Hoofdstuk 3: sensomotorische kring
• Sensomotoriek = sensoriek en motoriek.
• Sensoriek: het opdoen van prikkels buiten het lichaam met de
zintuigen (gehoor, reukzin, tast, smaakzin en gezichtsvermogen) maar
ook informatie verwerven van binnen het lichaam behoort hiertoe
(proprioceptie, evenwichtszin).
• Motoriek: het vermogen te kunnen bewegen.
Deze twee vaardigheden samen zorgen er bijvoorbeeld voor dat je een
bal kunt vangen: je ziet de bal aankomen, je steekt je armen uit en vangt
de bal.
• Sensorische input = het opvangen van prikkels door sensoren.
• Sensoren registreren veranderingen (inwendig of uitwendig). Dit zijn
gespecialiseerde cellen, verwant aan een zenuwcel, die gevoelig is voor
verandering in zijn omgeving.
De sensor wordt door de verandering geprikkeld, hij ‘vertaalt’ de
prikkels in impulsen (elektrische signalen) en stuurt ze via zenuwen naar
het centrale zenuwstelsel.
1
,3.1 sensorische input
sensorische input
Exteroreceptoren: zijn zintuigcellen die zich aan de buitenzijde
van het lichaam gaan bevinden en die geven informatie over wat er
buiten in het lichaam veranderd.
Zij vormen de functionele kern van de zintuigen. Ze liggen vrij
oppervlakkig in het lichaam op de grens tussen lichaam en
buitenwereld en vangen prikkels van buiten het lichaam op.
Interoreceptoren: zijn gespecialiseerde zenuwcellen die binnenin
het lichaam dingen gaan registeren (bijvoorbeeld aanvoelen dat je
urineblaas vol is en dat je naar het toilet moet).
Interoreceptoren vangen prikkels vanuit het lichaam zelf op.
Interoreceptoren die informatie geven over het bewegingsapparaat
liggen in de spieren, de pezen, de gewrichten en in het
evenwichtsorgaan, deze worden proprioreceptoren genoemd.
Via de proprioreceptoren blijft het centrale zenuwstelsel op de
hoogte van de bewegingen van (delen van) je lichaam.
Het evenwichtsorgaan (=vestibulair) is eveneens een voorbeeld
van een proprioceptor: het geeft informatie over de stand,
bewegingssnelheid en bewegingsrichting van het hoofd
2
, 3.2 Verwerking
• In het centrale zenuwstelsel vindt verwerking van de sensorische input
plaats. Allereerst ontvangt het centrale zenuwstelsel de informatie van
de sensoren en beoordeelt het de betekenis van de informatie,
bijvoorbeeld in verband met een mogelijke bedreiging, zoals fysieke
beschadiging van (delen van) het lichaam. Vervolgens bepaalt het
centrale zenuwstelsel of en hoe het lichaam er op moet reageren.
3.3 Motorische input
• Indien reactie op een in- of uitwendige verandering: remmende of
stimulerende impulsen
• Effectoren = doelwitorganen (spieren of klieren vb. speekselklier,
talgklier, zweetklier, schildklier, …)
• Motorische output = het aansturen door het zenuwstelsel van de
effectoren
3