Samenvatting Organisatie Ontwikkeling (OO)

OWO aantekeningen
Leerdoelen

 Begrijpt de invloed van de organisatie context en van stakeholders op de ontwikkelingen van
de organisatie
 Kan diverse organisatie (besturings)modellen toepassen
 Kan methoden voor het identificeren en beoordelen van risico’s en kansen toepassen, o.a. op
het gebied van processamenhang en prestaties (effectiviteit en efficiency),
klanttevredenheid, prestaties van externe aanbieders
 Heeft inzicht in de veranderprocessen in organisaties
 Kan een PDCA cyclus invoeren op strategisch, tactisch en operationeel niveau
 Kan een organisatie ontwikkelen en richting geven, o.a. via visiebepaling en het opzetten van
een stappenplan voor het implementeren van veranderingen o.b.v. deze visie voor de
organisatie
 Gebruikt een interdisciplinaire aanpak
 Weet binnen de organisatie draagvlak te creëren

College 1
 schriftelijk

 Contextfase = Wat is er aan de hand? Inzicht in de
belangrijkste problematiek rondom de externe en interne
omgeving van het bedrijf. Het antwoord moet bevatten:
afstemming tussen organisatie en omgeving, sense of
urgency, waar je iets aan wilt doen, scope en belangrijkste
stakeholders
 Inhoudfase = Wat aan doen? Verdieping op de belangrijkste
problematiek en de mogelijke adviezen/ oplossingen daarbij.
Oplossingen (zoektocht naar modellen die iets zeggen over
wat er aan de hand is) en stukje hoe een bedrijf wordt bestuurd.
Verdieping, gericht op het onderwerp dat als uitkomst uit de contextfase is gekomen. Wat is
er precies aan de hand? Ook een advies geven inc. beschouwing alternatieven en afweging.
 Proces = Hoe iets aan doen? Hoe moet het advies/ de oplossing worden gerealiseerd.

Driehoeksverband met elkaar. Pijltjes staan voor afstemming.

Contingentietheorie Regels:

 There is no best way to organize  er is geen beste manier om te organiseren, elke manier
van organiseren is niet even effectief
 Any way of organizing is not equally effective  als iets in het ene bedrijf werkt, betekent
het niet dat het niet in een ander bedrijf ook werkt.

De oplossing van een organisatie is afhankelijk van de situatie en omstandigheden.

De achtergrond van de contigentie theorie zijn niet de basisregels. Uitleggen over aanpassen mbt de
omstandigheden



Theorie van de populatie ecologie  de levenscyclus

, Organisatie is een levend organisme  geboorte groei verval dood

Om te kunnen groeien moet je op je eigen benen kunnen staan. Des te ouder het bedrijf des te meer
overlevingskans. Des te groter het bedrijf des te meer kans om te overleven (verhouding omzet FTE).
Er zijn modellen die dit model weer in bepaalde fases opdelen. Een factor om het leven van een
bedrijf te verlengen is ouderdom.

Sociaal constructivisme vs determinisme  alles wat er gebeurt in de wereld, die voortkomen uit de
wisselwerking tussen mensen (sociale processen). En geeft ook vorm hoe de mensen met elkaar
functioneren. Met elkaar bepalen ze de spelregels. Als mens heb je invloed op de toekomst (en het
voortbestaan van het bedrijf). Sociale processen maken deel van de toekomst (dus iedereen moet je
serieus nemen). Bouwen op de bestaande kennis en leren. Ieder mens heeft invloed op de toekomst

De mens heeft invloed op zijn toekomst (voluntarisme).

Determinisme  De wereld wordt (deels) geconstrueerd door sociale processen die afhangen van
de mij waarin we leven. Determinisme denkt dat alles al is bepaald en je geen invloed kan
uitoefenen. Alles in het leven is al bepaald



College 2
Antwoord kunnen geven op de vraag wat organisatieontwikkeling is  het vermogen om aan te
passen.



Visie  Dromen over hoe de wereld er in de toekomst uit komt te zien (verbeelding van de
toekomst). Visie van de ideale wereld. Maar het gaat ook over welke ontwikkelingen je verwacht.
Positie van het bedrijf in de toekomstige omgeving  welke plek wil je als bedrijf in de toekomst
innemen. In een periode van 2 tot 5 jaar. Spiegel de visie af tegen hoe ambitieus,
toekomstgedrevenheid enzovoort.

Goed geformuleerde visie wordt beschreven aan de hand van de belangrijkste succesbepalende
factoren, doelen en waarden.

Missie  welke business zijn ze in en in welke niet? Welke betekenis hebben we voor de
maatschappij? Wie zijn de klanten? Welke positie hebben we t.o.v. de rest. Product marktcombinatie
+ USP (hoe onderscheidende ze zich)/ kernwaarden. Praten over hoezo ze het doen. Bepaalde
woorden uit de missie, bv. wat is
betrouwbaar, worden in de kernwaarde
uitgelegd. Primaire functie van de
organisatie.

Strategie  Route om de gestelde
doelen te bereiken. Moet aansluiten op
de omgeving én op de inrichting van de
organisatie, bijvoorbeeld op de gestelde
missie en visie. Gaat voor de lange
termijn. Zou kunnen worden beschreven
aan de hand van modellen: