Michiel Petters
Bacteriologie
(Prof. Van Eldere)
Lijst van Bacteriën met hun Kenmerken
2022-2023
0
, Michiel Petters
1.Streptococcus pyogenes
1.Morfologie Gemeenschappelijke karakteristieken: 1)Gram+.
2)Bewegelijk? Nee.
3)Katalse negatief.
4)Groeien per 2 of in korte ketens.
5)Metabolisme? Fermentatief (Anaeroob).
6)Groeien in aerobe omstandigheden (Zuurstoftolerant).
7)Complexe voedingsvereisten.
Bloed verrijkte bodems nodig!
2.Taxonomie Genus Streptococcus bevat 50tal species: 10tal medisch relevant.
Sommige species: Mens en dier koloniserend en infecterend.
Op te delen in 3 classificatie groepen (die door elkaar gebruikt kunnen worden):
[1]Hemolysepatroon:
Op ondoorzichtige rode bloedagar:
1)Alfa-hemolyse: Rond de kolonies een zone v groenachtige verkleuring.
=>Gedeeltelijke hemolyse vd RBCs.
=>viridans streptokokken.
2)Bèta-hemolyse: Rond de kolonies een heldere ontkleurde zone.
=>Volledige hemolyse vd RBCs.
3)Gamma-hemolyse: Niet omgeven door een anders gekleurde zone.
=>Afwezigheid v hemolyse.
[2]Lancefieldgroep:
Serologische indeling obv aanwezigheid v antigenische moleculen id celwand: 1)Koolhydraten.
2)Teichoïnezuren.
Groepen: A tot H.
K tot V.
Streptokokken uit de Alfa- en Gamma-hemolyse groepen kunnen hier meestal niet in opgedeeld worden.
[3]Volgens species:
Obv hun metabole reacties tov verschillende substraten.
Alle streptokokken v groep A behoren tot de species Streptococcus pyogenes.
Dus: Groep A-streptokokken = S pyogenes.
3.Vindplaats In kleine aantallen: 1)Orofarynx.
2)Huid.
4.Epidemiologie Vooral in de wintermaanden.
Sterke kolonisatie id Orofarynx: Korte duur.
Onderdrukking door andere bacteriën.
Immuniteit die we ontwikkelen tegen nieuwe serotypen.
Infecties wnr een verworven stam zich kan vermenigvuldigen vooraleer:
1)Aanmaak specifieke antistoffen.
2)Groei onderdrukt wordt door andere bacteriën vd Orofarynx.
Met de leeftijd: Minder kans op dragerschap of kolonisatie.
Meer contact gehad met de versch typen.
1
, Michiel Petters
5.Virulentiefactoren Groep-A Streptokokken:
Kapsel v Hyaluronzuur.
= Weinig/niet immunogeen (bindweefsel).
Komt vrij id omgeving.
Antifagocytaire eigenschapen.
! Scheidt ook Hyaluronidase => Makkelijkere verspreiding in weefsels.
Hieronder: Peptidoglycaanlaag:
1)Vorm.
2)Stevigheid.
3)(lipo-) teichoinezuur.
4)Groep specifieke (Lancefield) antigenen.
5)Type specifieke antigenen (bv M-proteine).
M-proteine = Belangrijke antifagocytaire factor.
(Belangrijkste virulentiefactor).
Stam zonder? Niet pathogeen!
In celmembraan: Steekt door Peptidoglycaanlaag nr buiten.
Voorkomt neerzetting vh complement (alternageive pathway)
Verhindert Opsonisatie.
Antistoffen tegen M-proteine.
(Belangrijkste verdediging).
Jonger = Gevoeliger (mminder Anti-M-proteine As’s!).
Produceert:
1)Exotoxinen.
Pyrogene toxinen:
Zelfde familie v toxinen als: 1)Enterotoxinen.
2)Toxic Shock Syndrome-toxine.
= T-celmitogenen of Superantigenen.
Leidt tot:
1) Hypersensitiviteitsreactie.
2) Verhoogde gevoeligheid aan endotoxinen.
3) Stim vrijzetting Shockinducerende cytokinen.
4) Onderdrukken B-cel activiteit.
= Erythrogene toxinen.
Rode Rash / Scarlatina (jonge kinderen).
In associatie met S. pyognes-faryngitis.
2)Streptolysinen.
1. Streptolysine S:
Lyseert: 1)Erythrocyten.
2)Leukocyten.
3)Bloedplaatjes.
Verantwoordelijk voor Beta-Hemolyse.
2. Streptolysine O:
Doodt Leukocyten.
ASLO-test: Stijging vd titer vd As tegen dat enzyme:
=>Recente infectie met S. pyogenes.
Verantwoordelijk voor Beta-Hemolyse.
3)Andere enzymes die bijdragen tot de virulentie.
1. Streptokinasen: Bloedklonters oplossend => Verspreiding bevorderend.
2
, Michiel Petters
2. DNAse: Depolymerisatie v DNA: Verlaagt viscositeit in etter => Verspreiding
bevorderend.
6.Pathogenese Verspreiding: Asympto via: 1)Droplets.
2)Via huid- en hand-mondcontact.
[1]Eerste (mucosae) infectie stap:
Adherentie aan de epitheelcellen zodat ze niet worden weggespoeld.
Adhv Lipoteichoinzeuur op ExtraC (aanhechtingsmoleculen).
[2]Verspreiding in weefsel afh v hoe de infectie werd verworven:
Opp infecties (Huid, impetigo) (Mucosae, Faryngitis):
Blijven gelokaliseerd.
Toch naar Omliggende weefsels?
Door Faciale erysipelas.
Diepe infecties (Erysipelas, Fasciitis, Myositis):
Mogelijks door digestieve enzymen: 1)Hyaluronidase.
2)DNAse.
3)Streptokinase.
In de weefsels:
Doel: Voorkomen Fagocytose.
Dit adhv:
Kapsel.
M-proteine.
Agressieve infecties.
Weefselschade:
Uitgesproken.
Snel.
Intense ontstekingsreactie: Door de productie v stoffen die:
1)Menselijke cellen beschadigen.
2)Fagocyten en lymfocyten activeren (Chemotaxis).
3
Bacteriologie
(Prof. Van Eldere)
Lijst van Bacteriën met hun Kenmerken
2022-2023
0
, Michiel Petters
1.Streptococcus pyogenes
1.Morfologie Gemeenschappelijke karakteristieken: 1)Gram+.
2)Bewegelijk? Nee.
3)Katalse negatief.
4)Groeien per 2 of in korte ketens.
5)Metabolisme? Fermentatief (Anaeroob).
6)Groeien in aerobe omstandigheden (Zuurstoftolerant).
7)Complexe voedingsvereisten.
Bloed verrijkte bodems nodig!
2.Taxonomie Genus Streptococcus bevat 50tal species: 10tal medisch relevant.
Sommige species: Mens en dier koloniserend en infecterend.
Op te delen in 3 classificatie groepen (die door elkaar gebruikt kunnen worden):
[1]Hemolysepatroon:
Op ondoorzichtige rode bloedagar:
1)Alfa-hemolyse: Rond de kolonies een zone v groenachtige verkleuring.
=>Gedeeltelijke hemolyse vd RBCs.
=>viridans streptokokken.
2)Bèta-hemolyse: Rond de kolonies een heldere ontkleurde zone.
=>Volledige hemolyse vd RBCs.
3)Gamma-hemolyse: Niet omgeven door een anders gekleurde zone.
=>Afwezigheid v hemolyse.
[2]Lancefieldgroep:
Serologische indeling obv aanwezigheid v antigenische moleculen id celwand: 1)Koolhydraten.
2)Teichoïnezuren.
Groepen: A tot H.
K tot V.
Streptokokken uit de Alfa- en Gamma-hemolyse groepen kunnen hier meestal niet in opgedeeld worden.
[3]Volgens species:
Obv hun metabole reacties tov verschillende substraten.
Alle streptokokken v groep A behoren tot de species Streptococcus pyogenes.
Dus: Groep A-streptokokken = S pyogenes.
3.Vindplaats In kleine aantallen: 1)Orofarynx.
2)Huid.
4.Epidemiologie Vooral in de wintermaanden.
Sterke kolonisatie id Orofarynx: Korte duur.
Onderdrukking door andere bacteriën.
Immuniteit die we ontwikkelen tegen nieuwe serotypen.
Infecties wnr een verworven stam zich kan vermenigvuldigen vooraleer:
1)Aanmaak specifieke antistoffen.
2)Groei onderdrukt wordt door andere bacteriën vd Orofarynx.
Met de leeftijd: Minder kans op dragerschap of kolonisatie.
Meer contact gehad met de versch typen.
1
, Michiel Petters
5.Virulentiefactoren Groep-A Streptokokken:
Kapsel v Hyaluronzuur.
= Weinig/niet immunogeen (bindweefsel).
Komt vrij id omgeving.
Antifagocytaire eigenschapen.
! Scheidt ook Hyaluronidase => Makkelijkere verspreiding in weefsels.
Hieronder: Peptidoglycaanlaag:
1)Vorm.
2)Stevigheid.
3)(lipo-) teichoinezuur.
4)Groep specifieke (Lancefield) antigenen.
5)Type specifieke antigenen (bv M-proteine).
M-proteine = Belangrijke antifagocytaire factor.
(Belangrijkste virulentiefactor).
Stam zonder? Niet pathogeen!
In celmembraan: Steekt door Peptidoglycaanlaag nr buiten.
Voorkomt neerzetting vh complement (alternageive pathway)
Verhindert Opsonisatie.
Antistoffen tegen M-proteine.
(Belangrijkste verdediging).
Jonger = Gevoeliger (mminder Anti-M-proteine As’s!).
Produceert:
1)Exotoxinen.
Pyrogene toxinen:
Zelfde familie v toxinen als: 1)Enterotoxinen.
2)Toxic Shock Syndrome-toxine.
= T-celmitogenen of Superantigenen.
Leidt tot:
1) Hypersensitiviteitsreactie.
2) Verhoogde gevoeligheid aan endotoxinen.
3) Stim vrijzetting Shockinducerende cytokinen.
4) Onderdrukken B-cel activiteit.
= Erythrogene toxinen.
Rode Rash / Scarlatina (jonge kinderen).
In associatie met S. pyognes-faryngitis.
2)Streptolysinen.
1. Streptolysine S:
Lyseert: 1)Erythrocyten.
2)Leukocyten.
3)Bloedplaatjes.
Verantwoordelijk voor Beta-Hemolyse.
2. Streptolysine O:
Doodt Leukocyten.
ASLO-test: Stijging vd titer vd As tegen dat enzyme:
=>Recente infectie met S. pyogenes.
Verantwoordelijk voor Beta-Hemolyse.
3)Andere enzymes die bijdragen tot de virulentie.
1. Streptokinasen: Bloedklonters oplossend => Verspreiding bevorderend.
2
, Michiel Petters
2. DNAse: Depolymerisatie v DNA: Verlaagt viscositeit in etter => Verspreiding
bevorderend.
6.Pathogenese Verspreiding: Asympto via: 1)Droplets.
2)Via huid- en hand-mondcontact.
[1]Eerste (mucosae) infectie stap:
Adherentie aan de epitheelcellen zodat ze niet worden weggespoeld.
Adhv Lipoteichoinzeuur op ExtraC (aanhechtingsmoleculen).
[2]Verspreiding in weefsel afh v hoe de infectie werd verworven:
Opp infecties (Huid, impetigo) (Mucosae, Faryngitis):
Blijven gelokaliseerd.
Toch naar Omliggende weefsels?
Door Faciale erysipelas.
Diepe infecties (Erysipelas, Fasciitis, Myositis):
Mogelijks door digestieve enzymen: 1)Hyaluronidase.
2)DNAse.
3)Streptokinase.
In de weefsels:
Doel: Voorkomen Fagocytose.
Dit adhv:
Kapsel.
M-proteine.
Agressieve infecties.
Weefselschade:
Uitgesproken.
Snel.
Intense ontstekingsreactie: Door de productie v stoffen die:
1)Menselijke cellen beschadigen.
2)Fagocyten en lymfocyten activeren (Chemotaxis).
3