In dit document staan de vragen uitgewerkt die
aan het einde van hoofdstuk 1, 2, 3, 4, 5, 7, 10, 13,
15, 18 en 20 staan. Dit ten behoeven van de 4e
kans van het integraal 3 tentamen.
Ik heb deze vragen zelf beantwoord met behulp
van het boek en het internet. De daadwerkelijke
antwoorden zijn helaas niet te vinden.
Recht voor professionals in de
zorg.
HBO-Verpleegkunde, Hogeschool
Leiden.
Schooljaar 2014/2015.
,Inhoudsopgave vragen
Hoofdstuk 1: Wat is recht?...................................................................................... 1
Hoofdstuk 2: Rechtsbronnen.................................................................................. 1
Hoofdstuk 3: Systematiek van het recht en het procesrecht..................................2
Hoofdstuk 4: Hoofdzaken strafrecht.......................................................................2
Hoofdstuk 5: Hoofdzaken burgerlijk recht I............................................................3
Hoofdstuk 7: Wettelijke regelingen voor enkele beroepen in de gezondheidszorg. 4
Hoofdstuk 10: Patiëntenrecht................................................................................. 6
Hoofdstuk 13: Privacy............................................................................................. 6
Hoofdstuk 15: Rechtspositie van de minderjarige..................................................7
Hoofdstuk 18: Organisatie- en financieringswetgeving..........................................7
Hoofdstuk 20: Sociale zekerheid............................................................................ 8
PAGINA | 1 van 9
, Hoofdstuk 1: Wat is recht?
1.1: De belangrijkste functie van recht is als volgt gedefinieerd: “Het recht
tracht het gedrag van mensen zodanig te beïnvloeden , dat conflicten
worden vermeden of opgelost kunnen worden. Het recht doet dat door
ordening: Door het stellen van stellen en handhaven van regels waar de
burger zich aan te houden heeft.”
1.2: Naast wetgeving bestaat er ook rechtersrecht. Dit is handig omdat de
wetgeving niet altijd up-to-date is. Bij het rechtersrecht kan de rechter de
wetten dus flexibel interpreteren.
1.3: Met Beschermingsmacht beschermt het recht, m.b.v. zijn macht, de
mens tegen inbreuken op zijn fysieke en psychische integriteit. Macht zorgt
ervoor dat ook de ‘zwakken’ tot optimale ontplooiingskansen en
zelfbepalingen kunnen komen. Door mensen hun rechten en plichten te
laten kennen, maak je de mens weerbaarder en mondiger.
1.4: Recht is niet waardevrij omdat er rekening wordt gehouden met normen
en waarden. Een voorbeeld is dat er vroeger mensen, die hun eigen polsen
geprobeerd hadden door te snijden,
zonder verdoving gehecht werden. Als een soort boontje komt om zijn
loontje.
Hoofdstuk 2: Rechtsbronnen.
2.1: Er zijn vier rechtsbronnen, waarvan de eerste rechtsbron vijf sub-
rechtsbronnen gebruikt:
De wet.
1. De grondwet.
2. De wet.
3. De algemene maatregel van bestuur (AMvB).
4. De provinciale verordening.
5. De gemeenteverordening.
De rechtspraak.
Het internationale verdrag.
De gewoonte.
2.2: De formele wet is onschendbaar en daarom mag een rechter deze wetten
niet aan de grondwet of andere wetten toetsen.
2.3: Met absolute competentie wordt er gekeken wie de rechtszaak mag
doen (de kantonrechter, civiele rechter, strafrechter etc.). Met relatieve
competentie wordt er gekeken waar de rechtszaak gehouden wordt. (Zo
wordt een moordenaar, die zijn moord in Amsterdam gepleegd heeft,
berecht door de rechtbank van Amsterdam).
2.4: De strafrechter zal in elke rechtbank de voorkeur hebben maar als er een
lichter vergrijp wordt gepleegd (pachtzaken, arbeidsgeschillen,
snelheidsboete etc.) dan wordt er gekozen weer eerder gekozen voor een
civiele rechter of kantonrechter.
2.5: De gewoonte kan als bron van recht dienen als de gewoonte zich al voor
de uitspraak van de rechter bevond.
PAGINA | 2 van 9
aan het einde van hoofdstuk 1, 2, 3, 4, 5, 7, 10, 13,
15, 18 en 20 staan. Dit ten behoeven van de 4e
kans van het integraal 3 tentamen.
Ik heb deze vragen zelf beantwoord met behulp
van het boek en het internet. De daadwerkelijke
antwoorden zijn helaas niet te vinden.
Recht voor professionals in de
zorg.
HBO-Verpleegkunde, Hogeschool
Leiden.
Schooljaar 2014/2015.
,Inhoudsopgave vragen
Hoofdstuk 1: Wat is recht?...................................................................................... 1
Hoofdstuk 2: Rechtsbronnen.................................................................................. 1
Hoofdstuk 3: Systematiek van het recht en het procesrecht..................................2
Hoofdstuk 4: Hoofdzaken strafrecht.......................................................................2
Hoofdstuk 5: Hoofdzaken burgerlijk recht I............................................................3
Hoofdstuk 7: Wettelijke regelingen voor enkele beroepen in de gezondheidszorg. 4
Hoofdstuk 10: Patiëntenrecht................................................................................. 6
Hoofdstuk 13: Privacy............................................................................................. 6
Hoofdstuk 15: Rechtspositie van de minderjarige..................................................7
Hoofdstuk 18: Organisatie- en financieringswetgeving..........................................7
Hoofdstuk 20: Sociale zekerheid............................................................................ 8
PAGINA | 1 van 9
, Hoofdstuk 1: Wat is recht?
1.1: De belangrijkste functie van recht is als volgt gedefinieerd: “Het recht
tracht het gedrag van mensen zodanig te beïnvloeden , dat conflicten
worden vermeden of opgelost kunnen worden. Het recht doet dat door
ordening: Door het stellen van stellen en handhaven van regels waar de
burger zich aan te houden heeft.”
1.2: Naast wetgeving bestaat er ook rechtersrecht. Dit is handig omdat de
wetgeving niet altijd up-to-date is. Bij het rechtersrecht kan de rechter de
wetten dus flexibel interpreteren.
1.3: Met Beschermingsmacht beschermt het recht, m.b.v. zijn macht, de
mens tegen inbreuken op zijn fysieke en psychische integriteit. Macht zorgt
ervoor dat ook de ‘zwakken’ tot optimale ontplooiingskansen en
zelfbepalingen kunnen komen. Door mensen hun rechten en plichten te
laten kennen, maak je de mens weerbaarder en mondiger.
1.4: Recht is niet waardevrij omdat er rekening wordt gehouden met normen
en waarden. Een voorbeeld is dat er vroeger mensen, die hun eigen polsen
geprobeerd hadden door te snijden,
zonder verdoving gehecht werden. Als een soort boontje komt om zijn
loontje.
Hoofdstuk 2: Rechtsbronnen.
2.1: Er zijn vier rechtsbronnen, waarvan de eerste rechtsbron vijf sub-
rechtsbronnen gebruikt:
De wet.
1. De grondwet.
2. De wet.
3. De algemene maatregel van bestuur (AMvB).
4. De provinciale verordening.
5. De gemeenteverordening.
De rechtspraak.
Het internationale verdrag.
De gewoonte.
2.2: De formele wet is onschendbaar en daarom mag een rechter deze wetten
niet aan de grondwet of andere wetten toetsen.
2.3: Met absolute competentie wordt er gekeken wie de rechtszaak mag
doen (de kantonrechter, civiele rechter, strafrechter etc.). Met relatieve
competentie wordt er gekeken waar de rechtszaak gehouden wordt. (Zo
wordt een moordenaar, die zijn moord in Amsterdam gepleegd heeft,
berecht door de rechtbank van Amsterdam).
2.4: De strafrechter zal in elke rechtbank de voorkeur hebben maar als er een
lichter vergrijp wordt gepleegd (pachtzaken, arbeidsgeschillen,
snelheidsboete etc.) dan wordt er gekozen weer eerder gekozen voor een
civiele rechter of kantonrechter.
2.5: De gewoonte kan als bron van recht dienen als de gewoonte zich al voor
de uitspraak van de rechter bevond.
PAGINA | 2 van 9