Een ontsteking is de beschermende reactie van gevasculariseerd weefsel op lokale
beschadiging. Het is een vroege reactie op de beschadiging en gelijk de eerste fase van de
wondgenezing. Een ontsteking kan worden veroorzaakt door beschadiging van cellen of
weefsel, of door de aanwezigheid van dode cellen of bacteriën. Een ontsteking ontstaat
voordat het immuunsysteem van start gaat, en is primair gericht op het beperken van de
schade.
Een ontstekingsreactie kent 2 overlappende stadia: het vasculaire en het cellulaire stadium.
1. Vasculair: de arteriën en de venulen nabij de beschadiging contraheren kort, en
dilateren vervolgens. De dilatatie zorgt ervoor dat de capillaire permeabiliteit
toeneemt, waardoor er vloeistof naar de beschadiging kan.
Dit resulteert in de 5 klassieke signalen van een ontsteking:
Roodheid (rubor)
Zwelling (tumor)
Warmte (calor)
Pijn (dolor)
Verlies van functie (functio laesa)
Aangezien vloeistof de capillairen verlaat, wordt het bloed dat achterblijft in de
circulatie meer visceus. Het vloeit langzamer, en er ontstaat bloedstolling.
2. Cellulair: de fagocytaire witte bloedcellen, ofwel de leukocyten, verplaatsen zich
naar de beschadiging waardoor deze fase van start gaat. De leukocyten verplaatsen
zich naar de bloedvatwanden. In een proces dat emigratie genoemd wordt, gaan ze
door de bloedvatwanden heen en verplaatsen ze zich naar het ontstoken gebied. De
leukocyten verplaatsen zich door het weefsel, geleid door chemische signalen. Dit
proces heet chemotaxis.
Het cellulaire stadium eindigt met fagocytose: de leukocyten breken de bacteriën en
cellulaire afvalstoffen af. Producten van fagocytose, samen met plasma en
bloedcellen, vormen exsudaat. Exsudaat zorgt voor zwelling en pijn.
Exsudaat bestaat uit:
Sereuze vloeistoffen
Rode bloedcellen
Fibrinogeen
Afbraakproduct van leukocyten
Chemische mediatoren scheiden stoffen uit die de ontstekingsreactie in stand
houden. Deze mediatoren worden uit de cellen of het plasma gehaald. Deze
mediatoren zijn:
Histamine: wordt gevonden in bindweefselcellen nabij bloedvaten, in
basofielen en in bloedplaatjes. Histamine wordt afgegeven in een reactie op
verschillende stimuli. Het veroorzaakt vasodilatatie en zorgt voor een
grotere permeabiliteit van de capillairen.
Serotonine: heeft dezelfde werking als histamine
Bradykinine (-kininen): zorgt voor een grotere permeabiliteit van de
capillairen en stimuleert pijnreceptoren.