NEOPLASIE
Hoofdstuk 1: Basisbegrippen en nomenclatuur
1.1 Inleiding
1e belangrijkste doodsoorzaak: cardiovasculaire pathologieën
2e belangrijkste doodsoorzaak: kanker
1.2 Definities en algemene begrippen
Neoplasie = ‘nieuwe groei’ = tumor goedaardig of kwaadaardig
Tumor:
Ontstaat door mutaties
o Groeivoordeel voor tumor
o Van moedercel doorgeven op dochtercellen
Clonaal
o Mutaties wordt doorgegeven op verschillende generaties
Autonome groei
o Geen rekening houden met andere cellen en weefsels anarchistisch
2 basiscomponenten:
o Clonale neoplastische cellen (= parenchym van tumor = werkzame deel van weefsel van een orgaan)
o Reactief tumorstroma (zie dia 12-13)
Bindweefsel met fibroblasten
Bloedvaten
Immuunsysteemcellen: lymfocyten, macrofagen, neurofiele granulocyten
OPMERKING: HET MAKEN EN KLEUREN VAN WEEFSELCOUPES
1. Biopsie paraffineblokje
a. Weefsel naar labo in formaldehyde
b. Weefsel in plastiek cassetje gesloten door metalen cassetje
Indien resectiestuk te groot is verkleinen zie dia 17-20
2. Paraffineblokje ongekleurde coupe
a. Paraffine ≈ kaarsvet
b. Paraffineblokje zeer lang houdbaar (bv 20 jaar)
3. Ongekleurde coupe gekleurde coupe
a. Draagglaasje eerst ongekleurd
b. Kleuren met:
- Hematoxyline
- Blauw
- Base bindt zuren
- Bindt DNA kernen blauw
- Eosine
- Rood
4. Gekleurde coupe microscopisch onderzoek
, Nomenclatuur
- Gebaseerd op clonale component (tumorenparenchym)
- Stromacomponent groei en verspreiding van tumoren
o Mineure component
o Zeer belangrijke component
- Desmoplastische stromareactie = tumorcellen induceren een grote hoeveelheid stroma dat lijkt op celarm
bindweefsel dat rijk is aan collageenvezels
Basisindeling van tumoren
• Benigne tumor:
o Niet agressief: geen invasie of destructie
o Blijkt lokaal
o Therapie: chirurgie
• Maligne tumor
o Agressief: lokale invasie en destructie
o Metastasen
Kanker = maligne tumoren
Goedaardig kunnen wel morbiditeit veroorzaken: bv. tumor in hersenen moeilijk te verwijderen
Kwaadaardig
1.3 Naamgeving van tumoren
2 basisprincipes:
- 1e criterium: benigne – maligne
- 2e criterium: histogenetisch criterium (weefsel van waaruit tumor ontstaat)
Epitheel vs steunweefsels (= mesenchymale weefsels)
- Lijnt huid en alle slijmvliezen af
- Epiderm: huidepitheel
- Klierstructuren: borst, prostaat, pancreas, speekselklieren
- Nieren en lever
- Bescherming tegen micro-organismen
- 1 of meer lagen verbinding door celjuncties rusten op basale membraan
o Meerlagig squameus epitheel (plaveisel)
Epiderm verhoornd
Slijmvlies mond, keel, slokdarm, …
o Eenlagig/klierepitheel
Maag, dunne darm, dikke darm, rectum (= terminale deel dikke darm)
Klierepitheel
, Goedaardig Kwaadaardig
Epitheel Stam + OMA Stam + CARCIN + OMA
Eenlagig/klierepitheel: adenOMA Klierstructuren: adenoCARCINOMA
Squameus epitheel: papillOMA Squameus epitheel: plaveiselcelCARCINOMA
= squameus carcinoma
Overgangsepitheel papillOMA Overgangsepitheel: urotheelcelCARCINOMA
= transitioneel celcarcinoma
Steunweefsels Stam + OMA Stam + SARC + OMA
(bindweefsel, Vet: lipOMA lipoSARCOMA
vet, spier, kraakbeen, Kraakbeen: chrondrOMA chondroSARCOMA
bot, …) Bot: osteOMA osteoSARCOMA
Bloedvat: angiOMA angioSARCOMA
Bindweefsel: fibrOMA fibroSARCOMA
Lymfevat: lymfangiOMA angioSARCOMA
Glad spierweefsel: leiomyOMA* leiomyoSARCOMA*
Gestreept spierweefsel: rhabdomyOMA rhabdomyomaSARCOMA
* leiomyomen: vaak in baarmoeder, zeer frequent
* leiomyosarcoma: minder frequent
OPMERKING I.V.M. NAAMGEVING VAN TUMOREN
• Carcinomen = veel frequenter dan sarcomen
epitheel wordt continu vernieuwd door veel celdeling (kans op mutaties!)
• Mesenchymale cellen (= wekedelentumoren) = tumoren die ontstaan uit steunweefsels
• Soms is niet geweten uit welk celtype een tumor is ontstaan
• Soms eigennaam:
o Burkitt-lymfoma: maligne lymfoom, oftewel een kanker van het lymfevatenstelsel
o Ewing-sarcoma: kwaadaardige (maligne) tumor in het bot die vaak voorkomt bij jongere P
• In sommige weefsels is variatie van tumoren mogelijk
1.4 Vereenvoudigde indeling van maligne tumoren in het algemeen
• Carcinoma
• Sarcoma
• Melanoma = tumor die uitgaat van melanocyten = steeds maligne!
• Mesothelioma = tumor die uitgaat van longvlies (mesotheel) = steeds maligne!
• Hematologische maligniteiten (= bloedkanker):
o Leukemie: ontstaat uit witte bloedcellen (of precursorcellen) = steeds maligne!
o Lymfoma: ontstaat uit lymfocyten en vormt steeds een vaste tumor = steeds maligne!
o Plasmocytoma: ontstaat uit plasmocyten = steeds maligne!
1.4.1 Frequente adenocarcinomen
• Prostaatadenocarcinoma
• Colonadenocarcinoma
• Longadenocarcinoma
• Borstadenocarcinoma
, 1.4.2 Plaveiselcelcarcinoma
= squameus carcinoma
• Huid
• Mond
• Farynx (keel)
• Larynx (strottenhoofd)
• Slokdarm
• Long (via proces van metaplasie) bij roken: eenlagig epitheel omzetten naar stevig paveiselepitheel (hoesten)
• Anus
• Cervix (baarmoederhals)
1.4.3 Vereenvoudigde indeling van leukemieën
Bestaan uit precursorcellen van witte bloedcellen snel delende cellen: lymfoblast lymfocyt
• Acuut:
o Acute lymfoblastenleukemie (ALL): lymfoblasten (precursorcellen van lymfocyten)
o Acute myeloïde leukemie (AML): myeloblasten* (ongedifferentieerde myeloïde precursorcellen)
bestaan uit ongedifferentieerde precursorcellen
zeer snel overlijden indien geen snelle behandeling
• Chronisch:
o Chronische lymfocytenleukemie (CLL): mature (= kleine) lymfocyten
o Chronische myeloïde leukemie (CML): neutrofiele granulocyten
bestaan uit gedifferentieerde cellen
*: myeloïde cellen zijn o.a. neutrofiele granulocyten, eosinofiele granulocyten, basofiele granulocyten, monocyten en hun voorlopers
1.4.4 Vereenvoudigde indeling van lymfomen
Vaste tumoren die bestaan uit lymfocyten zie dia 38
• Hodgkin-lymfomen
o Aanwezigheid van Reed-Sternbergcel
o = grootste kankercel
• Non-Hodgkin-lymfomen
o Zeer veel types
o B-cel-lymfomen
Bv. folliculair lymfoma
Bv. Burkitt-lymfoma
o T-cel-lymfomen