Ecologie 2022-2023
Deel 1: inleiding, biotische en abiotische factoren
Inleiding
ECOLOGIE = de wetenschap die de relatie van organismen met zijn omgeving bestudeert
ECOSYSTEEM = het totaal van biotische en abiotische factoren in een deel van de biosfeer
LEVENSGEMEENSCHAP = alle organismen die in een bepaald ecosysteem/biotoop verblijven, vormen
een levensgemeenschap
BIOTOOP = dit deel van een ecosysteem waarin de levensvoorwaarden redelijk gelijkbaarig zijn
Maw: een gebied met een uniform landschapstype waarin bepaalde organismen kunnen gedijen
Voorbeeld: naaldbos, loofbos, de heide, stilstaand water,…
POPULATIE = individuen van eenzelfde soort
HABITAT = leefgebied van een individu in een ecoosysteem
Vb: in een bos zijn er verschillende habitats:
o Bladeren van bomen
o Bladstrooisellaag
o Boomschors,…
NICHE = de funcie die een individu bekleedt in een ecosysteem
Plaats of activiteit waarvoor een organisme het best is aangepast
Het is het geheel aan fysiologische en biologische variabelen die het organismen ‘zijn welzijn’
beïnvloeden
Voorbeelden:
Niche-habitat: mezen en eekhoorns hebben hetzelfde habitat maar een andere niche
o Door voedsel: eekhoorn nootjes en mezen larven
Niche-gedrag:
o Vleermuis: jaagt ’s nachts (sonar detectiesysteem)
o Vogel: jaagt overdag (visueel)
Biodiversiteit:
Is zeer groot op aarde
Omdat alle niches ingenomen worden
Hierdoor kunnen soorten ‘relatief’ dicht bij elkaar leven (= co-existentie)
Abiotische en biotische factoren
Abiotische factoren:
Zijn afhankelijk van de plaats op aarde
Variëren in tijd
Vb: temperatuur, bodem, zoutgehalte, hoeveelheid zuurstof,…
Microklimaat:
Meeste organismen leven in een microklimaat dat niet helemaal overeenkomt met het
algemene klimaatsprofiel van de grotere regio
Landschappelijke elementen bepalen dit microklimaat
, Ecologie 2022-2023
Tolerantiegebied:
Elk organisme heeft voor elke milieufactor een bepaalde tolerantie
Dit gebied is begrens door een minium en maximum
Elk organisme dat zich tond het optimum bevindt, is goed aangepast aan het gebied
Elke abiotische factor varieert in de omgeving en kan als limiterende factor fungeren. Hierdoor wordt
bepaald welk organisme in die omgeving voorkomt
Relaties tussen organismen:
Intraspecifieke: tussen organismen van dezelfde soort
Interspecifieke: tussen organismen v/e andere soort
Belangrijkste types van interacties:
Intra- en interspecifieke
o Reproductie
o Broedzorg: interspecifiek
o competitie
Intraspecifieke
o Sociaal gedrag
Interspecifieke
o Symbiose (=mutualisme en commensalisme)
o Parasitisme
- Parasitoïdisme: lijkt op parasitisme met het grote verschil dat de gastheer sterft als
gevolg van de parasitoïde
o Predatie prooi-predator interacties
- Prooi: manieren om aan predator te ontsnappen
- Predator: aanpassing om prooi te grijpen
SYMBIOSE = langdurig samenleven van individuen van verschillende soorten
Gastheer Gast
Mutualisme voordeel Voordeel
Commensalisme - voordeel
Parasitisme nadeel voordeel
Commensalisme voorbeelden:
Orchidee
Clownvis in zeeanemoon:
o Clownvis:
- Schuilplek tussen zeeanemoon
- Heeft slijmlaag tegen netelcellen
o Zeeanemoon:
- Geen voordeel, geen nadeel
Wisselwerking prooi en predator:
Camouflage
Verschuilen
Toxiciteit
Deel 1: inleiding, biotische en abiotische factoren
Inleiding
ECOLOGIE = de wetenschap die de relatie van organismen met zijn omgeving bestudeert
ECOSYSTEEM = het totaal van biotische en abiotische factoren in een deel van de biosfeer
LEVENSGEMEENSCHAP = alle organismen die in een bepaald ecosysteem/biotoop verblijven, vormen
een levensgemeenschap
BIOTOOP = dit deel van een ecosysteem waarin de levensvoorwaarden redelijk gelijkbaarig zijn
Maw: een gebied met een uniform landschapstype waarin bepaalde organismen kunnen gedijen
Voorbeeld: naaldbos, loofbos, de heide, stilstaand water,…
POPULATIE = individuen van eenzelfde soort
HABITAT = leefgebied van een individu in een ecoosysteem
Vb: in een bos zijn er verschillende habitats:
o Bladeren van bomen
o Bladstrooisellaag
o Boomschors,…
NICHE = de funcie die een individu bekleedt in een ecosysteem
Plaats of activiteit waarvoor een organisme het best is aangepast
Het is het geheel aan fysiologische en biologische variabelen die het organismen ‘zijn welzijn’
beïnvloeden
Voorbeelden:
Niche-habitat: mezen en eekhoorns hebben hetzelfde habitat maar een andere niche
o Door voedsel: eekhoorn nootjes en mezen larven
Niche-gedrag:
o Vleermuis: jaagt ’s nachts (sonar detectiesysteem)
o Vogel: jaagt overdag (visueel)
Biodiversiteit:
Is zeer groot op aarde
Omdat alle niches ingenomen worden
Hierdoor kunnen soorten ‘relatief’ dicht bij elkaar leven (= co-existentie)
Abiotische en biotische factoren
Abiotische factoren:
Zijn afhankelijk van de plaats op aarde
Variëren in tijd
Vb: temperatuur, bodem, zoutgehalte, hoeveelheid zuurstof,…
Microklimaat:
Meeste organismen leven in een microklimaat dat niet helemaal overeenkomt met het
algemene klimaatsprofiel van de grotere regio
Landschappelijke elementen bepalen dit microklimaat
, Ecologie 2022-2023
Tolerantiegebied:
Elk organisme heeft voor elke milieufactor een bepaalde tolerantie
Dit gebied is begrens door een minium en maximum
Elk organisme dat zich tond het optimum bevindt, is goed aangepast aan het gebied
Elke abiotische factor varieert in de omgeving en kan als limiterende factor fungeren. Hierdoor wordt
bepaald welk organisme in die omgeving voorkomt
Relaties tussen organismen:
Intraspecifieke: tussen organismen van dezelfde soort
Interspecifieke: tussen organismen v/e andere soort
Belangrijkste types van interacties:
Intra- en interspecifieke
o Reproductie
o Broedzorg: interspecifiek
o competitie
Intraspecifieke
o Sociaal gedrag
Interspecifieke
o Symbiose (=mutualisme en commensalisme)
o Parasitisme
- Parasitoïdisme: lijkt op parasitisme met het grote verschil dat de gastheer sterft als
gevolg van de parasitoïde
o Predatie prooi-predator interacties
- Prooi: manieren om aan predator te ontsnappen
- Predator: aanpassing om prooi te grijpen
SYMBIOSE = langdurig samenleven van individuen van verschillende soorten
Gastheer Gast
Mutualisme voordeel Voordeel
Commensalisme - voordeel
Parasitisme nadeel voordeel
Commensalisme voorbeelden:
Orchidee
Clownvis in zeeanemoon:
o Clownvis:
- Schuilplek tussen zeeanemoon
- Heeft slijmlaag tegen netelcellen
o Zeeanemoon:
- Geen voordeel, geen nadeel
Wisselwerking prooi en predator:
Camouflage
Verschuilen
Toxiciteit