1. inleiding – psychisch functioneren
⟹ wordt gedaan door 3 functies: cogntieve affectieve conatieve
voelen
denken
willen en handelen
- cognitieve functies ‘denken’: is het bewustzijn, functies functies functies
de aandacht, de oriëntatie, geheugen, ziektebesef-
en -inzicht, abstractievermogen, uitvoerende
functies, waarnemen en denken
- Affectieve functies ‘voelen’: is vooral de
stemming en het affect
- Conatieve functies ‘willen en handelen’: is de psychomotoriek, motivatie en
gedrag
1.2 conatieve stoornissen
⟹ zijn dus stoornissen in de motivatie en gedrag
2. verslaving – termen
- Lichamelijke of fysieke afhankelijkheid:
o Tolerantie:
Er zijn lichamelijke veranderingen door het geregelmatige
gebruik
Vaak grotere dosissen nodig voor hetzelfde effect
- Verslaving: is door het dwangmatige gebruik van een middel
o gaat samen met verschijnselen van lichamelijke afhankelijkheid
o vaak verlies van controle en dan over gebruik bv. te veel dan normaal
o ondanks besef van de schadelijke effecten blijft men verder doen
o moeite met beheersen van het gebruik en de frequentie
o mogelijke onsuccesvolle pogingen om te stoppen of minderen
- fysieke afhankelijkheid ≠ verslaving: bv. pijnstilling na een operatie
o er kunnen ontwenningsverschijnselen optreden
o controle over gebruik wordt behouden; gebruik wordt gestopt bv.
wanneer er geen zwelling/ pijn is van de operatie
- psychische afhankelijkheid: gebruik van middel om aan een psychische
behoefte te komen bv. reductie van stress of angst
- 2 soorten stoornissen door een middel:
o Stoornissen door gebruik van middel: bv. alcoholmisbruik –
syndroom van Korsakov
o Stoornissen in gebruik van middelen: sterk, aanhoudend verlangen
naar een middel dat effect heeft op verschillende levensdomeinen
- DSM-V spreekt over ‘middelenmisbruik’, ‘afhankelijkheid’ en
‘verslaving’ (=laatste stadium)
o Vaak is er een matig, milde en ernstige stoornis in
middelenmisbruik
2.1 een verslaving
⟹ we hebben een ‘normaal’ en ‘verslaafd’ gebruik
- Normaal gebruik: bv. koffie, thee, wijn, voorgeschreven
pijnstiller of kalmeringsmiddel → geeft ontspannen gevoel
- Overdadig en/of illegaal gebruik:
1
, o Chemische vormen: alcohol, cannabis en benzodiazepines
o Niet-chemische vormen: gamen en gokken
2.2 verslaving – drugwiel
⟹ vroeger 3 groepen: stimulerend, verdovend,
hallucinogeen
- Er is een enorme toename aan nieuwe
psychoactieve stoffen (NPA)
- Nood aan een nieuw model!
2.3 verslavingsdriehoek
⟹ niemand heeft ooit de intentie om verslaafd te geraken,
eigenlijk is er een continuüm van problemen en stepped-
care model
- Geen/milde problemen: screening gericht op
mogelijke problemen
o Preventieve acties en/of minimale interventies
mogelijk
- Grote problemen: uitgebreide inventarisatie nodig
gericht op verschillende domeinen
o Kortere interventies en evt. ambulante
begeleiding
- Ernstige problematiek: indicatie voor intensieve
gespecialiseerde behandeling
o Opstellen van samenhangend behandelplan
2.4 alcohol
- Is de oudste en meest verspreide drug
- Belangrijk voor de economische sector
- Sociaal aanvaard en gepromoot bv. duvel reclame
- Regelgeving i.f.v. misbruik en consumptiebeperking
- Vormen: bier, wijn en sterke dranken
- er is een stereotiep beeld van een dronkaard op straat
- bingedrinken (comazuipen) is populair bij jongeren bv. op fuiven
- ziektemodel: alcohol zien als medische aandoening/ziekte
o er is een onweerstaanbare hunkeringen naar meer
o chronische, permanente aandoening
o herstellen kan maar nooit genezen (er zal altijd wel een verlangen zijn)
- risicofactoren:
o mannen zijn 2x zo gevoeliger dan vrouwen
o vrouwen zijn eerder dronken dan mannen
o meestal voor het 40e levensjaar wordt men verslaafd
2