden maar dan heb je longblaasjes nodig!
 Deze zijn er vanaf 24 weken.

Terminale luchtwegen op 24 weken zwangerschapsduur:
 Weinig longblaasjes
 Epitheel is cuboidaal
 Weinig surfactant productie
 Interstitium verdeelt de longblaasjes en de haarvaatjes

Terminale luchtwegenop 40 weken:
 20-70 miljoen longblaasjes
 Surfactant geproduceerd door type II pneumocyten
 Longblaasjes-haarvaten liggen dichtbij elkaar

Long transitieperiode:
 In de baarmoeder longen gevuld met vocht
 De longblaasjes zijn open en gevuld met fetaal longvocht
Fetaal longvocht wordt geproduceerd door ultrafiltratievan capillair bloed en secreties
van de cellen van de longblaasjes
 Doorheen het baarkanaal wordt de borstkas samengedrukt
 Drukken 30-160 cm H2O
 Ejectie van amniosvocht uit de luchtpijp

1

,Pediatrie en neonatologie

Transitieperiode = De druk is noodzakelijk om het amniosvocht uit de longen te persen.
Patiënten met keizersnede en stortgeboorte hebben dit niet (hebben de tijd er niet voor)
dus zitten de longen nog vol met vocht.

Hoe weet baby dat hij geboren is?
Systemische circulatie = grote bloedsomloop
Stretch receptoren zetten catecholamines vrij die de AH triggeren




Bloedsomloop van de placenta:
 Uitwisseling van O2 en CO2 door eenvoudige diffusie
 Eliminatie van afvalstoffen
 Doet het werk van de longen in utero
 Veneus bloedgas genomen in de uterus
o PCO2 = 38 mm Hg (laag maar is oke)
o PO2 = 40-50 mm Hg
o pH = 7.36 (hetzelfde)

Noodzakelijke veranderingen voor zelfstandige AH na de geboorte:




2

,Pediatrie en neonatologie

CATECHOLAMINES TRIGGEREN BIJ DE PASGEBORENE DE INITIATIE VAN DE ADEMHALING &
DE CARDIOVASCULAIRE VERANDERINGEN!!!!
 Catecholaminen verhogen de ademhalings-bewegingen
o Ademhaling  PO2
o Ademhaling vermindert onmiddellijk de vaatweerstand in de longen
o Opening van de bloedvaten
o Intra thoracale druk
 Catecholaminen verminderen de productie van het vocht in de longblaasjes

Initiatie van de AH en veranderingen in de bloedsomloop:




Symptomen die we vinden bij moeizame AH bij de pasgeborene!!!
 Tachypneu = bij keizersnede, kind wordt uit de baarmoeder gehaald zonder door een
smalle doorgang te gaan, longen vol met vocht, moeilijke aanpassing.
Hartslag bij pasgeborene is 40-60 sl/min
(Hoe kleiner het beestje hoe hoger de hartslag)
 Kreunen
 Neusvleugelen
 Intrekkingen
 Cyanose

Ontstaan van de ademhalingsproblemen:




3

, Pediatrie en neonatologie

Respiratoire adaptatieproblemen:
 Minimale Ademhalingsziekte bij de pasgeborene
o Milde ademhalingsproblemen bij de geboorte, gewoonlijk met milde cyanose
o Geen afwijkingen op RX-thorax
o Geen O2 nood
o Duur: < 4 uur
o 25 % - 30% van de pasgeborenen

 Transiente tachypneu van de pasgeborene (TTN)
o Etiologie: onrijpheid waardoor het amniosvocht tijdig verwijderd wordt of een foute
signalisatie waardoor niet tijdig er een beindiging is in de productie van het
amniosvocht
o Symptomen  respiratoire distress
o RX: amniosvocht in de fissuren + oedeem  O2 noodzakelijk
o Duur: gewoonlijk 48 uur
o Meestal gezien bij repeat sectio zonder voorafgaande arbeid

Ademhalingsproblemen die de adaptatie erg bemoeilijken:
 Onrijpheid van de longen – prematuren – RDS
 Infectie: pneumonie, sepsis
 Asphyxia (= zuurstoftekort bij de geboorte)
 Meconium Aspiratie Syndroom
 Afwijkingen van de bronciaalboom en de thorax
 Problemen met de temperatuur regeling en de stofwisseling

CPAP = longblaasjes blijven altijd een beetje open

Fetale bloedsomloop:
Circulatie van de foetus: (3 belangrijke factoren beïnvloeden circulatie VOOR de geboorte)
1. DE PLACENTA: de VENA UMBILICALIS is de aanvoerweg, de ARTERIAE UMBILICALES de
afvoerwegen.
2. DE LONGEN: functioneren NIET.
3. IN HET HART en op verloop van het vaatstelsel zijn er een aantal kortsluitingen
aanwezig.

 1 navelvene – 02 rijk bloed
 2 navel arteriën – O2 arm bloed
 3 fetale shunts
o Ductus venosus – leversysteem
o Foramen ovale – tussen rechter en linker voorkamer
o Ductus arteriosus – verbinding tussen longslagader en grote lichaamsslagader of
aorta descendens




4