Geschiedenis van de psychologie - college 2
Bij methodologie hebben we gezien dat we altijd een minimum aantal proefpersonen
nodig hebben om een experiment uit te voeren en een goede conclusie te vormen.
Deze methodologieën, ook statistiek hoort hierbij, vallen onder de noemer ‘kwantitatief’
onderzoek en mikken op het getal.
Er bestaan gelukkig nog andere methodologieën dan kwantitatieve methodologieën.
Bij consultaties van enkelingen is kwantitatief onderzoek niet relevant.
Om een persoonlijk verhaal van een enkeling te verklaren gebruiken we beter geen
kwantitatief onderzoek.
Prof heeft in zijn consultatiekamer nog nooit de reflex gehad om resultaten van een
kwantitatief onderzoek te raadplegen om iets te kunnen aanvangen dat steek houdt met
het verhaal van de enkeling.
Psychiaters en psychologen bieden patiënten telkens een gesprekskuur ter behandeling
aan, zij hebben niets aan dat kwantitatief onderzoek.
Er bestaat namelijk bvb. niet zoiets als een ‘gemiddelde fobie’ waarbij geschreven staat
hoe de patiënt moet behandeld worden.
Maar dient kwantitatief onderzoek voor niets? Nee!
Voor bepaalde situaties heb je nood aan andere methodologieën.
We hebben als klinisch psycholoog wel nood aan een case study.
Dit is een uitvoerige beschrijving van de geschiedenis van een individu.
Dit heet dan ‘kwalitatief’ onderzoek.
Psychologen gebruiken dus vooral het kwalitatief onderzoek.
Mensen die wetenschappelijker ingesteld zijn, zullen eerder neigen naar kwantitatief
onderzoek.
Je kunt de individuen niet wegkwantificeren, er is nood aan casuïstiek (= aan case
studys).
De geneeskunde was een soort voorvader van de klinische psychologie.
Ze hebben moeten emanciperen van in de geneeskunde (de casuïstiek) naar nu de
psychologie. (kijk naar de casus Freud)
Ook een bedrijfspsycholoog zal met casuïstiek te maken krijgen doordat je de
geschiedenis van een bedrijf moet kennen voor je er goed kan werken.
Bij methodologie hebben we gezien dat we altijd een minimum aantal proefpersonen
nodig hebben om een experiment uit te voeren en een goede conclusie te vormen.
Deze methodologieën, ook statistiek hoort hierbij, vallen onder de noemer ‘kwantitatief’
onderzoek en mikken op het getal.
Er bestaan gelukkig nog andere methodologieën dan kwantitatieve methodologieën.
Bij consultaties van enkelingen is kwantitatief onderzoek niet relevant.
Om een persoonlijk verhaal van een enkeling te verklaren gebruiken we beter geen
kwantitatief onderzoek.
Prof heeft in zijn consultatiekamer nog nooit de reflex gehad om resultaten van een
kwantitatief onderzoek te raadplegen om iets te kunnen aanvangen dat steek houdt met
het verhaal van de enkeling.
Psychiaters en psychologen bieden patiënten telkens een gesprekskuur ter behandeling
aan, zij hebben niets aan dat kwantitatief onderzoek.
Er bestaat namelijk bvb. niet zoiets als een ‘gemiddelde fobie’ waarbij geschreven staat
hoe de patiënt moet behandeld worden.
Maar dient kwantitatief onderzoek voor niets? Nee!
Voor bepaalde situaties heb je nood aan andere methodologieën.
We hebben als klinisch psycholoog wel nood aan een case study.
Dit is een uitvoerige beschrijving van de geschiedenis van een individu.
Dit heet dan ‘kwalitatief’ onderzoek.
Psychologen gebruiken dus vooral het kwalitatief onderzoek.
Mensen die wetenschappelijker ingesteld zijn, zullen eerder neigen naar kwantitatief
onderzoek.
Je kunt de individuen niet wegkwantificeren, er is nood aan casuïstiek (= aan case
studys).
De geneeskunde was een soort voorvader van de klinische psychologie.
Ze hebben moeten emanciperen van in de geneeskunde (de casuïstiek) naar nu de
psychologie. (kijk naar de casus Freud)
Ook een bedrijfspsycholoog zal met casuïstiek te maken krijgen doordat je de
geschiedenis van een bedrijf moet kennen voor je er goed kan werken.