Inleiding:
3h les (12 lessen) → avond parallel (indien ochtend onhaalbaar / oefeningen niet)
Benodigdheden:
– Elementen van boekhouden en analyse van de jaarrekeningen (22 euro)
– Bundel
Examen:
– 10 Multiple choice vragen: Juist / Onjuist
– 4 Open vragen: 2 theorie / 2 2 oefeningen (Kostprijs)
– (Geen data kennen)
1
, Hoofdstuk 1: Conceptuele principes / Definitie en grondbeginselen
Kader: ondernemingen (organisaties) Eén van de belangrijke uitdagingen “Relevante
informatie” het moet (overheid) / het is nuttig (beleidsvoering, kredietverstrekkers) / …
De boekhouding: de administratie van alle interne en externe transacties van de organisatie of
onderneming die van invloed kunnen zijn op het vermogen of de vermogensstructuur. (“vermogend”
effect op waarde / vermogen van de organisatie)
Administratie wordt in 2 delen opgesplitst (kort door de bocht)
1) Algemene boekhouding (Financial accounting) → Onderneming als geheel
wettelijk bepaald voor publicatie verplichtingen (EU)
Vergelijkbaar met andere ( eerlijke concurrentie)
Gegevens verzameld, verwerkt en gepubliceerd. (interne als extrene gebruiker)
2) Kostprijs / exploitatieboekhouding (Management accounting)
Enkel toegankelijk voor het management.
Het onderscheiden van ondernemingsactiviteiten: Opsplitsing per divisie / categorie (niet-
publiek dus geen concrete wettelijke verbindingen, ziekenhuizen wel!)
→ Hoe moeten we boekhouden?
Taken: I Organiseren (Systeem bedenken) (accountants – intern / extern)
II Aanpassen (aan de wet / product) (accountants – intern / extern)
III Controle (Door revisoren, of +- accountants – intern / extern)
Wettelijke bescherming en reglementering
→ Waarom boekhouden?
I. Moet (wettellijke redenen): Wetgeving (1958) Europese Unie richtlijnen (gelijkaardige
concurrentie voorwaarden garanderen, jaarrekening van vennootschappen) De boekhoudwet
(17 juli 1975) is van toepassing op profit organisaties.
II. Handig / nuttig (aandeelhouder): Bedrijfseconomische redenen: Interne beleidsdocument
(Vb beleidsbeslissingen, controle-instrument, gegevensbron voor kosten- en
opbrengstencalculatie en budgeteringsactiviteiten / Extern verantwoordingsinstrument (Vb
Onderhandelingen / besprekingen – personeel / vermogenstrekkers, overheid, juridisch,
banken, fiscus)
1) Wet (2015)
Onderscheid 1: natuurlijke en rechtspersonen die onder het toepassingsgebied van de
boekhoudwetgeving vallen. / andere organisaties waarvoor specifieke wetten of besluiten met
betrekking tot de boekhouding die in meerdere of mindere mate geïnspireerd werd door de
boekhoudwetgeving.
Onderscheid 2: kleine ondernemingen / grote ondernemingen
I. 3 criteria gelden: Bij 2/3 waar? Grote onderneming: (geconsolideerde basis*)
– aantal personeelsleden: >50 (Gemiddelde van # werkn. Ingeschr. op het pers.register einde
v/d maand vertaald in voltijdse equivalenten)
– jaaromzet: Max. 9 miljoen euro (exclusief BTW)
– balans totaal: 4,5 miljoen euro
*Metingen moeten gebeuren op geconsolideerde basis: alles moet samengenomen worden van een
dezelfde eigenaar. (Vb, niet opsplitsen van je bedrijf om onder de criteria te zitten.)
2
, Micro(vennootschappen) - en kleine ondernemingen weer 3 criteria
II. 3 criteria gelden: Bij 1/3 waar? Kleine onderneming: (geconsolideerde basis*)
– aantal personeelsleden: >10
– jaaromzet: Max. 700.000 euro (exclusief BTW)
– balans totaal: 350.000 euro
Kleine niet op de beurs genoteerd een kasboek, een inkoop – en invoerboek en een verkoop- en
uitvoerboek.
Micro nog beperkter !Als een ondernemingsraad functioneert (jaarrekening en sociale balans)
toch als een grote onderneming publiek informatie verstrekken.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
!Enkel grote ondernemingen vanaf nu!
Commissie voor Boekhoudkundige Normen (17) (adviezen verstrekken aan de regering en de
Kamers) en via aanbevelingen een boekhoudkundige doctrine ontwikkelen)
Algemene / Basisprincipes
I. Het oprecht en het trouw beeld (true and fair view): Alle technieken moeten hier aan getoetst
worden: “Leiden zij tot een oprecht en getrouw beeld van de financiële situatie van de
onderneming?”
I. Basisprincipes:
A. Het entiteitsbeginsel: duidelijke afgelijnde organisatie / onderneming
B. De uitdrukking geldwaard (monetaire eenheden): in valuta (dezelfde)Be - EUR.
C. Bestendigheid van methodes van registratie, presentatie en waardering: (meer uitleg volgt)
hifo en fifo → NIET alterneren. Dit om vergelijkbaarheid van opeenvolgende staten en
gegevens te garanderen.
D. Continuïteit: vermogen van de onderneming (Simplistisch hoe rijk of hoe arm) → blijven
bestaan van de onderneming tot langst lopende contract of verbintenis? Continu of niet? /
“Bepaald goed in functie van de omstandigheden heeft een bepaalde waarde.” Dit impliceert
dat bij de waardering van bezittingen, schulden of vorderingen de liquidatiewaarde ervan
niet in beschouwing dient genomen te worden.
II. Registratieprincipes: 3 luiken / 2 duidelijke (Dubbel boekhouden)
Geen lege ruimtes (PC discussie) - 7 jaar bijhouden op een leesbare manier
A. Niet-compensatie: tegengestelde verrichtingen mogen niet tegenover elkaar gecompenseerd
worden. (Vb schuld v 60 euro / lening verleend 35 euro → niet 25) / Bier bakverkoop
B. Realisatiebeginsel: enkel als verrichtingen zich voordoen en de geldelijke weerslag ervan
vaststaat (voor elke transactie een contract of document). Onzeker elementen NIET!
C. Overeenstemmingsprincipe: De periode waaraan een verrichting toegerekend wordt, hangt
niet af van het moment waarop ze betaal wordt (“Cashbasis”) maar van de tijdsduur
gedurende dewelke die verrichting een effect heeft op de bedrijfsvoering (“accrual-basis”).
Hetgeen je rapporteert heeft altijd betrekking tot een bepaalde periode (→ Enkel kosten en
opbrengsten meetellen kan niet) (Vb, Bierbak 10*20 uit / 8*22 in: geen slecht jaar wantgeen
verlies omdat nog steeds twee bakken in bezit! (Vb Machine van 5000 gaat 5 jaar mee →
afschrijvingen)
3