1
âaôâ -→oˢM
zfGEDDEEeEEaazˢ Micro-organismen MEI-BERG
MICROBIOLOGIE
Medische
microbiologie
Pathogene ( ziekteverwekkende ) micro-organismen
◦
ziekenhuislaboratoria : isoleren , opkweken determineren
, Virologie virussen : ÏÏÏ: ÷
Bacteriologie 1, , ,
, :::
Technische
microbiologie Mycologie Schimmels
Micro-organismen in levensmiddelen (
voeding )
Parasitologie Protozoën
Laboratoria
'
van
bedr ven: bereiden bewaren Kwaliteitscontrole
, .
Biotechnologie
Micro-organismen in
producten
VORMEN VAN SYMBIOSE samenlevingsvormen
meeste
saprofagen ( leven dood
organisch afval anorganische stoffen )
micro-organismen van →
autonoom .
Parasitisme
leven ten koste van een ander
◦
Pathogeen ziekteverwekkend
◦ Facultatief overleeft in gastheer EN natuur vb E. coli .
•
Obligaat overleeft enkel gastheer vb virussen
in .
Mutualisme
beide een voordeel
vb bacteriën ild vle koe
.
maag
vb stikstofbindende bacteriën
.
Commensalisme
beide voor en nadelen
evenwicht (als het evenwicht verstoord wordt ,
kan de commensaal ziekte veroorzaken )
gastheer Vecht om commensaal in
bedwang te houden
1 .
ij
,Micro-organismen 2
-
Eigenschappen PROKARYOOT vs EUKARYOOT
Volume klein 11 soms)
- GROOT ( tot 105M )
'
Vorm eencellig meercellig eencellig of
of
draadvormig , draadvormig
celwand
stevig ,
bevat polysachariden stevig bevat polysachariden ;
,
met aminozuren en
peptidoglycaan b planten cellulose
- :
b fungi chitine
-
:
-
b dieren :
geen
celwand
Kerndubbel kerndubbe / membraan wel een kerndubbe / membraan
geen
membraan
C- en materiaal los circulair DNA lineair DNA in chromosomen
Deling binaire
deling mitose
Celmembraan bevat fosfolipiden en eiwitten bevat fosfolipiden eiwitten ,
en sterolen :
bi ; cyanobacteriën fagocytose of pinocytose
- :
opgevouwen
Het fotosynthetische pigmenten
Organellen geen organellen wel
organellen
Ribosomen klein 17051 los ,
in
cytoplasma .
18051 los ,
in
cytoplasma of aan ER
Flagellen enkele microtubuli
groot 9 2
rangschikking v/d microtubuli
Opslag vetzuren
glycogeen fosfaat korrels
b dieren glycogeen of vetten
-
:
, , ,
zware / korrels , . . .
b planten zetmeel :
2 .
ij
,Micro-organismen 3
IIR.DK/:t.T
Horizontale overdracht 2 individuen zonder familierelatie
-> DIRECTE OVERDRACHT
- fysiek contact
- besmette voorwerpen of oppervlakten
Vb: herpes, wratten
-> INDIRECTE OVERDRACHT (met tussenstof)
- vector: > lucht = aerosols
> besmet water/ voedsel
> lichaamsvloeistoffen
Vb: griep, cholera, malaria, HIV (kan ook direct), salmonella
-> ACTIEVE HORIZONTALE OVERDRACHT (meest voorkomend)
- drager = geïnfecteerd (kan asymptomatisch)
-> PASSIEVE HORIZONTALE OVERDRACHT (meest voorkomend)
- drager = NIET geïnfecteerd
- onvoldoende hygiëne
Verticale overdracht
'
Generatie op generatie (kan genetisch)
-> MOEDER => KIND
- in de baarmoeder
- bloedcontact tijdens geboorte
- borstvoeding
1 Vb: rubella (rode hond), CMV, HIV,
Vb: toxoplasmose (kattenfecies)
1 hepatitis B, syfilis
-> VADER => KIND
- genen MO. in sperma 1
Contaminatie Besmetting
-> LABORANT => EXPERIMENT -> EXPERIMENT => LABORANT
- probleem met betrouwbaarheid - probleem met veiligheid
- voor betreden labo: handen - voor betreden labo: handen
wassen + steriliseren wassen + steriliseren
3 .
, 4
EaÈÈÉzaaÙdWanTMZ
aGmm→Ea3→- Bacteriën BETAALDAG
BOUW BACTERIËN
µ
ÏËË:ËÈ
plasmiden
of
~ kapsel sl mlaag
circulair chromosoom ] °
Fimbria of
pili
"" """ "
celwand
opslag korrels of inclusies
ribosoom
"
"
cytoplasma : komt niet
b elke bacterie voor
Algemene bouw
- klein: 0,2 - 0,5 µm
- meestal heterotroof, soms autotroof (fotosynthese)
- prokaryoot
- geen mitochondriën of endoplasmatisch reticulum
Cytoplasma
- colloïdeachtig milieu (= met opgeloste moleculen)
°
°
,
0
g
=> osmotische druk •
•
÷
:÷÷÷÷ :
" °
:
"
- omgeven door semipermeabel membraan
.
.
Ribosomen
- bacteriële ribosomen < eukaryoten ribosomen
- polysomen = rijtje ribosomen die mRNA aflezen Ë :O .
- eiwitsynthese
4 .
ijij ij
âaôâ -→oˢM
zfGEDDEEeEEaazˢ Micro-organismen MEI-BERG
MICROBIOLOGIE
Medische
microbiologie
Pathogene ( ziekteverwekkende ) micro-organismen
◦
ziekenhuislaboratoria : isoleren , opkweken determineren
, Virologie virussen : ÏÏÏ: ÷
Bacteriologie 1, , ,
, :::
Technische
microbiologie Mycologie Schimmels
Micro-organismen in levensmiddelen (
voeding )
Parasitologie Protozoën
Laboratoria
'
van
bedr ven: bereiden bewaren Kwaliteitscontrole
, .
Biotechnologie
Micro-organismen in
producten
VORMEN VAN SYMBIOSE samenlevingsvormen
meeste
saprofagen ( leven dood
organisch afval anorganische stoffen )
micro-organismen van →
autonoom .
Parasitisme
leven ten koste van een ander
◦
Pathogeen ziekteverwekkend
◦ Facultatief overleeft in gastheer EN natuur vb E. coli .
•
Obligaat overleeft enkel gastheer vb virussen
in .
Mutualisme
beide een voordeel
vb bacteriën ild vle koe
.
maag
vb stikstofbindende bacteriën
.
Commensalisme
beide voor en nadelen
evenwicht (als het evenwicht verstoord wordt ,
kan de commensaal ziekte veroorzaken )
gastheer Vecht om commensaal in
bedwang te houden
1 .
ij
,Micro-organismen 2
-
Eigenschappen PROKARYOOT vs EUKARYOOT
Volume klein 11 soms)
- GROOT ( tot 105M )
'
Vorm eencellig meercellig eencellig of
of
draadvormig , draadvormig
celwand
stevig ,
bevat polysachariden stevig bevat polysachariden ;
,
met aminozuren en
peptidoglycaan b planten cellulose
- :
b fungi chitine
-
:
-
b dieren :
geen
celwand
Kerndubbel kerndubbe / membraan wel een kerndubbe / membraan
geen
membraan
C- en materiaal los circulair DNA lineair DNA in chromosomen
Deling binaire
deling mitose
Celmembraan bevat fosfolipiden en eiwitten bevat fosfolipiden eiwitten ,
en sterolen :
bi ; cyanobacteriën fagocytose of pinocytose
- :
opgevouwen
Het fotosynthetische pigmenten
Organellen geen organellen wel
organellen
Ribosomen klein 17051 los ,
in
cytoplasma .
18051 los ,
in
cytoplasma of aan ER
Flagellen enkele microtubuli
groot 9 2
rangschikking v/d microtubuli
Opslag vetzuren
glycogeen fosfaat korrels
b dieren glycogeen of vetten
-
:
, , ,
zware / korrels , . . .
b planten zetmeel :
2 .
ij
,Micro-organismen 3
IIR.DK/:t.T
Horizontale overdracht 2 individuen zonder familierelatie
-> DIRECTE OVERDRACHT
- fysiek contact
- besmette voorwerpen of oppervlakten
Vb: herpes, wratten
-> INDIRECTE OVERDRACHT (met tussenstof)
- vector: > lucht = aerosols
> besmet water/ voedsel
> lichaamsvloeistoffen
Vb: griep, cholera, malaria, HIV (kan ook direct), salmonella
-> ACTIEVE HORIZONTALE OVERDRACHT (meest voorkomend)
- drager = geïnfecteerd (kan asymptomatisch)
-> PASSIEVE HORIZONTALE OVERDRACHT (meest voorkomend)
- drager = NIET geïnfecteerd
- onvoldoende hygiëne
Verticale overdracht
'
Generatie op generatie (kan genetisch)
-> MOEDER => KIND
- in de baarmoeder
- bloedcontact tijdens geboorte
- borstvoeding
1 Vb: rubella (rode hond), CMV, HIV,
Vb: toxoplasmose (kattenfecies)
1 hepatitis B, syfilis
-> VADER => KIND
- genen MO. in sperma 1
Contaminatie Besmetting
-> LABORANT => EXPERIMENT -> EXPERIMENT => LABORANT
- probleem met betrouwbaarheid - probleem met veiligheid
- voor betreden labo: handen - voor betreden labo: handen
wassen + steriliseren wassen + steriliseren
3 .
, 4
EaÈÈÉzaaÙdWanTMZ
aGmm→Ea3→- Bacteriën BETAALDAG
BOUW BACTERIËN
µ
ÏËË:ËÈ
plasmiden
of
~ kapsel sl mlaag
circulair chromosoom ] °
Fimbria of
pili
"" """ "
celwand
opslag korrels of inclusies
ribosoom
"
"
cytoplasma : komt niet
b elke bacterie voor
Algemene bouw
- klein: 0,2 - 0,5 µm
- meestal heterotroof, soms autotroof (fotosynthese)
- prokaryoot
- geen mitochondriën of endoplasmatisch reticulum
Cytoplasma
- colloïdeachtig milieu (= met opgeloste moleculen)
°
°
,
0
g
=> osmotische druk •
•
÷
:÷÷÷÷ :
" °
:
"
- omgeven door semipermeabel membraan
.
.
Ribosomen
- bacteriële ribosomen < eukaryoten ribosomen
- polysomen = rijtje ribosomen die mRNA aflezen Ë :O .
- eiwitsynthese
4 .
ijij ij