Samenvatting procesmanagement
Hoofdstuk 1
Wat zijn processen?
- Een proces bestaat uit fasen.
- Er is sprake van input en output.
- Output is gewenst of ongewenst.
- Een proces is dynamisch.
- Er is sprake van transformatie of verandering.
- Er kan onderscheid gemaakt worden tussen natuurlijke en onnatuurlijk processen.
- Er kan onderscheid gemaakt worden tussen continue en discontinue processen.
Onderverdeling processen:
- Continue processen:
- Voortdurende activiteiten zonder duidelijke fasen.
- Bijvoorbeeld, een olieraffinaderij of elektriciteitscentrale.
- Discontinue processen:
- Afgebakende activiteiten met duidelijke fasen.
- Bijvoorbeeld, assemblagebedrijven.
- Natuurlijke processen:
- Activiteiten verlopen automatisch.
- Bijvoorbeeld, landbouwproducten.
- Kunstmatige processen:
- Activiteiten door mensen geïnitieerd.
- Bijvoorbeeld, rechtszitting of organisatieverandering.
Deelprocessen: één proces bestaat vaak weer uit verschillende deelprocessen. Zie onderstaand
plaatje ter verduidelijking.
,Aggregatieniveaus: bedrijven en processen kunnen op verschillende niveaus bekeken worden. Zie
hieronder.
Omgeving van processen: bestaat uit twee delen.
- Directe omgeving: hier heb je als procesmanager invloed op.
- Indirecte omgeving: hier heb je als procesmanager geen invloed op.
- Hebben beide zelf wel invloed op de processen.
, Fasen procesmanagement:
1. Herkennen: je moet het proces herkennen, in de vorm waar het begint en eindigt.
2. Analyseren: hier kijk je naar de stappen die in het proces ondernomen moeten worden.
3. (Her)ontwerpen: nieuw proces maken en bij herontwerpen optimaliseren.
4. Implementeren: -
5. Afstemmen: proces moet goed afgestemd en gecoördineerd worden.
6. (Bij)sturen: -
Hoofdstuk 2
Bedrijfsprocessen: hebben input en output, voegt waarde toe en is gericht op resultaat voor de
klant.
Verschillende bedrijfsprocessen:
Soort proces Kenmerken
Bestuurlijk - Activiteiten die het beleid uit voeren.
- D.m.v. plannen, controleren, evalueren en bijsturen.
Primair - Vaak afdeling overstijgend.
- Afstemming tussen afdelingen nodig.
- Georganiseerd vanuit de lijn.
- Vaker minder hoog opgeleid personeel.
Ondersteunend - Vaak georganiseerd vanuit stafdiensten.
- Vaker gericht op effectiviteit dan op efficiency.
- Opereren vaker zelfstandig.
Fasen in het primaire proces:
- Fase 1: de ingaande logistiek:
- Grondstoffen, halffabricaten, productiemiddelen en personeel moet op de juiste tijd en plek
aanwezig zijn.
- Fase 2: operations:
- De feitelijke productie vindt plaats.
- Ook wel transformatie genoemd, omdat input dan output wordt.
- Fase 3: uitgaande logistiek:
- Het product moet op de juiste tijd en de juiste plek terecht komen.
- Fase 4, marketing en verkoop:
- Het doel is om alle producten te verkopen. Hierbij is goede marketing nodig.
- Fase 5: service en dienstverlening:
- Het product wordt bezorgt.
- Een helpdesk of klantenservice voorziet de klanten van extra service.
Hoofdstuk 1
Wat zijn processen?
- Een proces bestaat uit fasen.
- Er is sprake van input en output.
- Output is gewenst of ongewenst.
- Een proces is dynamisch.
- Er is sprake van transformatie of verandering.
- Er kan onderscheid gemaakt worden tussen natuurlijke en onnatuurlijk processen.
- Er kan onderscheid gemaakt worden tussen continue en discontinue processen.
Onderverdeling processen:
- Continue processen:
- Voortdurende activiteiten zonder duidelijke fasen.
- Bijvoorbeeld, een olieraffinaderij of elektriciteitscentrale.
- Discontinue processen:
- Afgebakende activiteiten met duidelijke fasen.
- Bijvoorbeeld, assemblagebedrijven.
- Natuurlijke processen:
- Activiteiten verlopen automatisch.
- Bijvoorbeeld, landbouwproducten.
- Kunstmatige processen:
- Activiteiten door mensen geïnitieerd.
- Bijvoorbeeld, rechtszitting of organisatieverandering.
Deelprocessen: één proces bestaat vaak weer uit verschillende deelprocessen. Zie onderstaand
plaatje ter verduidelijking.
,Aggregatieniveaus: bedrijven en processen kunnen op verschillende niveaus bekeken worden. Zie
hieronder.
Omgeving van processen: bestaat uit twee delen.
- Directe omgeving: hier heb je als procesmanager invloed op.
- Indirecte omgeving: hier heb je als procesmanager geen invloed op.
- Hebben beide zelf wel invloed op de processen.
, Fasen procesmanagement:
1. Herkennen: je moet het proces herkennen, in de vorm waar het begint en eindigt.
2. Analyseren: hier kijk je naar de stappen die in het proces ondernomen moeten worden.
3. (Her)ontwerpen: nieuw proces maken en bij herontwerpen optimaliseren.
4. Implementeren: -
5. Afstemmen: proces moet goed afgestemd en gecoördineerd worden.
6. (Bij)sturen: -
Hoofdstuk 2
Bedrijfsprocessen: hebben input en output, voegt waarde toe en is gericht op resultaat voor de
klant.
Verschillende bedrijfsprocessen:
Soort proces Kenmerken
Bestuurlijk - Activiteiten die het beleid uit voeren.
- D.m.v. plannen, controleren, evalueren en bijsturen.
Primair - Vaak afdeling overstijgend.
- Afstemming tussen afdelingen nodig.
- Georganiseerd vanuit de lijn.
- Vaker minder hoog opgeleid personeel.
Ondersteunend - Vaak georganiseerd vanuit stafdiensten.
- Vaker gericht op effectiviteit dan op efficiency.
- Opereren vaker zelfstandig.
Fasen in het primaire proces:
- Fase 1: de ingaande logistiek:
- Grondstoffen, halffabricaten, productiemiddelen en personeel moet op de juiste tijd en plek
aanwezig zijn.
- Fase 2: operations:
- De feitelijke productie vindt plaats.
- Ook wel transformatie genoemd, omdat input dan output wordt.
- Fase 3: uitgaande logistiek:
- Het product moet op de juiste tijd en de juiste plek terecht komen.
- Fase 4, marketing en verkoop:
- Het doel is om alle producten te verkopen. Hierbij is goede marketing nodig.
- Fase 5: service en dienstverlening:
- Het product wordt bezorgt.
- Een helpdesk of klantenservice voorziet de klanten van extra service.