WISKUNDE
METEN EN METEND REKENEN
1. Inleiding
1.1. Wat is meten?
Meten: Een activiteiten waarbij we op een voorgeschreven manier aan een
bepaald aspect van een object een getal toekennen.
Grootheden: Aspecten die we moeten noemen.
Maatgetal: Het resultaat van een meting van een object voor dat bepaalde aspect.
Maateenheid: De beschrijving die na het maatgetal komt.
Maat: Het geheel van een maatgetal en een maateenheid
Voorbeelden:
> temperatuur van het water meten.
> breedte van het bord meten.
> inhoud van een fles meten.
> volume van een container meten.
2m
Maatgetal maateenheid.
1.2. Meten en metend rekenen in het leerplan (VKO).
Leerplan:
Vergelijken zonder een maateenheid te gebruiken.
Meten met natuurlijke maateenheden.
Meten en metend rekenen met standaardmaateenheden.
o Lengtemeting, oppervlaktemeting, inhoud- en volumemeting, gewichtsmeting,
tijdsmeting, geldwaarden, temperatuur, hoekgrootte
Toepassingen
1.3. Het (nieuwe) leerplan ZILL.
Leerplan:
WDmm1: vergelijken en ordenen zonder maateenheden.
> kleuters vergelijken en passen schoenen en sokken. Wie heeft de grootste maat?
Wie de kleinste? Ze ordenen de schoenen van groot naar klein of omgekeerd.
WDmm2: inzicht verwerven in het meetproces.
> de leerlingen vergelijken de opgevangen hoeveelheid regen in de verschillende
pluviometers en op verschillende tijdsstippen.
WDmm3: schatten, meten en rekenen met maateenheden.
> in een artikel rond orkaan Florence gaan de leerlingen aan de slag met
verschillende windsnelheden en de gevolgen ervan.
, 1.4. Meten en metend rekenen in het leerplan (OVSG).
Leerplan:
Classificeren volgens kwalitatieve eigenschappen.
Meten van lengte, gewicht, inhoud, oppervlakte, omtrek en volume.
o Ordenen volgens kwantificeerbare eigenschappen.
o Werken met niet-conventionele maateenheden.
o Werken met conventionele maateenheden
Toepassingen.
2. Een meetleerlijn.
2.1. Fasen bij het aanbrengen van een meeteenheid.
Enkele bedenkingen vooraf:
> verschillende fasen niet altijd duidelijk afgelijnd.
> bij sommige meeteenheden sneller naar het invoeren van de standaardmaat
(hogere leerjaren: niet altijd volledige meetleerlijn.
> tijdstipmeting is een ander soort van meting en volgt niet duidelijk deze fasen.
1. Begripsvorming (2.2)
Bewust worden van het te meten aspecten:
o Kinderen ontwikkelen bewustzijn van metingen door ervaring.
o Ze herkennen eerst grote contrasten en leren geleidelijk aan andere
eigenschappen van objecten onderscheiden.
o Lengte en oppervlakte zijn goed zichtbaar, terwijl gewicht, tijdsduur en
inhoud/volume minder zichtbaar zijn.
o Het begrip van tijd kan moeilijk zijn voor kinderen.
Taal als hulpmiddel bij begripsvorming:
o Laten experimenteren en hun handelingen verwoorden.
Conservatie of behoud van hoeveelheid:
o Kinderen moeten begrijpen dat hoeveelheden gelijkwaardig blijven, zelfs bij
veranderingen in vorm of positie.
o Ze moeten begrijpen dat een geheel even groot is als de samengevoegde delen.
o Kinderen moeten ervaren en verwoorden dat de grootte behouden kan blijven of
kan veranderen bij verschillende handelingen.
o Het inzicht in behoud van hoeveelheid is belangrijk bij kwalitatieve vergelijkingen.
Vb.: oppervlakte: op elkaar leggen, knippen en plakken -> handelingen waarbij de
oppervlakte behouden blijft.
Vb.: volume: grote kubus en grote balk vullen met kleine kubusjes, als er in beide
evenveel kubusjes gaan, hebben ze hetzelfde volume.
Vb.: gewicht: is onafhankelijk van de vorm. Kan je aantonen met een bol klei -> zelfde
bol omvormen tot verschillende vormen.
METEN EN METEND REKENEN
1. Inleiding
1.1. Wat is meten?
Meten: Een activiteiten waarbij we op een voorgeschreven manier aan een
bepaald aspect van een object een getal toekennen.
Grootheden: Aspecten die we moeten noemen.
Maatgetal: Het resultaat van een meting van een object voor dat bepaalde aspect.
Maateenheid: De beschrijving die na het maatgetal komt.
Maat: Het geheel van een maatgetal en een maateenheid
Voorbeelden:
> temperatuur van het water meten.
> breedte van het bord meten.
> inhoud van een fles meten.
> volume van een container meten.
2m
Maatgetal maateenheid.
1.2. Meten en metend rekenen in het leerplan (VKO).
Leerplan:
Vergelijken zonder een maateenheid te gebruiken.
Meten met natuurlijke maateenheden.
Meten en metend rekenen met standaardmaateenheden.
o Lengtemeting, oppervlaktemeting, inhoud- en volumemeting, gewichtsmeting,
tijdsmeting, geldwaarden, temperatuur, hoekgrootte
Toepassingen
1.3. Het (nieuwe) leerplan ZILL.
Leerplan:
WDmm1: vergelijken en ordenen zonder maateenheden.
> kleuters vergelijken en passen schoenen en sokken. Wie heeft de grootste maat?
Wie de kleinste? Ze ordenen de schoenen van groot naar klein of omgekeerd.
WDmm2: inzicht verwerven in het meetproces.
> de leerlingen vergelijken de opgevangen hoeveelheid regen in de verschillende
pluviometers en op verschillende tijdsstippen.
WDmm3: schatten, meten en rekenen met maateenheden.
> in een artikel rond orkaan Florence gaan de leerlingen aan de slag met
verschillende windsnelheden en de gevolgen ervan.
, 1.4. Meten en metend rekenen in het leerplan (OVSG).
Leerplan:
Classificeren volgens kwalitatieve eigenschappen.
Meten van lengte, gewicht, inhoud, oppervlakte, omtrek en volume.
o Ordenen volgens kwantificeerbare eigenschappen.
o Werken met niet-conventionele maateenheden.
o Werken met conventionele maateenheden
Toepassingen.
2. Een meetleerlijn.
2.1. Fasen bij het aanbrengen van een meeteenheid.
Enkele bedenkingen vooraf:
> verschillende fasen niet altijd duidelijk afgelijnd.
> bij sommige meeteenheden sneller naar het invoeren van de standaardmaat
(hogere leerjaren: niet altijd volledige meetleerlijn.
> tijdstipmeting is een ander soort van meting en volgt niet duidelijk deze fasen.
1. Begripsvorming (2.2)
Bewust worden van het te meten aspecten:
o Kinderen ontwikkelen bewustzijn van metingen door ervaring.
o Ze herkennen eerst grote contrasten en leren geleidelijk aan andere
eigenschappen van objecten onderscheiden.
o Lengte en oppervlakte zijn goed zichtbaar, terwijl gewicht, tijdsduur en
inhoud/volume minder zichtbaar zijn.
o Het begrip van tijd kan moeilijk zijn voor kinderen.
Taal als hulpmiddel bij begripsvorming:
o Laten experimenteren en hun handelingen verwoorden.
Conservatie of behoud van hoeveelheid:
o Kinderen moeten begrijpen dat hoeveelheden gelijkwaardig blijven, zelfs bij
veranderingen in vorm of positie.
o Ze moeten begrijpen dat een geheel even groot is als de samengevoegde delen.
o Kinderen moeten ervaren en verwoorden dat de grootte behouden kan blijven of
kan veranderen bij verschillende handelingen.
o Het inzicht in behoud van hoeveelheid is belangrijk bij kwalitatieve vergelijkingen.
Vb.: oppervlakte: op elkaar leggen, knippen en plakken -> handelingen waarbij de
oppervlakte behouden blijft.
Vb.: volume: grote kubus en grote balk vullen met kleine kubusjes, als er in beide
evenveel kubusjes gaan, hebben ze hetzelfde volume.
Vb.: gewicht: is onafhankelijk van de vorm. Kan je aantonen met een bol klei -> zelfde
bol omvormen tot verschillende vormen.