Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien 4.2 TrustPilot
logo-home
Resume

Samenvatting Leerdoelen AFP 1.3

Note
-
Vendu
2
Pages
39
Publié le
16-07-2023
Écrit en
2022/2023

Alle leerdoelen uitgewerkt van periode 3 AFP leerjaar 1 verpleegkunde.

Établissement
Cours











Oups ! Impossible de charger votre document. Réessayez ou contactez le support.

Livre connecté

École, étude et sujet

Établissement
Cours
Cours

Infos sur le Document

Livre entier ?
Non
Quels chapitres sont résumés ?
16
Publié le
16 juillet 2023
Nombre de pages
39
Écrit en
2022/2023
Type
Resume

Sujets

Aperçu du contenu

Les 1 – anatomie en fysiologie van het spijsverteringsstelsel

Leerdoel: de student legt uit waaruit het spijsverteringsstelsel is opgebouwd en welke
accessoire organen hierbij betrokken zijn.

Endocrien  geen afvoerbuis
Exocrien  afvoerbuis

Accessoire organen
spijsverteringsstelsel 
bijkomende organen
(met een specifieke Accessoire organen
functie) van het
spijsverteringsstelsel
zoals:
o Speekselklieren
o Galblaas
o Lever
o Pancreas

Het
spijsverteringsstelsel
bestaat uit 4 lagen:
1) De mucosa 
binnenbekleding
= slijmvlies.
2) Submucosa  tweede laag los bindweefsel die onmiddellijk onder de
spierlaag ligt. Bevat bloedvaten, lymfevaten, zenuwvezels, sensibele
neuronen en parasympathische motorische neuronen. Zenuwweefsel
reguleert samentrekkingen van het gladde spierweefsel en is betrokken bij het
reguleren van de klierproductie van de spijsverteringsklieren.
3) Spierlaag  binnenste laag van kringspieren en buitenste laag van
lengtespieren. Door contracties worden stoffen in bewegingen gebracht en
voortgestuwd (autonoom).
4) Serosa  sereus membraan. Houden aangehechte organen op hun plaats en
voorkomen dat de darmen tijdens beweging of bij plotselinge verandering van
lichaamshouding in de war raken.

Leerdoel: de student legt uit wat de functies zijn van de verschillende organen van
het spijsverteringsstelsel en de accessoire organen.
Functies spijsverteringsstelsel:
1. Ingestie: vindt plaats wanneer voedsel en drank de mondholte van het
spijsverteringskanaal binnenkomen.
2. Mechanische verwerking: pletten en knippen waardoor vaste
voedingsmiddelen soepeler door het spijsverteringskanaal worden
voortbewogen en de oppervlakte van het voedsel wordt vergroot.
3. Vertering: is de chemische afbraak van voedsel.
4. Secretie: afgifte van water, zuren, enzymen, buffers en zouten door het
epitheel van het spijsverteringskanaal en de bijbehorende organen.

, 5. Opname: verplaatsing van kleine organische moleculen, elektrolyten,
vitaminen en water door het dekweefsel van het verteringskanaal naar de
interstitiële vloeistof.
6. Defecatie: verwijdering van afval uit het lichaam. Het water wordt uit de
afvalstoffen onttrokken, ze worden samengeperst en in de vorm van feces uit
het spijsverteringskanaal verwijderd.

Verplaatsing van een bolus:
De spierlaag stuwt materiaal door d.m.v. peristaltiek.
Tijdens een peristaltische beweging contraheren de
kringspieren eerst achter de inhoud van het
verteringskanaal. Daarna trekken de lengtespieren zich
samen, waardoor aangrenzende segmenten van het
verteringskanaal worden verkort. Een contractiegolf in de
kringspieren duwt het materiaal daarna in de gewenste
richting.

Organen spijsverteringsstelsel:
De tong:
De tong verplaatst het voedsel in de mond.
Primaire functies:
o Mechanische vertering door samendrukken,
aflikken en vervormen.
o Bewerking van voedsel als hulpmiddel bij het
kauwen en om het voedsel voor te bereiden op
het slikken.
o Onderzoek van het voedsel met de tast-,
temperatuur- en smaakzintuigen.

Speekselklieren:
Drie paar speekselklieren geven speeksel in de
mondholte af.
o Oorspeekselklier  oppervlak onderkaak.
o Ondertongspeekselklier  onder slijmvlies van de
mondbodem.
o Onderkaakspeekselklier  mondbodem langs het binnenste oppervlak van de
kaak.
Deze vormen 1 tot 1,5 liter speeksel per dag.
Buffers in het speeksel houden de pH rond de 7
in de mond. Ze voorkomen ophoping van zuren
die door bacteriën worden gevormd.

Gebitselementen:
Door kauwen worden taaie bindweefsels gemalen
en wordt het voedsel met speeksel verzadigd.

Farynx:
Gezamenlijke doorgang voor vast voedsel,
vloeistoffen en lucht. De keelspieren werken

,samen met de spieren van de mondholte en de oesophagus om het slikproces te
beginnen.

Oesophagus:
De slokdarm vervoerd vast voedsel en
vloeistoffen naar de maag. De onderste
kringspier is onder normale
omstandigheden actief samengetrokken
waardoor wordt voorkomen dat de spijsbrij
vanuit de maag naar de oesophagus
terugstroomt.

Slikken:
Slikken kan bewust worden geïnitieerd,
maar verloopt autonoom verder als het is
begonnen. Voordat voedsel kan worden
doorgeslikt moet het de juiste structuur en
consistentie hebben. 3 fasen van het
slikken:
o Buccale fase = de enige fase die bewust kan worden aangestuurd.
o Faryngeale fase
o Oesofageale fase

De onwillige slikreflex begint wanneer tastreceptoren op
de gehemelteboog en huig worden geprikkeld door de
spijsbrok.




4 belangrijke functies van de maag:
1. Opslag van voedsel

, 2. Mechanische vertering van voedsel
3. Verbreken van chemische bindingen in voedsel door de werking van zuren en
enzymen
4. Productie van een intrinsieke factor, een verbinding die noodzakelijk is voor de
opname van vitamine B12 in de dunne darm.

De oesophagus is verbonden met de cardia. Het uitpuilende gedeelte van de maag
dat boven de cardia uitsteekt, is de fundus van de maag. Het grootste deel tussen
de fundus en de bocht van de J is het corpus. De pylorus is het onderste deel van
de J. Dit verbindt de maag met de dunne darm. De pylorussfincter, een kringspier,
reguleert de passage van de chymus vanuit de maag naar de dunne darm.
De muscularis externa van de maag heeft 3 lagen: lengtespieren, kringspieren en
schuine spieren, van buiten naar binnen. Door deze extra laag glad spierweefsel is
de maag extra sterk en kan het voedsel beter kneden en mengen.

Dagelijks wordt er
ongeveer 1500 ml
maagsap afgegeven. De
cellen die dit vormen
zijn: pariëtale cellen en
zymogene cellen. In het
onderste deel van de
maag bevinden zich ook
endocriene cellen die
betrokken zijn bij het
reguleren van de
activiteit van de maag.
o Pariëtale cellen
 geven de intrinsieke factor en zoutzuur af. De intrinsieke factor
vergemakkelijkt de opname van vitamine B12, wat nodig is voor erythropoëse.
Zoutzuur verlaagt de pH waardoor de maaginhoud op een pH van 1,5-2,0
wordt gehouden.
o Zymogene cellen  geven een eiwit in de maagholte af dat pepsinogeen
wordt genoemd. Komt dit in contact met zoutzuur, gaat het om tot pepsine. Dit
is een enzym dat eiwitten afbreekt.

De dunne darm speelt een belangrijke rol bij de vertering en opname van
voedingsstoffen. De dunne darm bestaat uit 3 delen:
1. Duodenum (twaalfvingerige darm)  ligt het dichtst bij de maag. Het ontvangt
chymus uit de maag en verteringssappen vanuit de pancreas en de lever.
€6,99
Accéder à l'intégralité du document:

Garantie de satisfaction à 100%
Disponible immédiatement après paiement
En ligne et en PDF
Tu n'es attaché à rien

Faites connaissance avec le vendeur
Seller avatar
veerle2502

Faites connaissance avec le vendeur

Seller avatar
veerle2502 Fontys Hogeschool
S'abonner Vous devez être connecté afin de suivre les étudiants ou les cours
Vendu
13
Membre depuis
3 année
Nombre de followers
7
Documents
11
Dernière vente
6 mois de cela

0,0

0 revues

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Récemment consulté par vous

Pourquoi les étudiants choisissent Stuvia

Créé par d'autres étudiants, vérifié par les avis

Une qualité sur laquelle compter : rédigé par des étudiants qui ont réussi et évalué par d'autres qui ont utilisé ce document.

Le document ne convient pas ? Choisis un autre document

Aucun souci ! Tu peux sélectionner directement un autre document qui correspond mieux à ce que tu cherches.

Paye comme tu veux, apprends aussitôt

Aucun abonnement, aucun engagement. Paye selon tes habitudes par carte de crédit et télécharge ton document PDF instantanément.

Student with book image

“Acheté, téléchargé et réussi. C'est aussi simple que ça.”

Alisha Student

Foire aux questions