Dit is een samenvatting van het opleidingsonderdeel buitenlandse rechtstelsels gegeven door prof. Tom Vos (2de bachelor rechten). Deze samenvatting is gemaakt op basis van de ppt en eigen notities (aangezien er geen cursus is)! Deze samenvatting bestaat uit het Frans recht, Duits recht en Anglo-Ame...
I Historische context
- Onderdeel van het (West-)Romeinse rijk
• Initieel: gebruiken en gewoonten van de verschillende Keltische volksstammen, nadien
quasi-universele toepassing van het Romeinse recht (212 n.Chr.)
o Frankrijk was vroeger onderdeel van het West-Romeinse rijk. Voor de Romeinse
veroveringen was daar gewoonterecht, maar door die veroveringen kwam er ook
Romeins recht. Die invloed speelt vandaag nog een beetje mee (bv. publiek recht).
- 476: val van het West-Romeinse rijk (invallen van de Germanen)
→ De Germaanse stammen vallen binnen en dat leidt tot verbrokkeling. Recht dat van toepassing
wordt is dan gewoonterecht. Dat wordt niet altijd opgetekend
(bijna allemaal mondeling, maar later vindt er wel een
codificatie plaats)
• Verbrokkeling van het grondgebied en van het recht
o Noorden: Romeins recht wordt grotendeeld
verdrongen door het Bourgondische,
Frankische en Normandische gewoonterecht
= Pays de droit coutumier
▪ Personele toepassing van het recht
▪ Voornamelijk mondelinge
overlevering, soms opgetekend in
teksten (bv. Lex Salica)
o Zuiden: Traditie van het Romeins recht blijft grotendeels bewaart
= Pays de droit écrit
▪ Wetboeken geïnspireerd op oude Romeinse regels
▪ Migratie en gemengde huwelijken bemoeilijken de personele toepassing van
het recht: welk recht moet je dan gebruiken?
- 8e-18e eeuw: tijdperk van de Franse Koningen
→ Franse Koningen gaan geleidelijk aan zorgen voor centralisatie.
Karel de Grote gaat proberen om het vroegere voormalige West-
Romeinse rijk onder één heerser te brengen. Dit lukt, maar nadien
wordt het gebied opgesplitst onder zijn 3 zonen waardoor er weer
een verbrokkeling is.
• 8e-9e eeuw: Karel de Grote herenigde het Frankische (d.e.
het West-Romeinse) rijk
• 843: Verdrag van Verdun
o Verdeling van het Frankische rijk onder de 3
zonen van Lodewijk I (zoon van Karel de Grote)
o Creatie van het West-Frankische rijk, de voorloper van Frankrijk!
1
,• 9e-16e eeuw: feodaliteit, met geleidelijke centralisatie
o Feodaliteit: een systeem met verschillende lagen waarbij een koning aan de top staat
en daaronder steeds meer lagen van mensen die verantwoordelijk waren t.o.v. de
lagen erboven.
→ Leenman krijgt beheer (incl. rechtspraak) over gebieden, in ruil voor loyaliteit en
militaire steun aan leenheer (ter verduidelijking: een leenheer staat boven een
leenman! De hiërarchie is heel belangrijk!)
o Recht blijft lang zeer verbrokkelt
▪ Koningen hadden een vrij zwakke positie (afhankelijk van leenmannen en
weinig legislatieve bevoegdheden: konden het Romeins recht zeer weinig
beïnvloeden)
▪ Ondersteuning gewoonterecht door Franse Koningen is bewuste strategie om
afstand te nemen van Duitse keizers, die steunden op het Romeinse recht
o Beperkte eenmaking van rechtspraak door koninklijke rechtbanken (vanaf 13de eeuw)
▪ Grote invloed van Parlement de Paris: belangrijkste Franse rechtbank!
Een rechtbank was bevoegd voor bepaalde aangelegenheden in het
Franse grondgebied. Zij gingen vaak terugvallen op het
gewoonterecht van Parijs. Hierdoor was er een zekere eenmaking
van het gewoonterecht. Die rechters waren advocaten (terwijl in
Duitsland het meer professoren waren en iets minder met de voeten
in de praktijk stonden wat ook tot een andere tendens leidt en iets
minder toegankelijk is)
Interpretatie van de verschillende coutumes in het licht van de eigen
Coutume de Paris
→ Voorzichtige start van de rechtseenmaking!
• e e
17 -18 eeuw: feodaliteit, maar sterkere centralisatie (‘ancien régime’)
o Grotere koninklijke macht: wetgevende bevoegdheid over het hele land d.m.v.
ordonnances
o Monarchie van goddelijk recht (koning gezalfd te Reims door aartsbisschop): gezag
komt van boven
o Wet = wil koning = goddelijke wil (maar voortdurende spanning kerk vs. koning)
o ‘Absolutisme’ (soevereiniteit van de koning)
▪ De koning wordt als soeverein gezien en de wet wordt gezien als de wil van
de koning met een goddelijke oorsprong: de wil van de koning is de wil van
God
▪ “L’état, c’est moi” (Lodewijk XIV)
o Gewoonterecht (droit coutumier) is theoretisch ondergeschikt aan de wet
▪ Het oude systeem is het gewoonterecht. De koning mag nu wetten maken
(wil van de koning is de wet → gewoonterecht is ondergeschikt aan de wet
van de koning)
o Zo eerste codificaties (bv. handelsrecht, zeerecht)
2
,- Franse revolutie (1789!) tot val van Napoleon (1815)
• Belangrijke data!!!
• Breuk met de maatschappelijke en
staatkundige organisatie van het ancien
régime
o Breuk met het ancien régime!
Gedaan met de absolute
monarchie, gedaan met privileges
van de adel én gedaan met het
feodale systeem!
• Macht aan het volk: wet = wil van de natie = centraal → légicentrisme
= Deze doctrine stelt dat de wet de enige uitdrukking is van soevereiniteit, met het hoogste
gezag in de nationale rechtsorde
• Soevereiniteit van de natie
o De wil van het volk en de natie staat centraal! (i.p.v. de wil van de koning)
• Grote wetgevende activiteit
o Déclaration des Droits de l’Homme et du Citoyen
▪ Waarden van de Franse Revolutie: liberté, égalité, fraternité
▪ De eerste keer dat er een aantal politieke, traditionele rechten worden
afgekondigd
→ Zeer invloedrijk! Bv. voor de Belgische Grondwet (de reden waarom we het
Franse rechtsstelsel bestuderen), Universele Verklaring van de Rechten van
de Mens (UVRM), Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)
o Grondwet (1791)
▪ Voert institutionele hervormingen door
▪ Relatieve scheiding der machten
▪ Bescherming burger via grondrechten
o Napoleontische codificaties
▪ Code civil (1804)
▪ Code de procédure civil (1806)
▪ Code de commerce (1807)
▪ Code d’instruction criminelle (1808)
▪ Code pénal (1810)
→ Er wordt een breuk gemaakt met het gewoonterecht omdat we werken
met een heel aantal codificaties
• Geen grondwettelijke controle: de facto wet boven grondwet
→ De grondwettelijke controle zal later wel volgen
• Eén centrale beroepsinstantie: (Tribunal de cassation) i.p.v. regionale parlementen
• Hervorming van de Franse administratie: centralisatie blijft, maar wordt anders georganiseerd
(departementen met bestuursautonomie)
• Periode van instabiliteit (totdat Napoleon de macht grijpt) (Minder belangrijk puntje maar wel
interessant! Zal niet echt op het examen gevraagd worden)
o Grondwettelijke monarchie (1791-1792)
▪ Veelvuldig gebruik gemaakt van koninklijk vetorecht (onder nieuwe
grondwet) door Lodewijk XVI
▪ Assemblée nationale ontheft Lodewijk XVI van zijn macht als koning
3
, ▪ Lodewijk XVI wordt op 21 januari 1793 geëxecuteerd
o er
1 Republique (1792-1804)
▪ Terreur van Robespierre en zeer progressieve grondwet van 1793 (nooit in
werking getreden)
▪ Grondwet van 1795 en Directoire (maar geen steun van het volk)
▪ Staatsgreep van Napoleon en invoering van grondwet van 1799 van Consulat
met 3 consuls (waarbij vooral de eerste consul, Napoleon, belangrijke
bevoegdheden had)
▪ In 1802 wordt Napoleon tot “consul voor het leven” benoemd na een
referendum
o er
1 Empire (1804-1815): Napoleon wordt tot keizer gekroond
- Val van Napoleon (1815) tot vijfde republiek (1958)
• Restoratie van de monarchie leidt tot blijvende instabiliteit
o Restoratie (1815-1830): Napoleon verslagen bij Waterloo en Bourbon dynastie terug
aan de macht (Lodewijk XVIII)
o Monarchie de juillet (1830-1848): juli-revolutie in 1830 waarbij Karel X (opvolger van
Lodewijk XVIII) wordt afgezet ten voordele van Lodewijk Filips (tak van het huis
Bourbon)
o 2ème République (1848-1852): februari-revolutie leidt tot val van de monarchie en
verkiezing van Louis-Napoleon Bonaparte (neefje van) als president
o 2ème Empire (1852-1870): staatsgreep door Louis-Napoleon Bonaparte, die keizer
Napoleon III wordt
3ème République (!) (1870-1940): verlies van Frankrijk tegen Pruisen leidt tot val van
Napoleon III en creatie van de derde republiek (= parlementair, weinig stabiel regime,
met nadruk op wetgevende macht)
o Duitse bezetting (noorden) en collaborerende Vichy regime (zuiden, zone libre)
(1940-1946)
o 4ème République (1946-1958): gelijkaardig regime aan de derde republiek, leidend tot
instabiliteit
- 1958: 5e Republiek (huidig regime)
• Context: onafhankelijkheidsoorlog Algerije (1954-1962) en zwakheid van de 4e Republiek
brengen Generaal Charles de Gaulle (opnieuw) aan de macht
• Nieuwe Grondwet (Constitution; 1958): nadruk op de uitvoerende macht
→ Men wil afstappen van het te parlementaire regime waarbij de wetgever vrij veel macht
had en wilde het doorschuiven naar de uitvoerende macht
o Semi-presidentieel regime:
▪ Sterke rol van de Président de la Republique (rechtstreeks verkozen,
oorspronkelijk voor 7 jaar nu voor 5 jaar)
▪ Er is dus een president en een eerste minister die door de president wordt
benoemd, maar wordt ontslagen door het Parlement (checks and balances).
Het kan dat de eerste minister niet in dezelfde politieke partij zal zitten als
die van de president. We zien de laatste jaren dat dit minder en minder
gebeurt. Meestal zal de premier in dezelfde partij zitten als de president en
zullen er dus geen tegenstrijdige ideologieën zijn.
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur RS2002. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.