H1. WAT IS “HANDICAP”?
1. SITUERING
Veel verschillende handicaps
Terminologie draagt vaak visie mee
3. INLEIDING
ICF-model: Internationale Classificatie van menselijk Functioneren
Functie:
o Informatie over functioneren registreren
o Begrippenkader om gezondheidstoestand te definiëren en te meten
o Systemische en dynamische kijk geven op cliënt(systeem)
Medisch model + sociaal model -> biopsychosociale benadering
Integratieve visie: visie die het menselijke functioneren ziet als een resultaat v een dynamische wisselwerking
tss biologische, psychologische en sociale/maatschappelijke factoren (vb. biopsychosociale benadering)
4. HET ONTSTAAN VAN HET ICF-MODEL
Veel verschillende kijkwijzen en modellen door:
- Loop v d geschiedenis
- Verschil in cultuur/maatschappij
- Beïnvloeding door:
o Cultuur
o Ideologie
o Waarden
o …
Verschillende modellen kunnen naast elkaar bestaan binnen één maatschappij
4.1 RELIGIEUS-MOREEL MODEL
Handicap = straf v God als gevolg v persoonlijke zonde
Handicap = geschenk v God (vb. meisje met 2 gezichten dat gezien wordt als reïncarnatie v godin)
1
, Oorzaak v handicap ligt bij het individu
4.2 MEDISCH MODEL
Handicap = afwijking die door medisch personeel geminimaliseerd moet worden
Indien niet mogelijk -> gevolgen v d afwijking zoveel mogelijk beperken
Persoon moet zich normaliseren en aanpassen
1ste model waarmee baby’s met een beperking mee in aanraking komen in België
4.3 INDIVIDUEEL MODEL
Kenmerken:
- Oorzaak v handicap ligt bij individu (≈ persoonlijke tragedie)
- Persoon moet zich normaliseren en aanpassen
- ! rol voor hulpverleners en therapeuten
Link medisch en individueel model:
Anders-zijn wordt gecorrigeerd door training en medische interventie
Kritiek:
- Medicalisering: handicap zien als een ziekte
- Houdt geen rekening met maatschappij
Voorbeelden:
- Religieus-moreel model
- Medisch model
- ICIDH
- DSM
4.4 SOCIAAL MODEL
Kenmerken:
- Oorzaak v handicap ligt bij omgeving (≈ handicap = sociale constructie)
- Functiebeperking handicap
o Functiebeperking: beperking v 1/meerdere lichamelijke/geestelijke functies
o Handicap: onaangepastheid aan functiebeperking v d omgeving
- Pleiten voor inclusie samenleving
2
, o Inclusieve samenleving: samenleving past zich aan aan personen met
ondersteuningsbehoeften
- Reactie op individuele modellen
Kritiek:
- Houdt geen rekening met individuele aspect
Voorbeelden:
- Handicap creatiemodel
4.5 INTEGRATIEF MODEL
Kenmerken:
- Handicap = beperking binnen persoon, waarbij de omgeving een ! rol speelt in de beleving v d
handicap
- Zoekt midden tss individueel model en sociaal model
o Individueel verhaal & vraaggericht werken + streven naar een inclusieve samenleving
Voorbeelden:
- ICF
- AAIDD
4.6 CULTUREEL MODEL
Handicap = bepaalde manier v in d wereld staan
Unieke ervaring
Meerwaarde
Deel v identiteit (vb. Tommy Edison)
5. HET ICF-MODEL
ICIDH model -> ICF model
5.1 ICIDH
3
, Voor 1980 -> pathalogische visie
Pathalogische visie: een handicap is een ziekte/aandoening of een chronisch effect lichamelijke/psychische
functies
Oorzaak v handicap ligt bij persoon
Nadeel: indien geen mogelijkheid tot genezen -> verzorgen
1980 -> keerpunt in het denken over handicap
Vanaf 1980 -> ICIDH
ICIDH: International Classification of Impairments, Disabilities and Handicaps
Geeft meerdimensionale kijk op functioneren
Onderscheidt aandoeningen en consequenties op 3 niveaus
o Orgaan (impairments/stoornissen)
o Activiteit (disabilities/beperkingen)
o Reactie v d samenleving op de aanwezigheid v stoornissen en beperkingen bij persoon
(handicaps)
Handicap weerspiegelt culturele, sociale en economische consequenties
Kritiek:
- Suggestie v causaliteit: schijn dat het ene het andere veroorzaakt
o Praktijk: omgekeerde ook mogelijk
- Negatieve terminologie
o Werkt stigmatiserend
- Onderwaarderen v d rol v d omgeving
o Bevorderende/belemmerende factoren
5.2 ICF (2001)
ICIDH -> ICF
ICF: International Classification of Functioning, Disability and Health
Concretisering v h biopsychosociaal model
Menselijk functioneren = dynamische wisselwerking gezondheidsproblemen VS context waarin
problemen zich voordoen
o Dynamische wisselwerking: interventies op 1 aspect/factor kunnen veranderingen
teweegbrengen in andere aspecten/factoren door wederzijdse verbinding
3 onderling verbonden maar te onderscheiden perspectieven:
4