➥ Mensbeeld en uitgangspunten
Mens is in 1e plaats een biologisch wezen..
Zonder lichaam en lichaamsfuncties bestaat de mens niet, dit geldt ook voor gedrag,
gedachten, emoties, motieven,..
Gedrag vindt zijn oorsprong in fysische, chemische en biologische processen in het lichaam.
Oorzaak van gedrag is te achterhalen door inzicht te krijgen in de werking van het
lichaam. Dit gedrag valt dan ook te veranderen en beïnvloeden d.m.v. in te grijpen op deze
biologische aspecten.
Structuur en functioneren van de hersenen speelt een grote rol.
Grotendeels autonome werking in de hersenen!
Gedrag wordt vooral gestuurd vanuit de hersenen die de informatieverwerking verzorgen.
Daarop heeft de mens geen invloed: het overgrote deel van de informatieverwerking en
dus gedrag verloopt onbewust, buiten onze wil om.
‘Geen baas in eigen brein.’
Vb. Cliënten kunnen getriggerd worden en over de rooie gaan – dit is iets wat zij niet
onder controle hebben, het overkomt hen. Het gedrag wat de cliënt dan stelt is biologisch
gezien het meest geschikt om met de situatie om te gaan.
De mens is vanaf het begin van zijn bestaan GEEN tabula rasa, een onbeschreven blad.
Van bij de conceptie heeft elke mens enerzijds algemeen menselijke, anderzijds een uniek
individuele combinatie aan erfelijk materiaal gekregen. De mens is gepredisponeerd
waarbij we bij het verklaren en begrijpen van gedrag rekening dienen te houden met de
erfelijke bagage.
➥ Aandachtspunten..
Bepaalde gedragskenmerken hebben een evolutionaire basis MAAR komen niet bij iedereen voor
Over disposities (: aanleg, fysieke of geestelijke factoren)..
Kenmerken zijn in de kiem aanwezig maar ontwikkelen enkel door interacties met de
omgeving. Een biologische kwetsbaarheid voor depressies wil niet zeggen dat je per sé
depressief zal worden.
Correlatie ≠ causaliteit
Het gaat over een correlatie (: vb. roken KAN longkanker veroorzaken), niet over
causaliteit (: vb. iedereen die rookt heeft automatisch longkanker).
De valkuil van deze tijd is dat de aandacht voor de evolutionaire programmatie (: genen, hersenen)
het belang van de context uit het oog verliest. Het is belangrijk ten allen tijde na te gaan of iets
genetisch bepaald is OF het voorkomt uit defecten wegens omgevingsfactoren.
➥ De speelruimte van een orthopedagogisch begeleider binnen de biologische basis van het gedrag..
Redenering
Context bepaalt mee verschijningsvorm disposities
↓
Begeleider is onderdeel van context cliënt
↓
Speelruimte: context/relaties creëren die bijdragen aan kwaliteit van leven
↓
Invloed op wat ‘verworven’ is, wat niet genetisch is bepaald
, Dubbel spoor
SPEELRUIMTE OPB
DUBBEL PERSOONSGERIC CONTEXTGERIC
SPOOR HT HT
FOCUS OP BEGELEIDINGSRE LEEFKLIMAAT
LATIE
ACITES MINDSET OPB IFV BETROUWBAAR
ZELFREGULATIE HEID
CLIENT VOORSPELBAAR
➥ Genetica HEID – de impact
TRANSPARANTI
van genen en
E
erfelijkheid op gedrag
NEUROCE CREEREN VAN VEILIGHEID (COMFORT –
⇢ PTIE STRETCH – PANIEK) Aangeboren
vs. niet-aangeboren
Aangeboren is geërfd én verworven
Niet-aangeboren is verworven
⇢ Geërfd vs. genetisch
Geërfd is genetische info die over gaat van de ene generatie op de andere
Genetisch is wat in het DNA aanwezig is (≠ van ene op andere generatie)
⇢ De zygote, huis van geërfd genetisch materiaal
Een zygote is een bevruchte cel (: eicel + zaadcel) waarbij in de kern van de zygote geërfd genetisch
materiaal zit van vader én moeder.
⇢ Opbouw geërfd genetisch materiaal
BOUWSTENEN DNA → GENEN → CHROMOSONEN → GENOOM → EPIGENOOM
Bouwstenen DNA
4 bouwstenen
Vormen een dubbele spiraal
Te vergelijken met letters
Genen
Een – betekenisvolle – groep van DNA-bouwstenen
Vormen samen een code
Hebben instructies die biologische processen in gang zet (: wat moet cel doen, wat is haar
functie, waar wordt ze ingezet,..)
Te vergelijken met een zin, groep letters
Chromosomen
Grote informatiedragers
Groep van honderden genen, miljoenen basenparen met genetische informatie
Inhoud specifiek
Mens is genetisch uniek
Aantal gelijk
46 (: 2 x (22+1))
Met soorten
Autosomaal (44) & gonosomaal ( geslachtschromosomen, 2)