Hoofdstuk 1:
Een levenslooppsycholoog vraagt zich af hoe de algemene ontwikkelingspsychologische
en de verschillende sociale, culturele en historische invloeden de ontwikkeling, de
levensgeschiedenis van een bepaald individu kleuren en richting geven.
Life span psychologen richten zich met name op het individuele ontwikkelingsproces.
Life course psychologen richten zich met name op de overgangen in sociale rollen
(student, werkcollega, etc).
Er zijn twee opvattingen over de menselijke ontwikkeling; het trapmodel en reïncarnatie.
Er zijn veel theorieën om ontwikkeling te verklaren en te beschrijven. Deze theorieën zijn
gebaseerd op metatheorieën of modellen. De metatheorie reflecteert een specifiek mens
en/of wereldbeeld. Een ontwikkelingspsychologische theorie beschrijft concrete
veranderingen in gedrag die samenhangen met de leeftijd. Ook beschrijft een theorie
verschillen tussen individuen en groepen met betrekking tot deze wijzigingen.
Een ontwikkelingspsychologisch model levert de aannames waarop een
ontwikkelingspsychologische theorie wordt gebouwd.
Een ontwikkelingspsychologisch model geeft antwoord op de volgende vragen:
- Wat lokt ontwikkeling uit?
- Wat veroorzaakt ontwikkeling?
- Wat bevordert ontwikkeling?
Wat houdt ontwikkeling in stand?
We onderscheiden:
1. Het anatomisch-mechanistische model
‘De mens als machine’. De mens is afhankelijk van input (benzine) uit zijn omgeving en
wordt daardoor aangestuurd. Ontwikkeling is een toename van kennis en gedrag door
middel van een continu leerproces.
2. Het holistisch-organisme model
De mens is een groeiend organisme op weg naar volwassenheid. De mens is bron van
ontwikkeling. Gedrag en psychische functies worden gezien als een samenhangend
geheel (holistisch). Voorbeelden van theorieën die op dit model gebaseerd zijn: theorie
van Piaget, theorie van Freud en theorie van Erikson.
3. Het contextualistische model
De context waarin iets zich bevindt, bepaalt de betekenis. De mens wordt daardoor bepaald
door zijn omgeving en de tijd waarin hij leeft. De theorie van Vygotsky is hier een voorbeeld
van.
4. Het relationele model
De mens wordt gezien als een open systeem dat voortdurend en veel interactie heeft met
andere ‘systemen’. ‘Wording’ staat in deze visie centraal. Daarbij is sprake van een actief
zelforganiserend en zelfregulerend mens. Hedendaagse theorieën zijn vaak op deze visie
gebaseerd.