Cellen en celorganellen
nucleus (kern):chromatine, kluwen eiwitten en
nucleïnezuren.
Belangrijkst nucleïne zuur DNA
Hoofdstuk 2 Zenuwcellen en
(desoxyribonucleïnezuur)
steuncellen Verzameling eiwitten tot expressie komen,
bepalen cel identiteit.
Celkern omsloten door dubbele membraam.
Tussen celkern & celmembraan: cytoplasma
(cytosol).
1
Cytoskelet: network filamenten en buizen (tubuli) ~
eiwitten: actine en tubuline.
Ribosoom: eiwit synthese en binden aminozuren in
volgorde bepl door mRNA
Lysosomen: staat in voor afbraak macromoleculen en
digestieve van gefagocyteerde partikels.
Peroxisomen: gelijkaardige vesikels, giftige stoffen
neutraliseren.
Mitochondriën leveren adenosinetrifosfaat (ATP), bron
chemische energie, + celgroei en cel sterfte.
2
Macromoleculen en enzyme
Vetten (lipiden): structurele bouwstenen of als
voedingstoffen in stofwisselingen (metabolisme).
Alle membranen bestaan uit dunne laagjes fosfolipiden.
Lange ketens koolhydraten (suikers) -> polysachariden:
structurele of metabole functie
Glyco- of lipoproteïnen: structurele /functionele
elementen van cel eiwitten (proteïnen) die suiker- of
lipoproteïnen
Enzyme: hebben eiwitstructuur, biochemische
katalysatoren in cel gesynthetiseerd worden. Kan
3 anabolisch (opbouwend) /katabolisch (afbrekend)
Tijdens reactie: enzyme zijn substraat combineren tot
enzyme-substraatcomplex. Door binding configuratie
enzyme veranderen en substraat destabiliseren en
chemisch reactief worden.
1
, Eiwit: aminozuren die met peptidenbindingen aan
elkaar hangen -> polypeptidenketens.
Ontstaat carboxylgroep van aminozuur bindt aan
aminogroep van ander aminozuur.
Eiwit 2 uiteinden vrije carboxylgroep (C-terminale) of
(proteïne) vrije aminogroep (N-terminale).
Combinaties: 20 verschillende aminozuren.
Ketens -> 3 dimensionale structuur elementen.
Omgeving bepl afwerking.
4
Eiwitsynthese: DNA codeert voor elk eiwit,
overgeschreven op mRNA (transcriptie) mRNA:
Replicatie, transcriptie,
celkern -> ribosomen => vrije/
translatie
membraangebonden polysomen.
Ribosomen: vertalen RNA (translatie).
5
Vrije polysomen synthetiseren sedentaire eiwitten,
naar bestemming getransporteerd (adressignaal).
Membraam gebonden polysomen zitten op ruw ER
en synthetiseren Secretorische en transmembranaire
eiwitten
Synthese begint signaal sequentie/ start-
transferpeptide (hydrofoob polypeptide)
Tijdens synthese eiwit in lumen (binnenste ER).
Secretorische eiwit ontstaat wnnr eiwitketen
transloceerd en vrijkomt in lumen, na
singaalpeptidase los knipt van signaalsequentie.
2
nucleus (kern):chromatine, kluwen eiwitten en
nucleïnezuren.
Belangrijkst nucleïne zuur DNA
Hoofdstuk 2 Zenuwcellen en
(desoxyribonucleïnezuur)
steuncellen Verzameling eiwitten tot expressie komen,
bepalen cel identiteit.
Celkern omsloten door dubbele membraam.
Tussen celkern & celmembraan: cytoplasma
(cytosol).
1
Cytoskelet: network filamenten en buizen (tubuli) ~
eiwitten: actine en tubuline.
Ribosoom: eiwit synthese en binden aminozuren in
volgorde bepl door mRNA
Lysosomen: staat in voor afbraak macromoleculen en
digestieve van gefagocyteerde partikels.
Peroxisomen: gelijkaardige vesikels, giftige stoffen
neutraliseren.
Mitochondriën leveren adenosinetrifosfaat (ATP), bron
chemische energie, + celgroei en cel sterfte.
2
Macromoleculen en enzyme
Vetten (lipiden): structurele bouwstenen of als
voedingstoffen in stofwisselingen (metabolisme).
Alle membranen bestaan uit dunne laagjes fosfolipiden.
Lange ketens koolhydraten (suikers) -> polysachariden:
structurele of metabole functie
Glyco- of lipoproteïnen: structurele /functionele
elementen van cel eiwitten (proteïnen) die suiker- of
lipoproteïnen
Enzyme: hebben eiwitstructuur, biochemische
katalysatoren in cel gesynthetiseerd worden. Kan
3 anabolisch (opbouwend) /katabolisch (afbrekend)
Tijdens reactie: enzyme zijn substraat combineren tot
enzyme-substraatcomplex. Door binding configuratie
enzyme veranderen en substraat destabiliseren en
chemisch reactief worden.
1
, Eiwit: aminozuren die met peptidenbindingen aan
elkaar hangen -> polypeptidenketens.
Ontstaat carboxylgroep van aminozuur bindt aan
aminogroep van ander aminozuur.
Eiwit 2 uiteinden vrije carboxylgroep (C-terminale) of
(proteïne) vrije aminogroep (N-terminale).
Combinaties: 20 verschillende aminozuren.
Ketens -> 3 dimensionale structuur elementen.
Omgeving bepl afwerking.
4
Eiwitsynthese: DNA codeert voor elk eiwit,
overgeschreven op mRNA (transcriptie) mRNA:
Replicatie, transcriptie,
celkern -> ribosomen => vrije/
translatie
membraangebonden polysomen.
Ribosomen: vertalen RNA (translatie).
5
Vrije polysomen synthetiseren sedentaire eiwitten,
naar bestemming getransporteerd (adressignaal).
Membraam gebonden polysomen zitten op ruw ER
en synthetiseren Secretorische en transmembranaire
eiwitten
Synthese begint signaal sequentie/ start-
transferpeptide (hydrofoob polypeptide)
Tijdens synthese eiwit in lumen (binnenste ER).
Secretorische eiwit ontstaat wnnr eiwitketen
transloceerd en vrijkomt in lumen, na
singaalpeptidase los knipt van signaalsequentie.
2