Samenvatting Welbevinden in de school

WELBEVINDEN IN DE SCHOOL
HET BELEIDSVOEREND VERMOGEN VAN SCHOLEN

INLEIDING
 Je werkt als directeur een visie en beleid uit over de werkinge van een school, wat komt aan bod:
o Regels en afspraken
o Draaibeok rond verschillende thema’s
o Planmatig werken
o …
 Wat wordt er van de school verwacht?
 Ze moeten een krachtig beleid voeren rond verschillende thema’s:
 Schoolbeleid op mesoniveau:
o Organisatie van schoolgebeuren
o Vb. personeelsbeleid, evaluatiebeleid, zorgbeleid, gezondheidsbeleid, …
o topic: hoe gaan scholen om met corona? Hoe zetten scholen in op vluchtelingen uit
Oekraïne?
o  vaak is dit in samenspraak met de leerkrachten; door ervaring komen er duidelijkere
afspraken rond het beleid
o Aanpak (maatschappelijke) thema’s
o Pestbeleid, spijbelbeleid, rouwen,…

 Welke niveaus zijn er binnen een school?
 Mesoniveau = schoolniveau
 Microniveau

 Waarvoor zorgt een duidelijke visie op mesoniveau?
 Door op een mesoniveau een duidelijke visie en krachtlijnen uit te stippelen, kan het microniveau
gestructureerd handelen.  Onderwijskwaliteit verbetert en de doelen worden gerealiseerd

 Waarom is het niet evident voor een school om hun beleid vorm te geven?
 De schoolcultuur en – structuur kunnen dit proces faciliteren of tegenwerken.


DECENTRALISATIE = De macht is in handen van verschillende personen en zit niet meer gecentraliseerd  beleid
op het niveau waar het van toepassing is = bij de school zelf (meso)  beleid op een zo laag mogelijk niveau
= Het overdragen van taken en bevoegdheden aan lagere overheden.
Macht zit niet bij 1 niveau maar met meerdere. Dus niet op macro-niveau maar op meso-niveau.

 Wat kan een uitdaging zijn aan het feit dat een school zelf instaat voor het beleid:
 Er gaan grote verschillen zijn tussen scholen onderling, sommige scholen zijn hier zeer sterk in en andere
niet  verschillen in kwaliteit  opvolging van kwaliteit is zeer belangrijk
 Voordeel decentralisatie: scholen kunnnen hun eigen stempel zetten/kunnen zelf bepalen waar ze de
focus op leggen  scholen kunnen uitblinken




1

,WAAROM WORDT VAN SCHOLEN EEN BELEIDSVOEREND VERMOGEN VERWACHT?
Er zijn enerzijds decretaal verankerde schoolexterne verwachtingen (= op macro niveau vastgelegd) en anderzijds
niet-decretaal verankerde schoolexterne verwachtingen

Decretaal verankerde schoolexterne verwachtingen Niet-decretaal verankerde schoolexterne
verwachtingen

Decreet betreffende de kwaliteit van het onderwijs
(2009)

Beleidsnota Onderwijs (2014-2019) als basis voor Maatschappelijke uitdagingen
Beleidsnota Onderwijs (2019-2024)

Referentiekader Onderwijskwaliteit

Decreet = een Vlaamse wet

DECRETAAL VERANKERDE SCHOOLEXTERNE VERWACHTINGEN

DIA’S
1/ Decreet betreffende de kwaliteit van het onderwijs (2009)
 Decentralisatie en beleidsvoerendvermogen van de scholen  wat met de kwaliteit hiervan?
  er zijn bepalingen vastgelegd in het decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs
 De school is mee verantwoordelijk voor de kwaliteit en de interne kwaliteitszorg




Essentie van de artikels:

 4.1: Elke school moet kwaliteitsvol onderwijs aanbieden en ondersteunen
 5: Elke school moet beschikken over een beleidsvoerend vermogen om een kwaliteitsvol beleid uit te
voeren
 6: De school moet het eigen beleid opvolgen en controleren




2

,2/ Beleidsnota onderwijs (2014-2019)




 Belangrijk dat het beleid zelf bij de school ligt, maar dat er referentiekaders zijn zodat de scholen zelf hun
beleid kunnen opvolgen
 Kader met criteria is ontwikkeld zodat scholen kunnen checken of hun beleid kwaliteitsvol genoeg is

3/ Referentiekder voor onderijskwaliteit (OK)
 Referentiekader als basis voor de interne kwaliteitszorg

(Goed weten waar dit ROK om gaat)

 Wat is het ROK? Wat is het doel?
o Referentiekader dat de minimale gemeenschappelijke verwachtingen van kwaliteitsvol onderwijs
uitzet
o Bevat minimale kwaliteitsverwachtingen die stimuleren om een eigen beleid te ontwikkelen en
een eigen weg uit te stippelen
 Waarop is het gebasseerd?
o Wetenschappelijk onderzoek over kenmerken van effectieve klas- en schoolpraktijken, op
praktijkgerichte lectuur en op de inbreng van heel wat belanghebbenden (ouders, leerlingen, …)
o  niet door de overheid, in samenspraak met verschillende actoren
 Voor wie geldt het?
o Geldt voor alle onderwijsniveaus en vormen met uitzondering van het hoger onderwijs.
 Uit welke 3 grote delen bestaat het:
o 1/ Context en input
o 2/ Kwaliteitsverwachtingen
 Opsomming van de kwaliteitsverwachtingen op verschillende gebieden
 De school bereikt resutaten en efffecten
 De school stimuleert de ontwikkeling van alle lerenden
 De school onderzoekt en ontwikkelt op sustematische wijze haar
onderwijskwaliteit
 De school voert een beleid, rekening houdend met haar context- en
inputkenmerken
o 3/ kwaliteitsverwachtingen met kwaliteitsbeelden
  verdere concretisering van elk element




3

, 4