LEERPSYCHOLOGIE
2.1 Aangeboren en aangeleerd gedrag:
Leren is als het organisme een nieuw gedrag vertoont na een leerproces. Dit kan aangeboren of
aangeleerd zijn.
Gedrag kan beïnvloed worden door: ziekte, innemen van medicatie,…
Wie heeft aandeel in het leren: biologisch mechanisme van het individu en de brede omgeving.
Aangeboren gedragingen: fysiologische rijpingsprocessen een rol en maken de ontwikkeling van
bepaald gedrag mogelijk.
Aangeleerde gedragingen: het gevolg van een bepaalde ervaring in het leven.
Beide gedragingen spelen op elkaar in (afhankelijk van elkaar).
Kritieke periode: periode waarin het fysiologisch systeem extreem gevoelig is voor het aanleren van
een bepaald gedragsmechanisme. Omgeving kan hierop inspelen door gepaste omgang te bieden
zodat het gedrag tot stand kan komen.
Gevoelige periode: periode waarin het fysiologisch systeem gevoelig is voor het ontwikkelen van een
bepaald gedragsaspect. Het organisme is in deze periode zo ontvankelijk als mogelijk voor het
ontwikkelingsaspect in kwestie.
Waarom kritieke periode?
Na deze periode staat het fysiologisch systeem niet open voor de betreffende ontwikkeling.
Waarom gevoelige periode?
Dit is de meest optimale periode om een bepaald gedrag aan te leren.
Nature-nuture debat (aanleg-opvoedingsdebat)
= de discussie omtrent de oorsprong van de eigenschappen van het individu.
Er bestaan meerdere standpunten, die variëren tussen 2 extremen:
- Nature: alle eigenschappen van het individu zijn bepaald door aanleg.
Vb.: genetisch materiaal: intelligent zijn
- Nuture: alle eigenschappen van het individu zijn bepaald door opvoeding, vooral
leefomgeving.
Vb.: Om 20u gaan slapen.