H1. Hybridisatie en voorstellingswijzen
1. Inleiding
Organische chemie vs. anorganische chemie:
➔ Anorganische chemie:
Minerale verbindingen: zuren, basen en zouten
→ Kunnen enkelvoudig zijn (bv. H2) of
samengesteld (bv. HCl)
→ Hele periodiek systeem
➔ Organische chemie:
Koolstofverbindingen
→ Bestaan nooit uit 1 element --> ze bestaan
minstens uit kool- en waterstoffen
→ Kunnen binden met H, O, N, P, S, Cl, Br en I
Elk levend wezen bestaat uit organische verbindingen
➔ Bv. haar, huid en spieren bestaan uit proteïnen
➔ Er zitten ook organische moleculen in niet-levende wezens
→ Ze kunnen door de mens gesynthetiseerd/gemaakt worden
→ Bv. in geneesmiddelen (aspirine), kleding (synthetische vezels --> nylon) en in
voeding (vitaminen, kleurstoffen, smaakstoffen, …)
Koolstof (C):
▪ Staat in de 4de hoofdgroep in het periodiek systeem
→ Dus heeft 4 valentie-elektronen (e- op buitenste schil) en wil nog 4e- opnemen om de
octetstructuur te bereiken (dus C kan 4 bindingen aangaan)
▪ Kan 4 bindingen aangaan (want wilt nog 4e- opnemen om de octetstructuur te bekomen)
→ C kan zowel met metalen als met niet-metalen binden
▪ Elektronenschil: 2s22p2
▪ Mogelijke bindingen van C:
- Enkelvoudige binding
→ C is aan 4 verschillende atomen gebonden (kan C, H of andere atomen bv. O zijn)
- Dubbele binding
→ C is 2 keer aan hetzelfde atoom (kan C of andere atomen zijn, maar niet H)
- Drievoudige binding
→ C is 3 keer aan hetzelfde atoom (kan C of andere atomen zijn, maar niet H)
, Soorten bindingen:
1) Atoombindingen of covalente bindingen
▪ = Verbindingen tussen 2 niet-metalen
→ De elektronen worden gedeeld om aan de octetstructuur te komen
▪ Is eigenlijk een overlap van orbitalen
→ Bv. C heeft 4 valentie-elektronen en wil dus met 4 andere atomen binden om aan
de octetstructuur te geraken
→ Het binden met elkaar gebeurt door een overlap van orbitalen
→ Dus je hebt een orbitaal van C waar een elektron inzit en een orbitaal van
H waar een elektron in zit → die 2 orbitalen overlappen
▪ Binnen deze soort zijn er nog verschillende soorten:
a) Normale covalente bindingen
➢ Elk atoom stelt evenveel ongepaarde elektronen ter beschikking
➢ Bv. het ene ongepaarde elektron van H zal een binding aan gaan
met het ongepaarde elektron van Cl
---> Cl heeft nu 8e- en H 2e- op buitenste schil met 2 gedeelde e-
b) Donor-acceptor bindingen
➢ 1 atoom levert het elektronenpaar
➢ Er zal een extra binding worden aangegaan door gebruik van een vrij
elektronenpaar van één van de atomen
➢ Datieve binding = als de donor de kleinste ENW heeft
➢ Coördinatieve binding = als de donor de grootste ENW heeft
2) Ionbindingen
▪ = Verbindingen tussen een metaal + een niet-metaal
→ Metalen hebben een voldoende lage ENW om het elektron af te splitsen
→ Niet-metalen hebben een voldoende hoge ENW om het elektron volledig aan te
trekken
▪ Elektronen worden volledig uitgewisseld waardoor er ionen ontstaan
→ De aantrekkingskracht tussen de positieve + negatieve ladingen
zorgen voor de binding
→ De 2 elementen delen geen elektronen om aan de octet-
structuur te komen
▪ Bv. Na (metaal) en Cl (niet-metaal)
➔ Na → Na+ + e-
➔ Cl2 +2 e- → 2 Cl-
2. Hybridisatie
Een orbitaal = de ruimte waar een elektron 90-95% van zijn tijd doorbrengt
➔ Een atoom bestaat uit een kern (met protonen + neutronen) en daarrond bewegen de
elektronen
→ De elektronen rond de kern bevinden zich in orbitalen, dit kan een s-orbitaal zijn of 1 van
de 3 p-orbitalen
1. Inleiding
Organische chemie vs. anorganische chemie:
➔ Anorganische chemie:
Minerale verbindingen: zuren, basen en zouten
→ Kunnen enkelvoudig zijn (bv. H2) of
samengesteld (bv. HCl)
→ Hele periodiek systeem
➔ Organische chemie:
Koolstofverbindingen
→ Bestaan nooit uit 1 element --> ze bestaan
minstens uit kool- en waterstoffen
→ Kunnen binden met H, O, N, P, S, Cl, Br en I
Elk levend wezen bestaat uit organische verbindingen
➔ Bv. haar, huid en spieren bestaan uit proteïnen
➔ Er zitten ook organische moleculen in niet-levende wezens
→ Ze kunnen door de mens gesynthetiseerd/gemaakt worden
→ Bv. in geneesmiddelen (aspirine), kleding (synthetische vezels --> nylon) en in
voeding (vitaminen, kleurstoffen, smaakstoffen, …)
Koolstof (C):
▪ Staat in de 4de hoofdgroep in het periodiek systeem
→ Dus heeft 4 valentie-elektronen (e- op buitenste schil) en wil nog 4e- opnemen om de
octetstructuur te bereiken (dus C kan 4 bindingen aangaan)
▪ Kan 4 bindingen aangaan (want wilt nog 4e- opnemen om de octetstructuur te bekomen)
→ C kan zowel met metalen als met niet-metalen binden
▪ Elektronenschil: 2s22p2
▪ Mogelijke bindingen van C:
- Enkelvoudige binding
→ C is aan 4 verschillende atomen gebonden (kan C, H of andere atomen bv. O zijn)
- Dubbele binding
→ C is 2 keer aan hetzelfde atoom (kan C of andere atomen zijn, maar niet H)
- Drievoudige binding
→ C is 3 keer aan hetzelfde atoom (kan C of andere atomen zijn, maar niet H)
, Soorten bindingen:
1) Atoombindingen of covalente bindingen
▪ = Verbindingen tussen 2 niet-metalen
→ De elektronen worden gedeeld om aan de octetstructuur te komen
▪ Is eigenlijk een overlap van orbitalen
→ Bv. C heeft 4 valentie-elektronen en wil dus met 4 andere atomen binden om aan
de octetstructuur te geraken
→ Het binden met elkaar gebeurt door een overlap van orbitalen
→ Dus je hebt een orbitaal van C waar een elektron inzit en een orbitaal van
H waar een elektron in zit → die 2 orbitalen overlappen
▪ Binnen deze soort zijn er nog verschillende soorten:
a) Normale covalente bindingen
➢ Elk atoom stelt evenveel ongepaarde elektronen ter beschikking
➢ Bv. het ene ongepaarde elektron van H zal een binding aan gaan
met het ongepaarde elektron van Cl
---> Cl heeft nu 8e- en H 2e- op buitenste schil met 2 gedeelde e-
b) Donor-acceptor bindingen
➢ 1 atoom levert het elektronenpaar
➢ Er zal een extra binding worden aangegaan door gebruik van een vrij
elektronenpaar van één van de atomen
➢ Datieve binding = als de donor de kleinste ENW heeft
➢ Coördinatieve binding = als de donor de grootste ENW heeft
2) Ionbindingen
▪ = Verbindingen tussen een metaal + een niet-metaal
→ Metalen hebben een voldoende lage ENW om het elektron af te splitsen
→ Niet-metalen hebben een voldoende hoge ENW om het elektron volledig aan te
trekken
▪ Elektronen worden volledig uitgewisseld waardoor er ionen ontstaan
→ De aantrekkingskracht tussen de positieve + negatieve ladingen
zorgen voor de binding
→ De 2 elementen delen geen elektronen om aan de octet-
structuur te komen
▪ Bv. Na (metaal) en Cl (niet-metaal)
➔ Na → Na+ + e-
➔ Cl2 +2 e- → 2 Cl-
2. Hybridisatie
Een orbitaal = de ruimte waar een elektron 90-95% van zijn tijd doorbrengt
➔ Een atoom bestaat uit een kern (met protonen + neutronen) en daarrond bewegen de
elektronen
→ De elektronen rond de kern bevinden zich in orbitalen, dit kan een s-orbitaal zijn of 1 van
de 3 p-orbitalen