Maw tweede hoofdstuk 12 en hoofdstuk 13
Je kent in ieder geval de volgende (hoofd of kern) concepten en kan ze gebruiken:
Verandering = het hoofdconcept verandering verwijst naar richting en tempo van ontwikkelingen in
de samenleving en de mogelijkheden deze te beïnvloeden.
Macht= het vermogen om hulpbronnen in te zetten om bepaalde doelstellingen te bereiken en de
handelingsmogelijkheden van anderen te beperken of te vergroten.
Individualisering= het proces waarbij individuen in toenemende mate hun zelfstandigheid op
verschillende gebieden kunnen vergroten.
Identiteit= het beeld dat iemand van zich zelf heeft, dat hij uitdraagt en anderen voorhoudt en dat hij
als kenmerkend en blijvend beschouwt voor zijn eigen persoon en dat is afgeleid van zijn perceptie
over de groepen waar hij wel of juist niet deel van uitmaakt.
Sociale cohesie= het aantal en de kwaliteit van de bindingen die mensen in een ruimer sociaal kader
met elkaar hebben, het gevoel een groep te zijn, lid te zijn van een gemeenschap, de mate van
verantwoordelijkheid voor elkaars welzijn, en de mate waarin anderen daar ook een beroep op
kunnen doen.
Globalisering= het proces van uitbreiding en intensivering van contacten en afhankelijkheden over
zeer grote afstanden en over landsgrenzen heen.
Conflict= een situatie waarin individuen, groepen en/of staten elkaar tegenwerken om de eigen
doelen te bereiken.
Sociale ongelijkheid= een situatie waarin verschillen tussen mensen in al dan niet aangeboren
kenmerken, consequenties hebben voor hun maatschappelijke positie en leiden tot een ongelijke
verdeling van waardering en behandeling.
Samenwerking= het proces waarin individuen, groepen en/of staten relaties vormen om hun
handelen op elkaar af te stemmen voor een gemeenschappelijk doel.
Rationalisering= het proces van ordenen en systematiseren van de werkelijkheid met de bedoeling
haar voorspelbaar en beheersbaar te maken en van het doelgericht inzetten van middelen om zo
efficiënt en effectief mogelijke resultaten te bereiken.
En daarnaast kan je werken met:
Sociale mobiliteit
representativiteit
open en gesloten samenleving
positie toewijzing en positie verwerving
het begrip overheidsinstrumenten en 5 verschillende beleidsinstrumenten
De politieke stromingen liberalisme, sociaal democratie, populisme en confessionalisme
De dimensies links -rechts en progressief -conservatief
, De dimensies collectivistisch en individualistisch
Beleidsinstrumenten van de overheid
De begrippen verzuiling en ontzuiling en secularisatie
En je kunt:
Onderscheid maken tussen micro, meso en macroniveau en daarvan voorbeelden geven
bijvoorbeeldin een tekst
De 5 verschillende beleidsinstrumenten toepassen op een tekst
Pluralisme theorie en de machtselitetheorie toepassen
Verschillende soorten huishoudens onderscheiden
De verschillende politieke partijen in Nederland onderbouwd een plek geven in een van de politieke
stromingen
De visie van de politiekestromingen op samenlevingsvormen uitleggen
Het proces van individualisering toepassen op samenlevingsvormen
Een kostwinnersgezin en een onderhandelingsgezin onderscheiden
12.3 ontwikkelingen samenlevingsvormen
Het proces van individualisering leidde er toe dat het belang van het individuele kind in de
opvoeding steeds belangrijker werd. Ook moesten de kinderen steeds zelfstandiger worden.
Individualisering= het proces waarbij individuen in toenemende mate hun zelfstandigheid op
verschillende gebieden kunnen vergroten.
3 verschillende periodes:
1. Tot de zestiger jaren
2. Zestiger jaren tot en met tachtiger jaren
3. Na de tachtiger jaren
Tot de zestiger jaren
- Gezin belangrijk (basis van de samenleving)’
- Gezin was een kostwinnersgezin, traditioneel gezin
Traditioneel gezin wordt gezien als sociale institutie, omdat binnen zo’n gezin iedereen wist
wat er van hen verwacht werd.
- Moeder zorgde voor kinderen en het huishouden, kinderen hielpen hun moeder.
Je kent in ieder geval de volgende (hoofd of kern) concepten en kan ze gebruiken:
Verandering = het hoofdconcept verandering verwijst naar richting en tempo van ontwikkelingen in
de samenleving en de mogelijkheden deze te beïnvloeden.
Macht= het vermogen om hulpbronnen in te zetten om bepaalde doelstellingen te bereiken en de
handelingsmogelijkheden van anderen te beperken of te vergroten.
Individualisering= het proces waarbij individuen in toenemende mate hun zelfstandigheid op
verschillende gebieden kunnen vergroten.
Identiteit= het beeld dat iemand van zich zelf heeft, dat hij uitdraagt en anderen voorhoudt en dat hij
als kenmerkend en blijvend beschouwt voor zijn eigen persoon en dat is afgeleid van zijn perceptie
over de groepen waar hij wel of juist niet deel van uitmaakt.
Sociale cohesie= het aantal en de kwaliteit van de bindingen die mensen in een ruimer sociaal kader
met elkaar hebben, het gevoel een groep te zijn, lid te zijn van een gemeenschap, de mate van
verantwoordelijkheid voor elkaars welzijn, en de mate waarin anderen daar ook een beroep op
kunnen doen.
Globalisering= het proces van uitbreiding en intensivering van contacten en afhankelijkheden over
zeer grote afstanden en over landsgrenzen heen.
Conflict= een situatie waarin individuen, groepen en/of staten elkaar tegenwerken om de eigen
doelen te bereiken.
Sociale ongelijkheid= een situatie waarin verschillen tussen mensen in al dan niet aangeboren
kenmerken, consequenties hebben voor hun maatschappelijke positie en leiden tot een ongelijke
verdeling van waardering en behandeling.
Samenwerking= het proces waarin individuen, groepen en/of staten relaties vormen om hun
handelen op elkaar af te stemmen voor een gemeenschappelijk doel.
Rationalisering= het proces van ordenen en systematiseren van de werkelijkheid met de bedoeling
haar voorspelbaar en beheersbaar te maken en van het doelgericht inzetten van middelen om zo
efficiënt en effectief mogelijke resultaten te bereiken.
En daarnaast kan je werken met:
Sociale mobiliteit
representativiteit
open en gesloten samenleving
positie toewijzing en positie verwerving
het begrip overheidsinstrumenten en 5 verschillende beleidsinstrumenten
De politieke stromingen liberalisme, sociaal democratie, populisme en confessionalisme
De dimensies links -rechts en progressief -conservatief
, De dimensies collectivistisch en individualistisch
Beleidsinstrumenten van de overheid
De begrippen verzuiling en ontzuiling en secularisatie
En je kunt:
Onderscheid maken tussen micro, meso en macroniveau en daarvan voorbeelden geven
bijvoorbeeldin een tekst
De 5 verschillende beleidsinstrumenten toepassen op een tekst
Pluralisme theorie en de machtselitetheorie toepassen
Verschillende soorten huishoudens onderscheiden
De verschillende politieke partijen in Nederland onderbouwd een plek geven in een van de politieke
stromingen
De visie van de politiekestromingen op samenlevingsvormen uitleggen
Het proces van individualisering toepassen op samenlevingsvormen
Een kostwinnersgezin en een onderhandelingsgezin onderscheiden
12.3 ontwikkelingen samenlevingsvormen
Het proces van individualisering leidde er toe dat het belang van het individuele kind in de
opvoeding steeds belangrijker werd. Ook moesten de kinderen steeds zelfstandiger worden.
Individualisering= het proces waarbij individuen in toenemende mate hun zelfstandigheid op
verschillende gebieden kunnen vergroten.
3 verschillende periodes:
1. Tot de zestiger jaren
2. Zestiger jaren tot en met tachtiger jaren
3. Na de tachtiger jaren
Tot de zestiger jaren
- Gezin belangrijk (basis van de samenleving)’
- Gezin was een kostwinnersgezin, traditioneel gezin
Traditioneel gezin wordt gezien als sociale institutie, omdat binnen zo’n gezin iedereen wist
wat er van hen verwacht werd.
- Moeder zorgde voor kinderen en het huishouden, kinderen hielpen hun moeder.