Examenvragen genetica in de les vermeld
1. Misopvattingen (p. 7)
Overerving van verworven karakteristieken
Versmelting van kenmerken
2. Relatie aangeboren – erfelijk (p. 16)
3. Genetische heterogeniteit (p. 21)
4. Verklaring variabele expressiviteit (p. 21)
5. Opstellen en analyseren stamboom (p.27)
6. Multiple exostose paard (p. 29)
7. Verschil recombinatie en overkruising (p. 30)
Waarom lijden niet alle overkruisingen tot recombinaties
8. Linkage analyse (p. 31)
9. Waarom klopt definitie gen niet (p. 43)
10. LTR-retrotransposons: wijze van verplaatsen (p. 45)
11. Vergelijken RNA en DNA transposons (p. 46)
Wijze van verplaatsen (andere SV p. 55)
12. Denaturatie DNa en vorming replicatievormen (p. 49)
13. DNA-afhankelijke DNA-polymerasen (p. 49)
14. Replicatie van telomeren (p. 50)
Waarom inkorten telomeren bij replicatie, hoe voorkomen, wat bij fout lopen
15. Stille/silent mutatie: buffering voor mutaties (p. 55 en 58)
16. mRNA structuur (p. 65)
17. Alternatieve splicing: waarom definitie niet klopt (p. 65)
18. Deze 5 geven + uitleg en waarom definitie “1 gen maakt 1 eiwit” niet klopt (p. 67)
Alternatieve splicing, RNA editing, RNA genen, alternatieve promotors, alternatieve
polyadenylering
19. Waarom enkel die 20 AZ, want er zijn veel meer AZ (p. 67)
20. Correcte inbouw AZ (p. 72)
21. Als RBC geen kern/DNA/genen meer hebben: hoe kunnen ze dan die Hb produceren? (p. 74)
22. Eigenschappen enhancers vergelijken met promotor (p. 82)
23. MicroRNA: inhibitoren, blokkeren mRNA (p. 84)
24. Praktische toepassingen gentechnologie: zeker een techniek op examen (PCR) (p. 86)
25. PCR (p. 92)
26. Toepassingen in de diergeneeskunde: zeker een op examen (p. 96)
27. Hoe bewijzen dat Dolly (schaap) kloon is van Finn Dorset en niet afkomstig is van
draagmoeder (p. 113)
1. Misopvattingen (p. 7)
Overerving van verworven karakteristieken
Versmelting van kenmerken
2. Relatie aangeboren – erfelijk (p. 16)
3. Genetische heterogeniteit (p. 21)
4. Verklaring variabele expressiviteit (p. 21)
5. Opstellen en analyseren stamboom (p.27)
6. Multiple exostose paard (p. 29)
7. Verschil recombinatie en overkruising (p. 30)
Waarom lijden niet alle overkruisingen tot recombinaties
8. Linkage analyse (p. 31)
9. Waarom klopt definitie gen niet (p. 43)
10. LTR-retrotransposons: wijze van verplaatsen (p. 45)
11. Vergelijken RNA en DNA transposons (p. 46)
Wijze van verplaatsen (andere SV p. 55)
12. Denaturatie DNa en vorming replicatievormen (p. 49)
13. DNA-afhankelijke DNA-polymerasen (p. 49)
14. Replicatie van telomeren (p. 50)
Waarom inkorten telomeren bij replicatie, hoe voorkomen, wat bij fout lopen
15. Stille/silent mutatie: buffering voor mutaties (p. 55 en 58)
16. mRNA structuur (p. 65)
17. Alternatieve splicing: waarom definitie niet klopt (p. 65)
18. Deze 5 geven + uitleg en waarom definitie “1 gen maakt 1 eiwit” niet klopt (p. 67)
Alternatieve splicing, RNA editing, RNA genen, alternatieve promotors, alternatieve
polyadenylering
19. Waarom enkel die 20 AZ, want er zijn veel meer AZ (p. 67)
20. Correcte inbouw AZ (p. 72)
21. Als RBC geen kern/DNA/genen meer hebben: hoe kunnen ze dan die Hb produceren? (p. 74)
22. Eigenschappen enhancers vergelijken met promotor (p. 82)
23. MicroRNA: inhibitoren, blokkeren mRNA (p. 84)
24. Praktische toepassingen gentechnologie: zeker een techniek op examen (PCR) (p. 86)
25. PCR (p. 92)
26. Toepassingen in de diergeneeskunde: zeker een op examen (p. 96)
27. Hoe bewijzen dat Dolly (schaap) kloon is van Finn Dorset en niet afkomstig is van
draagmoeder (p. 113)