SAMENVATTING MYCOLOGIE
Hoofdstuk 1
Begrippen:
• Fungi = alle eukaryote, sporenvormende organismen zonder chlorofyl, die zich geslachtelijk en/of
ongeslachtelijk kunnen vermenigvuldigen (schimmels en gisten)
• Mycologie = de studie van de fungi
• Mycologen= wetenschappers die de fungi bestuderen
• Mycotoxologie= studie van de toxines en hun effecten
• Mycose = ziekte veroorzaakt door fungi
Fungi
• Eukaryoten (alle celorganellen zijn aanwezig)
• Sporenvormend (voor vermenigvuldiging + belangrijk bij identificatie)
• Voortplanting:
o Geslachtelijk: als de omstandigheden verslechteren zal de fungus aan meiose doen. Er kunnen 4
haploïde nakomelingen worden geproduceerd (2 haploïden kunnen samensmelten)
o Ongeslachtelijk: de nakomelingen zijn door mitose identiek aan de moedercel
Voorkomen:
• Vaak land-organismen (onder de grond), zeer soms in water
• Vochtige omgeving
• Juiste temperatuur
• Waar organische nutriënten aanwezig zijn
o Fungi spelen een belangrijke rol in de nutriëntencyclus (recycleren van dood materiaal)
• Soms symbionten (samenleven)
o Mycorrhizae = symbiose tussen de wortels van planten onder de grond en schimmelnetwerk
o Lichenen (korstmossen) = symbiose tussen algen en schimmel
▪ Pioneersoort: 1e organisme voor nieuw ecosysteem
• Vaak pathogeen voor plant en dier (soms ook ziekte door toxine productie)
o Aflatoxine (door aspargillus): wordt vaak mee opgenomen in het lichaam samen met voedsel, het
toxine zal door de lever moeten worden afgebroken waardoor te veel toxine kan leiden tot
leverkanker
o Ergot alkaloids (door claviceps): wordt gebruikt als een bestanddeel van LSD, dit toxine kan naar de
hersenen gaan en zorgen voor hallucinaties maar ook de bloedvaten aantasten
Belang van fungi:
• Belangrijke rol in de afbraak van dode organismen / dood organisch materiaal
o Omzetten van organische materialen tot anorganische componenten = mineralisatie
o Belangrijke nutriënten worden terug beschikbaar gesteld voor levende organismen
• Industriele fermentaties
o Maken van brood / bier / wijn
o Steroïden / antibiotica en andere geneesmiddelen
• Research
o Soms voldoen de prokaryote moddelen niet meer waardoor men genoodzaakt is om te testen op
een eukaryoot organisme. Vaak wordt bakkersgist gebruikt (saccharomyces)
Structuur:
• Thallus = het lichaam van de fungus
• dikke celwand opgebouwd uit chitine
• alle celorganellen zijn aanwezig inclusief chromosomen
, Gist
• ééncellig
• ongeslachtelijke vermenigvuldiging dmv knopvorming
• geslachtelijke voortplanting via sporen (productie van
haploïde cellen)
Elke dochtercel kan uitgroeien tot een volwaardige gistcel
OPM: gistcellen zijn groter dan bacteriën en kleuren naar een gram +
uitzicht
Schimmel
• meercellig
• lange vertakte filamenten opgebouwd uit hyfen
• coenocytisch (geen septa): er is geen scheiding tussen de
hyfen, lijkt een groot cytoplasma
• septa = scheiding tussen de hyfen met poriën voor
communicatie en het doorgeven van moleculen
Dimorfisme = de fungi kunnen twee mogelijke vormen aannemen afhankelijk van de omstandigheden (gist /
schimmel)
• vaak door temperatuursveranderingen
• Van gistvorm (Y yeast) naar schimmelvorm (M molt) = YM shift
• Dieren: gistvorm in de gastheer en schimmel buiten (bv candida)
• Planten: schimmel in gastheer en gist buiten
Voeding en Metabolisme
• Meestal Saprofyt
o = organismen die leven van dood materiaal
o Secretie van hydrolytische enzymen
▪ Materialen extracellulair afbreken omdat ze anders niet door de dikke celwand passen. Als
ze klein genoeg zijn, worden ze door kleine poriën opgenomen
• Chemoorganoheterotrofen (= energiebron uit oxidatie en reductie van organische componenten)
• Meestal aeroob
o Aeroob: voorkomen aan buitenkant van het lichaam, voeden met keratine van de huid)
o Sommige facultatief anaeroob (fermentatie)
o Obligaat anaëroob (in de koe)
Voortplanting
Ongeslachtelijk Geslachtelijk:
• Splitsing: cel splitst in twee evengrote Versmelting van compatibele kernen gevolgd door
dochtercellen vorming van geslachtelijke sporen:
• Knopvorming: dochtercel snoert zich af van • zygosporen
moedercel en is vaak kleiner • ascosporen
• sporenvorming • basidiosporen
Hoofdstuk 1
Begrippen:
• Fungi = alle eukaryote, sporenvormende organismen zonder chlorofyl, die zich geslachtelijk en/of
ongeslachtelijk kunnen vermenigvuldigen (schimmels en gisten)
• Mycologie = de studie van de fungi
• Mycologen= wetenschappers die de fungi bestuderen
• Mycotoxologie= studie van de toxines en hun effecten
• Mycose = ziekte veroorzaakt door fungi
Fungi
• Eukaryoten (alle celorganellen zijn aanwezig)
• Sporenvormend (voor vermenigvuldiging + belangrijk bij identificatie)
• Voortplanting:
o Geslachtelijk: als de omstandigheden verslechteren zal de fungus aan meiose doen. Er kunnen 4
haploïde nakomelingen worden geproduceerd (2 haploïden kunnen samensmelten)
o Ongeslachtelijk: de nakomelingen zijn door mitose identiek aan de moedercel
Voorkomen:
• Vaak land-organismen (onder de grond), zeer soms in water
• Vochtige omgeving
• Juiste temperatuur
• Waar organische nutriënten aanwezig zijn
o Fungi spelen een belangrijke rol in de nutriëntencyclus (recycleren van dood materiaal)
• Soms symbionten (samenleven)
o Mycorrhizae = symbiose tussen de wortels van planten onder de grond en schimmelnetwerk
o Lichenen (korstmossen) = symbiose tussen algen en schimmel
▪ Pioneersoort: 1e organisme voor nieuw ecosysteem
• Vaak pathogeen voor plant en dier (soms ook ziekte door toxine productie)
o Aflatoxine (door aspargillus): wordt vaak mee opgenomen in het lichaam samen met voedsel, het
toxine zal door de lever moeten worden afgebroken waardoor te veel toxine kan leiden tot
leverkanker
o Ergot alkaloids (door claviceps): wordt gebruikt als een bestanddeel van LSD, dit toxine kan naar de
hersenen gaan en zorgen voor hallucinaties maar ook de bloedvaten aantasten
Belang van fungi:
• Belangrijke rol in de afbraak van dode organismen / dood organisch materiaal
o Omzetten van organische materialen tot anorganische componenten = mineralisatie
o Belangrijke nutriënten worden terug beschikbaar gesteld voor levende organismen
• Industriele fermentaties
o Maken van brood / bier / wijn
o Steroïden / antibiotica en andere geneesmiddelen
• Research
o Soms voldoen de prokaryote moddelen niet meer waardoor men genoodzaakt is om te testen op
een eukaryoot organisme. Vaak wordt bakkersgist gebruikt (saccharomyces)
Structuur:
• Thallus = het lichaam van de fungus
• dikke celwand opgebouwd uit chitine
• alle celorganellen zijn aanwezig inclusief chromosomen
, Gist
• ééncellig
• ongeslachtelijke vermenigvuldiging dmv knopvorming
• geslachtelijke voortplanting via sporen (productie van
haploïde cellen)
Elke dochtercel kan uitgroeien tot een volwaardige gistcel
OPM: gistcellen zijn groter dan bacteriën en kleuren naar een gram +
uitzicht
Schimmel
• meercellig
• lange vertakte filamenten opgebouwd uit hyfen
• coenocytisch (geen septa): er is geen scheiding tussen de
hyfen, lijkt een groot cytoplasma
• septa = scheiding tussen de hyfen met poriën voor
communicatie en het doorgeven van moleculen
Dimorfisme = de fungi kunnen twee mogelijke vormen aannemen afhankelijk van de omstandigheden (gist /
schimmel)
• vaak door temperatuursveranderingen
• Van gistvorm (Y yeast) naar schimmelvorm (M molt) = YM shift
• Dieren: gistvorm in de gastheer en schimmel buiten (bv candida)
• Planten: schimmel in gastheer en gist buiten
Voeding en Metabolisme
• Meestal Saprofyt
o = organismen die leven van dood materiaal
o Secretie van hydrolytische enzymen
▪ Materialen extracellulair afbreken omdat ze anders niet door de dikke celwand passen. Als
ze klein genoeg zijn, worden ze door kleine poriën opgenomen
• Chemoorganoheterotrofen (= energiebron uit oxidatie en reductie van organische componenten)
• Meestal aeroob
o Aeroob: voorkomen aan buitenkant van het lichaam, voeden met keratine van de huid)
o Sommige facultatief anaeroob (fermentatie)
o Obligaat anaëroob (in de koe)
Voortplanting
Ongeslachtelijk Geslachtelijk:
• Splitsing: cel splitst in twee evengrote Versmelting van compatibele kernen gevolgd door
dochtercellen vorming van geslachtelijke sporen:
• Knopvorming: dochtercel snoert zich af van • zygosporen
moedercel en is vaak kleiner • ascosporen
• sporenvorming • basidiosporen