Algemeen
Zinnen:
- Kunt u dat herhalen – Pourriez-vous répéter?
- Ik begrijp het niet – Je ne comprend pas que vous disez.
- Dat gaat je niks aan – ça ne vous regarde pas
- Dat zou ik zo niet weten, eerlijk gezegd – Franchement, je ne saurais pas.
- Ik weet niet hoe ik dat kan zeggen – je ne sais pas comment je peux expliquer ça en Francais.
Voegwoorden:
- Zodat – pour que (zo bedoeld)
- Omdat – comme
- Echter – cependant
- Zoals – telle que
- Mits – à condition que
- Ten slotte – enfin
- Zodra – dès que
- Zodat – de sorte que (zo gebeurd)
Hoofdstuk 1
Oef 26
Vragen:
- Wat is je favoriete winkel?
Mon magasin préféré est H&M (ashz ee m) parce qu’il y a des joli vêtements.
- Koop je cd’s?
Non, je n’achète jamais des CD’s. J’écoute de la musique à Spotify.
- Hou je van uitgaan?
Oui, j’aime sortir avec mes amis.
- Heb je een baantje?
Oui, j’ai un petit boulot. Je lave les vaisselles dans un restaurant.
- Lees je bijvoorbeeld veel?
Oui, je lis beaucoup, mais seulement pendant vacances.
- Wat lees je graag?
J’aime lire des romans.
- Sport je?
Oui, je fais du handball.
- Heb je een vriendje?
Non, je n’ai pas un petit ami.
Oef 27 – Vocabulaire
A – Activités
1. Winkelen – faire du shopping
Zinnen:
- Kunt u dat herhalen – Pourriez-vous répéter?
- Ik begrijp het niet – Je ne comprend pas que vous disez.
- Dat gaat je niks aan – ça ne vous regarde pas
- Dat zou ik zo niet weten, eerlijk gezegd – Franchement, je ne saurais pas.
- Ik weet niet hoe ik dat kan zeggen – je ne sais pas comment je peux expliquer ça en Francais.
Voegwoorden:
- Zodat – pour que (zo bedoeld)
- Omdat – comme
- Echter – cependant
- Zoals – telle que
- Mits – à condition que
- Ten slotte – enfin
- Zodra – dès que
- Zodat – de sorte que (zo gebeurd)
Hoofdstuk 1
Oef 26
Vragen:
- Wat is je favoriete winkel?
Mon magasin préféré est H&M (ashz ee m) parce qu’il y a des joli vêtements.
- Koop je cd’s?
Non, je n’achète jamais des CD’s. J’écoute de la musique à Spotify.
- Hou je van uitgaan?
Oui, j’aime sortir avec mes amis.
- Heb je een baantje?
Oui, j’ai un petit boulot. Je lave les vaisselles dans un restaurant.
- Lees je bijvoorbeeld veel?
Oui, je lis beaucoup, mais seulement pendant vacances.
- Wat lees je graag?
J’aime lire des romans.
- Sport je?
Oui, je fais du handball.
- Heb je een vriendje?
Non, je n’ai pas un petit ami.
Oef 27 – Vocabulaire
A – Activités
1. Winkelen – faire du shopping
