Hoofdstuk 1: paradigmatisch pluralisme (16/2)
1.1 vertrekpunt van dit hoofdstuk
er zijn verschillende theoretische stromingen id sociologie → verschillen tussen verschillende
sociologische stromingen situeren zich op metaniveau
vb) scholen, richtingen, benaderingen,…)
waarom belangrijk om aandacht te geven aan die theoretische oriëntaties
- theoretische controversen en discussies nemen een centrale plaats id sociologie
- belangrijk om te weten binnen welk paradigma een sociologische theorie zich situeert om die
theorie en haar implicaties voor het sociaal handelen beter te kunnen kaderen
- toelichting vh paradigmatische pluralisme toont aan dat een verschil in
basisveronderstellingen ertoe leidt dat eenzelfde probleem vanuit verschillende hoeken ka
belicht worden
o geeft een volledig beeld van complexe sociale realiteit
o er zijn altijd meerdere waarheden als mensen elkaar beïnvloeden
paradigma= specifieke combinatie van uitgangspunten, theorieopvattingen en voorschriften van
methodologische aard van waaruit naar de werkelijkheid wordt gekeken
- heeft een wetenschappelijk en neutraal karakter
- kan aanvaard worden of bestreden
- vervult regulerende funncties gedurende een bepaalde periode binnen een discipline
- kan evolueren naar een ideologie=is een voorstelling van de werkelijkheid die vooral als
functie heeft belangen te behartigen, dat belang is een algemeen belang, je kan het ook wat
zien als een levensbeschouwing
o loyaliteit ad groep belangrijker dan de open geest die noodzakelijk is voor een
kritische wetenschapsbeoefening
o politiek, waard geladen karakter
vanuit verschillende invalshoeken over sociologische stromingen praten
- stromingen id zin van taakstelling van sociologie, die dan ook gekoppeld worden aan
beroeprollen vd sociologie
o empirisch- theoretische taken= opstellen van ware en informatieve theorieën, en
uitbouw van sociologie als autonome wetenschap
o filosofische-kritische taak= onderbouwt standpunt formuleren tov veronderstelde
matschappelijke gebeurtenissen of verschijnselen
o praktische taken= handeling strategieën ontwerpen obv bepaalde doelstellingen en
beschikbare kennis
1
, - stromingen als aanduiding van meningsverschillen over algemene wetenschapstheoretische
vragen/concepties
- stromingen als aanduiding vd verschillen in aandacht voor probleemgebieden en mogelijke
probleemoplossingen binnen de empirisch-theoretische sociologie, verschil in theoretische
oriëntaties
1.1.1 Kuhn- the structure of scientific revolutions
- Wetenschap(sbeoefening) is sociaal bepaald
o modieus karakter van wetenschap, methodiek,...
o dominante wetenschap (of stroming) wordt o.a. bepaald door het ideologisch
klimaat, niet (altijd of uitsluitend) door de juistheid ervan
- 2. Wetenschapsopbouw niet steeds cumulatief, ook periodes van strijd tussen parallelle
referentiekaders (vb. uit andere disciplines: klassieke vs keynesiaanse economie, Freudianen
vs behavioristen in de psychologie, ... )
1.2 belang van paradigma’s
- Voor sociologen
o Diverse paradigma’s dragen bij aan een vollediger begrip van het sociale (feit)
- voor SW’er
o diverse paradigma’s leiden tot diverse handelingsstrategieën voor SW’ers
o Eenzelfde sociale situatie, behoefte, probleem kan (moet!) vanuit meerdere
invalshoeken worden belicht...
o ... Heeft dus meerdere implicaties voor sociaal handelen
! de bril van waaruit je kijkt maakt dus verschil
Vb) hoe kijk jij naar armoede → verklaringsmodellen
Verklaringsmodellen van armoede (De Bie, 2015)
AARD van de oorzaak
NIVEAU van de oorzaak Intern Extern
Micro (individu en gezin) Individuele schuld / persoonlijk tekort Individueel ongeval / tegenslag
Meso (groep, leefomgeving) Institutionele schuld Institutioneel ongeval
Macro (samenleving) Maatschappelijk tekort (structureel) Maatschappelijk ongeval (conjunctuur,. .)
2
, 1.3 oriëntatiemodel vd SW’er: 4 paradigma’s
Sociaal handelen bestuderen van bovenaf (systeem) versus van onderuit (actor)
Sociaal handelen bekijken als samenwerking (consensus) of als conflict
- Systeem: sociale systeemperspectief
- Actor: actor perspectief
- Consensus: als samenwerking
- Conflict: als conflict
We kunnen op een pragmatische of normatieve manier werken met dit schema
- Pragmatisch
o Kiezen voor het paradigma dat in die situatie het meest probleemoplossend is
o Laat zich leiden door het probleemoplossend vermogen ve bepaalde benadering
- Normatief
o Benadering obv zijn mens en maatschappijbeeld
o Consensus vs conflict wordt dan coöperatief vs competitief
o Systeem vs actor wordt dan deterministisch vs constructivistisch
o Kiest onafhankelijk vd voorliggende probleem
1.4 paradigmatische vragen en keuzens
Onderliggend aan de constructie van ons oriëntatiemodel (de 4 paradigma’s) liggen o.a. deze
(filosofische) vragen:
1; Materialisme versus idealisme (of: objectivisme versus subjectivisme)
3
1.1 vertrekpunt van dit hoofdstuk
er zijn verschillende theoretische stromingen id sociologie → verschillen tussen verschillende
sociologische stromingen situeren zich op metaniveau
vb) scholen, richtingen, benaderingen,…)
waarom belangrijk om aandacht te geven aan die theoretische oriëntaties
- theoretische controversen en discussies nemen een centrale plaats id sociologie
- belangrijk om te weten binnen welk paradigma een sociologische theorie zich situeert om die
theorie en haar implicaties voor het sociaal handelen beter te kunnen kaderen
- toelichting vh paradigmatische pluralisme toont aan dat een verschil in
basisveronderstellingen ertoe leidt dat eenzelfde probleem vanuit verschillende hoeken ka
belicht worden
o geeft een volledig beeld van complexe sociale realiteit
o er zijn altijd meerdere waarheden als mensen elkaar beïnvloeden
paradigma= specifieke combinatie van uitgangspunten, theorieopvattingen en voorschriften van
methodologische aard van waaruit naar de werkelijkheid wordt gekeken
- heeft een wetenschappelijk en neutraal karakter
- kan aanvaard worden of bestreden
- vervult regulerende funncties gedurende een bepaalde periode binnen een discipline
- kan evolueren naar een ideologie=is een voorstelling van de werkelijkheid die vooral als
functie heeft belangen te behartigen, dat belang is een algemeen belang, je kan het ook wat
zien als een levensbeschouwing
o loyaliteit ad groep belangrijker dan de open geest die noodzakelijk is voor een
kritische wetenschapsbeoefening
o politiek, waard geladen karakter
vanuit verschillende invalshoeken over sociologische stromingen praten
- stromingen id zin van taakstelling van sociologie, die dan ook gekoppeld worden aan
beroeprollen vd sociologie
o empirisch- theoretische taken= opstellen van ware en informatieve theorieën, en
uitbouw van sociologie als autonome wetenschap
o filosofische-kritische taak= onderbouwt standpunt formuleren tov veronderstelde
matschappelijke gebeurtenissen of verschijnselen
o praktische taken= handeling strategieën ontwerpen obv bepaalde doelstellingen en
beschikbare kennis
1
, - stromingen als aanduiding van meningsverschillen over algemene wetenschapstheoretische
vragen/concepties
- stromingen als aanduiding vd verschillen in aandacht voor probleemgebieden en mogelijke
probleemoplossingen binnen de empirisch-theoretische sociologie, verschil in theoretische
oriëntaties
1.1.1 Kuhn- the structure of scientific revolutions
- Wetenschap(sbeoefening) is sociaal bepaald
o modieus karakter van wetenschap, methodiek,...
o dominante wetenschap (of stroming) wordt o.a. bepaald door het ideologisch
klimaat, niet (altijd of uitsluitend) door de juistheid ervan
- 2. Wetenschapsopbouw niet steeds cumulatief, ook periodes van strijd tussen parallelle
referentiekaders (vb. uit andere disciplines: klassieke vs keynesiaanse economie, Freudianen
vs behavioristen in de psychologie, ... )
1.2 belang van paradigma’s
- Voor sociologen
o Diverse paradigma’s dragen bij aan een vollediger begrip van het sociale (feit)
- voor SW’er
o diverse paradigma’s leiden tot diverse handelingsstrategieën voor SW’ers
o Eenzelfde sociale situatie, behoefte, probleem kan (moet!) vanuit meerdere
invalshoeken worden belicht...
o ... Heeft dus meerdere implicaties voor sociaal handelen
! de bril van waaruit je kijkt maakt dus verschil
Vb) hoe kijk jij naar armoede → verklaringsmodellen
Verklaringsmodellen van armoede (De Bie, 2015)
AARD van de oorzaak
NIVEAU van de oorzaak Intern Extern
Micro (individu en gezin) Individuele schuld / persoonlijk tekort Individueel ongeval / tegenslag
Meso (groep, leefomgeving) Institutionele schuld Institutioneel ongeval
Macro (samenleving) Maatschappelijk tekort (structureel) Maatschappelijk ongeval (conjunctuur,. .)
2
, 1.3 oriëntatiemodel vd SW’er: 4 paradigma’s
Sociaal handelen bestuderen van bovenaf (systeem) versus van onderuit (actor)
Sociaal handelen bekijken als samenwerking (consensus) of als conflict
- Systeem: sociale systeemperspectief
- Actor: actor perspectief
- Consensus: als samenwerking
- Conflict: als conflict
We kunnen op een pragmatische of normatieve manier werken met dit schema
- Pragmatisch
o Kiezen voor het paradigma dat in die situatie het meest probleemoplossend is
o Laat zich leiden door het probleemoplossend vermogen ve bepaalde benadering
- Normatief
o Benadering obv zijn mens en maatschappijbeeld
o Consensus vs conflict wordt dan coöperatief vs competitief
o Systeem vs actor wordt dan deterministisch vs constructivistisch
o Kiest onafhankelijk vd voorliggende probleem
1.4 paradigmatische vragen en keuzens
Onderliggend aan de constructie van ons oriëntatiemodel (de 4 paradigma’s) liggen o.a. deze
(filosofische) vragen:
1; Materialisme versus idealisme (of: objectivisme versus subjectivisme)
3