Begrippen ONT leren voor tentamen 1
Hoofdstuk 1: De functie van onderzoek
Wetenschappelijke houding Het beschikken over de juiste onafhankelijkheid, kennis en
vaardigheden om onderzoek uit te voeren.
Eenheden Alle elementen, personen, objecten waarover je in je onderzoek uitspraken doet.
Fundamenteel onderzoek Onderzoek dat kennisvragen beantwoordt.
Praktijkgericht onderzoek Onderzoek dat praktijkvragen beantwoordt.
Kwantitatief Onderzoek met behulp van cijfermatige gegevens.
Kwalitatief Onderzoek met behulp van niet-cijfermatige gegevens.
Kritisch-emancipatorische stroming Kijkt kritisch naar de samenleving en naar eigen
onderzoeksresultaten; wil bijdragen aan (veranderings-)processen.
Onafhankelijke houding Afstand nemen van houdingen en meningen van betrokkenen bij het
onderzoek; objectief blijven.
Intersubjectiviteit Onderzoekers zijn het met elkaar eens over de resultaten van onderzoek.
Toetsbaarheid Uitspraken kunnen worden getoetst op hun houdbaarheid.
Informativiteit Uitspraken worden heel goed (specifiek) weergegeven, zodat de juiste toetsbaarheid
ontstaat.
Generaliseerbaarheid Reikwijdte (zowel inhoudelijk als statisch).
Betrouwbaarheid De mate waarin onderzoek vrij is van toevallige fouten.
Validiteit De mate waarin onderzoek vrij is van systematische fouten.
Hoofdstuk 2: Aanleiding tot het onderzoek
Aanleiding tot onderzoek Reden waarom je een bepaald onderzoek opstart
Big6 Zoekmethode, toegepast op literatuuronderzoek
Logboek Onderzoeksdagboek
Hoofdstuk 3: Afbakening van het onderzoek
Probleemstelling De centrale vraag die je met je onderzoek wilt beantwoorden
Doelstelling De functie van het onderzoek voor zowel onderzoeker als (bij praktijkonderzoek)
organisatie of opdrachtgever.
Deelvragen Een aantal subvragen die een uitwerking van de probleemstelling vormen.
Onderzoeksvragen Specifieke testvragen die je tijdens de analyse beantwoordt.
Begripsafbakening Vaststellen wat je onder een begrip verstaat (begrip-zoals-bedoeld).
Hoofdstuk 1: De functie van onderzoek
Wetenschappelijke houding Het beschikken over de juiste onafhankelijkheid, kennis en
vaardigheden om onderzoek uit te voeren.
Eenheden Alle elementen, personen, objecten waarover je in je onderzoek uitspraken doet.
Fundamenteel onderzoek Onderzoek dat kennisvragen beantwoordt.
Praktijkgericht onderzoek Onderzoek dat praktijkvragen beantwoordt.
Kwantitatief Onderzoek met behulp van cijfermatige gegevens.
Kwalitatief Onderzoek met behulp van niet-cijfermatige gegevens.
Kritisch-emancipatorische stroming Kijkt kritisch naar de samenleving en naar eigen
onderzoeksresultaten; wil bijdragen aan (veranderings-)processen.
Onafhankelijke houding Afstand nemen van houdingen en meningen van betrokkenen bij het
onderzoek; objectief blijven.
Intersubjectiviteit Onderzoekers zijn het met elkaar eens over de resultaten van onderzoek.
Toetsbaarheid Uitspraken kunnen worden getoetst op hun houdbaarheid.
Informativiteit Uitspraken worden heel goed (specifiek) weergegeven, zodat de juiste toetsbaarheid
ontstaat.
Generaliseerbaarheid Reikwijdte (zowel inhoudelijk als statisch).
Betrouwbaarheid De mate waarin onderzoek vrij is van toevallige fouten.
Validiteit De mate waarin onderzoek vrij is van systematische fouten.
Hoofdstuk 2: Aanleiding tot het onderzoek
Aanleiding tot onderzoek Reden waarom je een bepaald onderzoek opstart
Big6 Zoekmethode, toegepast op literatuuronderzoek
Logboek Onderzoeksdagboek
Hoofdstuk 3: Afbakening van het onderzoek
Probleemstelling De centrale vraag die je met je onderzoek wilt beantwoorden
Doelstelling De functie van het onderzoek voor zowel onderzoeker als (bij praktijkonderzoek)
organisatie of opdrachtgever.
Deelvragen Een aantal subvragen die een uitwerking van de probleemstelling vormen.
Onderzoeksvragen Specifieke testvragen die je tijdens de analyse beantwoordt.
Begripsafbakening Vaststellen wat je onder een begrip verstaat (begrip-zoals-bedoeld).