THEMA 1 HET BREIN ONTLEED
Structuur en functie van een neuron
Met de klok rond:
1: dendriet
2: axonheuvel
3: knoop van ranvier
4: axon uiteinde
5: schwann-cellen
6: myeline
7: nucleus (celkern)
0: rustpotentiaal
1: depolarisatie
2: > 0mV
3: actiepotentiaal
4: repolarisatie
5: hyperpolarisatie
6: rustpotentiaal
,Werking: Vóór een actiepotentiaal kan plaatsvinden is er sprake van een rustpotentiaal.
- De balans tussen de ionen (Na+ en K+ ) ín en buíten de cel is op dat moment zo dat
dat de binnenkant van het membraan negatiever is geladen dan de buitenkant. De
spanning tussen de binnen- en buitenkant bedraagt typisch ongeveer -70 mV.
- Bij een voldoende sterke prikkel zullen de Na+ -kanalen openen waardoor Na+ de cel
binnengaat en de lading in de cel positiever wordt: dit is depolarisatie.
- Na een tijdje is het potentiaal binnen de cel > 0 mV, en komt dit boven de
drempelwaarde uit (actiepotentiaal). Dit wordt vervolgens hersteld doordat Na+ -
kanalen sluiten en K+ -kanalen openen. Hierdoor stroomt K+ de cel uit waardoor het
potentiaal binnen de cel weer negatief wordt: repolarisatie.
- Vervolgens komt er een moment waarop het potentiaal binnen de cel negatiever is
dan bij rust: dit noemt men hyperpolarisatie. Uiteindelijk wordt weer het
rustpotentiaal bereikt.
Rood: frontale kwab
Groen: laterale kwab
Geel: occipitaal kwab
Blauw: temporale kwab
De grove organisatie van het brein
- Grijze stof: materie bestaande uit vooral cellichamen van neuronen.
- Witte stof: weefsel bestaat uit vooral axonen en gliacellen.
- Gliacellen: ondersteunende cellen in het zenuwstelsel betrokken bij oa
weefselherstel en bij aanmaak van myeline.
- White matter tracts (witte stof paden) kunnen lopen:
o tussen verschillende corticale regio’s binnen hetzelfde hemisfeer (association
tracts)
o tussen verschillende corticale regio’s op verschillende hemisferen
(commisures). Corpus callosum is belangrijkste commisure.
o tussen corticale en subcorticale structuren (projection tracts)
- Corpus callosum: groot witte stof streek die beide hemisferen met elkaar verbindt.
- Ventrikels: holtes in het brein gevuld met hersenvocht.
- Anterieur: van voor
- Posterieur: van achter
- Superieur: van boven
, - Inferieur: van onder
- Lateraal: zijkant
- Mediaal: in of richting midden
- Coronaal: verticaal gesneden van boven naar onder => vooraanzicht
- Sagittaal: verticaal gesneden van voren naar achteren => zijaanzicht
- Axiaal: horizontaal gesneden van voren naar achteren => bovenaanzicht.
1: cerebrale cortex
2: pariëtale cortex
3: limbisch systeem
4: hippocampus
5: basale ganglia
6: Globus pallidus
7: diëncefalon
8: middenbrein
9: pons
De cerebrale cortex
- Gyrus/gyri: hersenwinding, bobbel
- Sulcus/sulci: hersengroeve, inham
- 4 kwabben: frontaal, pariëtaal, temporaal en occipitaal
- 4 verschillende manieren om gebieden van de cortex te onderscheiden:
o Gebieden verdeeld naar patroon van gyri en sulci
o Gebieden verdeeld naar cytoarchitectuur (rangschikking van cellen in een
weefsel gekenmerkt door bepaalde associatie met bepaalde functies) ->
Brodmann’s 54 gebieden.
o Gebieden verdeeld naar functie
o Gebieden verdeeld naar connectiviteit
, De subcortex
Onder corticale cortex en witte stof. Bestaat uit
verschillende systemen:
- Basale ganglia: grijze materie betrokken bij
motorische controle, vaardigheden leren en
beloningsleren. Bestaat uit oa: nucleus caudatus,
putamen en globus pallidus. (1) caudate (2) putamen
(3) amygdala (4) globus pallidus
- Limbisch systeem: (zoogdierenbrein) betrokken bij
emotie, motivatie, genot en emotioneel geheugen.
Bestaat uit: amygdala, hippocampus, cingulaire
cortex en mamillary lichamen.
o Amygdala: waarneming angst of bedreiging
o Gyrus cinguli: waarnemning emotionele en cognitieve conflicten
o Hippocampus: leren en geheugen
o Mamillary lichamen: 2 kleine ronde uitsteeksels gelinkt aan geheugen
- Diëncephalon: bestaat uit thalamus en hypothalamus
o Thalamus: belangrijkste sensorische verbindingsstation voor alle zintuigen
(behalve reuk) tussen de sensorische organen en de cortex.
o Hypothalamus: verschillende kernen die zich bezighouden met het lichaam
zoals lichaamstemperatuur, honger/dorst, seksuele activiteit en reguleren
groei.
De middenhersenen en achterbrein
- Middenhersenen (mesencephalon) bestaat uit meerdere structuren. Enkele hiervan
zijn:
o Superior colliculi: integreert informatie van verschillende sensoren betrokken
bij snelle oogbewegingen.
o Inferior colliculi: integreert informatie van verschillende sensoren betrokken
bij horen. Deze wegen lopen anders dan bij de hoofd-corticale sensorische
wegen. Denk aan harde knal of plots fel licht. Onderdeel is substantia nigra,
wat gelinkt is aan basale ganglia.
- Achterhersenen (metencephalon) bestaat voor grootste deel uit cerebellum.
o Cerebellum: belangrijk voor behendigheid en soepele uitvoering van
beweging.
o Pons: belangrijkste schakel tussen cerebellum en cerebrum.
o Medulla oblongata: reguleert vitale functies zoals ademhaling, slikken,
hartslag en slaap-waakritme.
Structuur en functie van een neuron
Met de klok rond:
1: dendriet
2: axonheuvel
3: knoop van ranvier
4: axon uiteinde
5: schwann-cellen
6: myeline
7: nucleus (celkern)
0: rustpotentiaal
1: depolarisatie
2: > 0mV
3: actiepotentiaal
4: repolarisatie
5: hyperpolarisatie
6: rustpotentiaal
,Werking: Vóór een actiepotentiaal kan plaatsvinden is er sprake van een rustpotentiaal.
- De balans tussen de ionen (Na+ en K+ ) ín en buíten de cel is op dat moment zo dat
dat de binnenkant van het membraan negatiever is geladen dan de buitenkant. De
spanning tussen de binnen- en buitenkant bedraagt typisch ongeveer -70 mV.
- Bij een voldoende sterke prikkel zullen de Na+ -kanalen openen waardoor Na+ de cel
binnengaat en de lading in de cel positiever wordt: dit is depolarisatie.
- Na een tijdje is het potentiaal binnen de cel > 0 mV, en komt dit boven de
drempelwaarde uit (actiepotentiaal). Dit wordt vervolgens hersteld doordat Na+ -
kanalen sluiten en K+ -kanalen openen. Hierdoor stroomt K+ de cel uit waardoor het
potentiaal binnen de cel weer negatief wordt: repolarisatie.
- Vervolgens komt er een moment waarop het potentiaal binnen de cel negatiever is
dan bij rust: dit noemt men hyperpolarisatie. Uiteindelijk wordt weer het
rustpotentiaal bereikt.
Rood: frontale kwab
Groen: laterale kwab
Geel: occipitaal kwab
Blauw: temporale kwab
De grove organisatie van het brein
- Grijze stof: materie bestaande uit vooral cellichamen van neuronen.
- Witte stof: weefsel bestaat uit vooral axonen en gliacellen.
- Gliacellen: ondersteunende cellen in het zenuwstelsel betrokken bij oa
weefselherstel en bij aanmaak van myeline.
- White matter tracts (witte stof paden) kunnen lopen:
o tussen verschillende corticale regio’s binnen hetzelfde hemisfeer (association
tracts)
o tussen verschillende corticale regio’s op verschillende hemisferen
(commisures). Corpus callosum is belangrijkste commisure.
o tussen corticale en subcorticale structuren (projection tracts)
- Corpus callosum: groot witte stof streek die beide hemisferen met elkaar verbindt.
- Ventrikels: holtes in het brein gevuld met hersenvocht.
- Anterieur: van voor
- Posterieur: van achter
- Superieur: van boven
, - Inferieur: van onder
- Lateraal: zijkant
- Mediaal: in of richting midden
- Coronaal: verticaal gesneden van boven naar onder => vooraanzicht
- Sagittaal: verticaal gesneden van voren naar achteren => zijaanzicht
- Axiaal: horizontaal gesneden van voren naar achteren => bovenaanzicht.
1: cerebrale cortex
2: pariëtale cortex
3: limbisch systeem
4: hippocampus
5: basale ganglia
6: Globus pallidus
7: diëncefalon
8: middenbrein
9: pons
De cerebrale cortex
- Gyrus/gyri: hersenwinding, bobbel
- Sulcus/sulci: hersengroeve, inham
- 4 kwabben: frontaal, pariëtaal, temporaal en occipitaal
- 4 verschillende manieren om gebieden van de cortex te onderscheiden:
o Gebieden verdeeld naar patroon van gyri en sulci
o Gebieden verdeeld naar cytoarchitectuur (rangschikking van cellen in een
weefsel gekenmerkt door bepaalde associatie met bepaalde functies) ->
Brodmann’s 54 gebieden.
o Gebieden verdeeld naar functie
o Gebieden verdeeld naar connectiviteit
, De subcortex
Onder corticale cortex en witte stof. Bestaat uit
verschillende systemen:
- Basale ganglia: grijze materie betrokken bij
motorische controle, vaardigheden leren en
beloningsleren. Bestaat uit oa: nucleus caudatus,
putamen en globus pallidus. (1) caudate (2) putamen
(3) amygdala (4) globus pallidus
- Limbisch systeem: (zoogdierenbrein) betrokken bij
emotie, motivatie, genot en emotioneel geheugen.
Bestaat uit: amygdala, hippocampus, cingulaire
cortex en mamillary lichamen.
o Amygdala: waarneming angst of bedreiging
o Gyrus cinguli: waarnemning emotionele en cognitieve conflicten
o Hippocampus: leren en geheugen
o Mamillary lichamen: 2 kleine ronde uitsteeksels gelinkt aan geheugen
- Diëncephalon: bestaat uit thalamus en hypothalamus
o Thalamus: belangrijkste sensorische verbindingsstation voor alle zintuigen
(behalve reuk) tussen de sensorische organen en de cortex.
o Hypothalamus: verschillende kernen die zich bezighouden met het lichaam
zoals lichaamstemperatuur, honger/dorst, seksuele activiteit en reguleren
groei.
De middenhersenen en achterbrein
- Middenhersenen (mesencephalon) bestaat uit meerdere structuren. Enkele hiervan
zijn:
o Superior colliculi: integreert informatie van verschillende sensoren betrokken
bij snelle oogbewegingen.
o Inferior colliculi: integreert informatie van verschillende sensoren betrokken
bij horen. Deze wegen lopen anders dan bij de hoofd-corticale sensorische
wegen. Denk aan harde knal of plots fel licht. Onderdeel is substantia nigra,
wat gelinkt is aan basale ganglia.
- Achterhersenen (metencephalon) bestaat voor grootste deel uit cerebellum.
o Cerebellum: belangrijk voor behendigheid en soepele uitvoering van
beweging.
o Pons: belangrijkste schakel tussen cerebellum en cerebrum.
o Medulla oblongata: reguleert vitale functies zoals ademhaling, slikken,
hartslag en slaap-waakritme.