Instrumenten:
1 Houtblazers
(Dwarsfluit was vroeger van hout. Het mondstuk van de saxofoon is van hout)
2 Koperblazers
3 Slagwerk
4 Strijkers
De rest wordt allemaal bij naam genoemd. De indeling is practisch (niet wetenschappelijk)
Partituur: wijze van noteren voor orkest/koor (alle orkest/koorstemmen) visueel onder elkaar gezet,
synchroom in tijd.
Stemmen: melodische lijnen in een stuk. (partijen)
Je zet meerdere partijen op 1 balk (niet meer dan drie)
Klaviernotatie: bovenste balk rechts, onderste links.
Orgelnotatie: drie balken, derde voor de pedalen. De derde balk valt niet onder de accolade.
Uitvoerende: speelt uit partijen.
Partituur is voor: dirigent, musicus en componist.
Zakpartituur is klein. Directiepartituur is groot (van afstand lezen)
Het is een partituur als je het in verschillende partijen kunt verdelen (niet bij duo of solo).
Stichnoten: hulpnoten, kleiner gedrukt en de stokligging is verkeerd.
De hoogstklinkende instrumenten staan boven in een partituur. Kan doorbroken worden als
instrumenten muzikaal gezien ergens anders beter passen (bijvoorbeeld hoorns boven trompetten).
Systhematik der Musikinstrumente: ein Versuch. Deze verdeling is wetenschappelijk.
Gebruikte termen:
1 Idiofomen (zelfklinkend)
2 Membranofomen (Vel/-vliesinstrumenten)
3 Chordofomen (snaarinstrumenten)
4 Aerofomen (blaasinstrumenten)
(5) (Elektrofonen)
Daarna verder onderverdeeld door hoe het in trilling wordt gebracht.
(idiofomen: (geslagen, getokkeld, gevreven en geblazen))
1
,Indeling instrumenten
Blazers Houtblazers
Koperblazers
Slagwerk
Diversen Harp
Piano/orgel
Solisten
koor
Strijkers 1e violen
2e violen
altviolen
celli
contrabassen
2
, Houtblazers Aerofonen
De lucht in de buis wordt in trilling gebracht. Twee verschillende technieken:
1. Werveltonen/wigtonen: lucht wordt uit de buis tegen een rand aangeblazen.
2. Riettonen: lucht in de buis komt in trilling doordat de buis geopend en gesloten wordt
door te blazen op riet.
Toonhoogte wordt bepaald door de lengte van de luchtkolom (grootte buis). Kan beïnvloed
worden door gaten.
Fluiten Piccolo (zonder riet)
Fluit
Altfluit
Hobo’s Hobo (dubbelriet)
Althobo
Klarinetten Klarinet (enkel riet)
Bassethoorn (geen altklarinet)
Basklarinet
Saxofoons (Sopraan, alt, tenor, bariton) (enkelriet)
Fagotten Fagot (dubbelriet)
Contrafagot
Chromatische tussentonen:
- Half afdekken
- Vorkgrepenp
- Gesloten kleppen (extra gaten)
Geheel van kleppen: applicatuur
Ø overblazen: gebeurt door middel van embouchure (wijze van aanblazen), al dan niet met
ondersteuning van hulpgat
Eerste keer overblazen: “gegrepen toon” octaaf hoger (2 = 1e boventoon) Tweede keer overblazen:
“gegrepen toon” duodecime hoger (3 = 2e boventoon) Derde keer overblazen: “gegrepen toon” 2
octaven hoger (4 = 3e boventoon)
Veel instrumenten hebben tegenwoordig octaafklep / octaafgat om overblazen makkelijk te maken.
3
1 Houtblazers
(Dwarsfluit was vroeger van hout. Het mondstuk van de saxofoon is van hout)
2 Koperblazers
3 Slagwerk
4 Strijkers
De rest wordt allemaal bij naam genoemd. De indeling is practisch (niet wetenschappelijk)
Partituur: wijze van noteren voor orkest/koor (alle orkest/koorstemmen) visueel onder elkaar gezet,
synchroom in tijd.
Stemmen: melodische lijnen in een stuk. (partijen)
Je zet meerdere partijen op 1 balk (niet meer dan drie)
Klaviernotatie: bovenste balk rechts, onderste links.
Orgelnotatie: drie balken, derde voor de pedalen. De derde balk valt niet onder de accolade.
Uitvoerende: speelt uit partijen.
Partituur is voor: dirigent, musicus en componist.
Zakpartituur is klein. Directiepartituur is groot (van afstand lezen)
Het is een partituur als je het in verschillende partijen kunt verdelen (niet bij duo of solo).
Stichnoten: hulpnoten, kleiner gedrukt en de stokligging is verkeerd.
De hoogstklinkende instrumenten staan boven in een partituur. Kan doorbroken worden als
instrumenten muzikaal gezien ergens anders beter passen (bijvoorbeeld hoorns boven trompetten).
Systhematik der Musikinstrumente: ein Versuch. Deze verdeling is wetenschappelijk.
Gebruikte termen:
1 Idiofomen (zelfklinkend)
2 Membranofomen (Vel/-vliesinstrumenten)
3 Chordofomen (snaarinstrumenten)
4 Aerofomen (blaasinstrumenten)
(5) (Elektrofonen)
Daarna verder onderverdeeld door hoe het in trilling wordt gebracht.
(idiofomen: (geslagen, getokkeld, gevreven en geblazen))
1
,Indeling instrumenten
Blazers Houtblazers
Koperblazers
Slagwerk
Diversen Harp
Piano/orgel
Solisten
koor
Strijkers 1e violen
2e violen
altviolen
celli
contrabassen
2
, Houtblazers Aerofonen
De lucht in de buis wordt in trilling gebracht. Twee verschillende technieken:
1. Werveltonen/wigtonen: lucht wordt uit de buis tegen een rand aangeblazen.
2. Riettonen: lucht in de buis komt in trilling doordat de buis geopend en gesloten wordt
door te blazen op riet.
Toonhoogte wordt bepaald door de lengte van de luchtkolom (grootte buis). Kan beïnvloed
worden door gaten.
Fluiten Piccolo (zonder riet)
Fluit
Altfluit
Hobo’s Hobo (dubbelriet)
Althobo
Klarinetten Klarinet (enkel riet)
Bassethoorn (geen altklarinet)
Basklarinet
Saxofoons (Sopraan, alt, tenor, bariton) (enkelriet)
Fagotten Fagot (dubbelriet)
Contrafagot
Chromatische tussentonen:
- Half afdekken
- Vorkgrepenp
- Gesloten kleppen (extra gaten)
Geheel van kleppen: applicatuur
Ø overblazen: gebeurt door middel van embouchure (wijze van aanblazen), al dan niet met
ondersteuning van hulpgat
Eerste keer overblazen: “gegrepen toon” octaaf hoger (2 = 1e boventoon) Tweede keer overblazen:
“gegrepen toon” duodecime hoger (3 = 2e boventoon) Derde keer overblazen: “gegrepen toon” 2
octaven hoger (4 = 3e boventoon)
Veel instrumenten hebben tegenwoordig octaafklep / octaafgat om overblazen makkelijk te maken.
3